De veertigdagentijd neemt ons mee op reis van dood naar leven, van verlies naar herstel, van duisternis naar licht. Vandaag dagen de profeet Ezechiël, de apostel Paulus en Jezus ons uit om verder te kijken dan de wereld die voor ogen is.
Als de profeet Ezechiël ongeveer dertig jaar oud is, krijgt hij een wonderlijk visioen. God toont hem een dal vol dorre doodsbeenderen, en vraagt: “Kunnen deze beenderen weer tot leven komen?” (37:3) Wetenschappelijk gezien is dat wat lastig, want er zijn drie categorieën van materie: levend, dood of levenloos. Ons lichaam valt in categorie nummer één. Het is een levend organisme waarin alle onderdelen vernuftig samenwerken. Pas als de levensgeest eruit verdwenen is, veranderen botten in dode materie.
Maar nu stelt God aan Ezechiël die lastige vraag. Hij vraagt of het ook andersom kan; of dode materie tot leven kan komen. “U zegt het, Heer”, antwoordt Ezechiël. Vervolgens krijgt hij de opdracht om over de beenderen te profeteren en woorden van leven uit te spreken. Terwijl Ezechiël dat doet, gebeurt het ondenkbare. Botten en pezen rijgen aaneen en bekleden zich met huid. Dode materie vormt zich om tot een levend organisme.
De opstanding van Lazarus
Het thema van Ezechiëls visioen, de overwinning van het leven over de dood, komt ook terug in het verhaal over de opstanding van Lazarus. Maria en Martha, twee zussen uit Betanië, sturen een bericht naar Jezus. “Kom snel”, dringen ze aan, “want onze broer Lazarus is erg ziek.” Maar Jezus lijkt geen haast te hebben. “Deze ziekte leidt niet tot de dood”, stelt Hij de zussen gerust, “maar wel tot de eer van God.” Vervolgens blijft Hij nog twee dagen weg. Pas als zijn vriend al vier dagen in het graf ligt, komt Jezus een keertje opdagen.
We kunnen ons voorstellen dat niet iedereen staat te juichen. “Waarom ben je niet eerder gekomen, dan zou onze broer nu niet gestorven zijn”, vragen Martha en Maria. Weer anderen merken op: “Als Hij de ogen van blinden heeft geopend, waarom kon Hij dan Lazarus niet genezen?”
De NBV21 meldt tot tweemaal toe dat Jezus geërgerd is. Irriteert het hem mensen vraagtekens bij zijn optreden beginnen te plaatsen? In de Griekse grondtekst vinden we het woord etaraxen. Dat betekent zoveel als: “He troubled Himself.” Jezus is dus innerlijk beroerd. Het verlies van zijn vriend laat hem niet onbetuigd, de tekst vermeldt dat hij tot tranen bewogen werd. Het verhaal blijft wat ambigu; het laat vragen open. Als Jezus van tevoren wist dat dit moest gebeuren en daarom later kwam, waarom huilt hij nu dan? Maar misschien tekent juist die ambiguïteit onze omgang met de dood. Hoop en rouw, ze gaan dikwijls hand in hand. Dan staat Jezus op en vraagt: “Waar hebben jullie hem neergelegd?” “Daar”, wijzen zijn volgelingen. In een spelonk even verderop is een steen gerold. “Haal die steen maar weg”, zegt Jezus.
Martha waarschuwt nog dat het niet echt prettig ruikt als je een graf opent waar iemand al vier dagen in ligt. Maar Jezus zegt: “Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?” Dan roept Hij: “Lazarus, kom naar buiten!” En wie stapt daar vervolgens naar buiten? Lazarus, nog in doeken gewikkeld. Alsof hij alleen maar diep heeft liggen slapen. Net als in Ezechiël verhaalt ook deze tekst over een dood die niet het einde is, maar een nieuw begin.
Dode bomen
Als twintiger werkte ik bij Vluchtelingenwerk Utrecht. Een van onze cliënten was meneer Mohamed uit Somalië. Hoewel we ons uiterste best deden om hem bij zijn integratie te begeleiden, kwam hij zelden opdagen. Toen hij opnieuw een afspraak had gemist, besloot ik hem te bellen. Meneer Mohamed reageerde als door een wesp gestoken. “Wat is dat toch met jullie? Willen jullie mij dood hebben of zo? Weet je wel hoe koud het is?” Zijn verwarming stond op 26 graden en nog altijd zat hij te vernikkelen onder een dekentje, klaagde hij. “Wat is dit voor belachelijk land? De zon schijnt nooit, de zee is grijs en alle bomen zijn dood!”
Voor meneer Mohamed was de Hollandse winter een dal vol dode bomen, niet de moeite waard om je bed voor uit te komen. Maar de pijn zat dieper dan een grijze zee of dode bomen. Meneer Mohamed miste zijn vaderland. Wie ziet er graag dingen sterven? Zelfs Jezus toonde verdriet toen Hij een dierbare verloor. Hij ging zelfs zover dat het schijnbaar onmogelijke wilde doen om Lazarus terug te halen. Als meneer Mohamed Somalië had kunnen terughalen, had hij dat ook gedaan.
De betekenis van het verhaal van Lazarus wordt vaak afgedaan met: “Je moet geloof hebben”, maar dat is wat kort door de bocht. We zijn geroepen, maar niet om een big smile op te zetten, onze gevoelens weg te duwen en met religieuze oneliners te gaan smijten. Soms gaan we door dorre dalen, en dan mag ons verdriet er zijn.

Zie, Ik maak iets nieuws
Jezus en Ezechiël ontkennen de gebroken werkelijkheid niet, maar ze roepen wel op om verder te kijken. Je mag verdriet hebben om verlies, maar tegelijk mag je je ogen richten naar de horizon. “Let op, Ik ga nieuwe dingen doen! Nu gaan die beginnen! Let goed op! Ik zal een weg maken in de woestijn. Ik zal rivieren maken in de wildernis”, zegt de profeet Jesaja tegen het volk Israël (43:19)
Meneer Mohamed zag alleen dode bomen, want hij kon zich niet verbeelden dat er binnen in die dorre stam en takken allerlei processen op gang aan het komen waren. Waarom merken we het pas veel te laat als er iets nieuws ontspruit? Het probleem is dat we vaak gefocust zijn op de dingen die we kunnen zien. We voelen misschien de voorweeën wel – er veranderen dingen, we raken oude zekerheden kwijt – maar we hebben nog altijd geen idee van wat er geboren gaat worden.
De ontluikende lente voert mij altijd terug naar het voorjaar van 2004. Na weken op de intensive care en in een stille kamer te hebben gelegen, werd ik in een rolstoel door de ziekenhuistuin werd gereden. De wereld bleek intussen veranderd. Het was lente geworden! Voor het eerst ervoer ik de overweldigende kracht van de natuur. Niet één vogel in de lucht, maar tientallen. Niet enkele blaadjes aan de bomen, maar honderden. “Ik wil ook zo leven”, nam ik me voor. “Zo overvloedig, intens en vol overtuiging.”
Sterker dan de dood is het leven. Dat zinnetje is sindsdien een levende realiteit geworden. Zoals de natuur elk jaar opnieuw uit haar schijnbare dood verrijst, zo krachtig kan Gods Geest ook ons vernieuwen – van binnenuit. In Johannes 11:25-26 zegt Jezus: “Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft.”
Real life to the max
Opstanding, dat klinkt als een groot verhaal. Maar opstandingskracht begint vaak klein; als een mosterdzaadje. Telkens als we woorden van geloof spreken, visioenen ontwikkelen en keuzes maken, geven we dat zaadje water. En op een dag kan het zomaar zijn uitgegroeid tot een grote boom.
Welke opstandingskracht heb jij vandaag nodig? Misschien sleep je je al jaren met tegenzin naar je werk of zeg je ja tegen dingen die je eigenlijk niet wilt. Misschien sta je altijd voor anderen klaar maar vergeet je voor jezelf te zorgen. Of wie weet worstel je al jaren met negatieve gedachtepatronen.
Met Pasen vieren we dat Jezus Christus is opgestaan. Dat de dood niet het laatste woord krijgt, maar dat de kracht van Gods liefde overwint en leven geeft. Zo wil God ook ons tot leven wekken. En dat is geen kwijnend leven, maar real life to the max. Geen zuinig straaltje kraanwater maar een uitbundige fontein van levend water, sprankelend en fris. “Zie, Ik maak alle dingen nieuw.” Dat is ook de boodschap voor ons vandaag.
Laten we opstaan, het stof van onze voeten kloppen en een groter visioen omarmen. De dood is niet het einde; zelfs in dorre takken en woeste leegten gloort een nieuw begin.
Dit is de tekst van de preek van 26 maart 2023 voor de protestantse kerk van Leuven (VPKB) door drs. Kelly Keasberry.
