Vriendelijkheid is een van de uitwerkingen van de vrucht van de Geest, zoals de apostel Paulus ze noemt in Galaten 5:22. Maar wat als je van nature niet zo vriendelijk bent? Heeft God een voorkeur voor lieve, sociale en mensgerichte types, en komen introverte loners er bekaaid vanaf? Als je niet beter weet, zou je het haast nog denken.
Vriendelijkheid is een van de vijf persoonskenmerken van de Big Five, de populairste persoonlijkheidstheorie wereldwijd. Mensen die hoog scoren op die categorie zijn altruïstisch, sociaal en mensgericht. Vriendelijke mensen bevolken de zorg, het onderwijs of de sociale sector, daar waar ze voldoening kunnen halen uit het werken met mensen. Niet iedereen is van nature vriendelijk. Onder de laagscoorders bevinden zich Steve Jobs en Bill Gates, competitief ingestelde personen die vooral energie krijgen van het uitwerken van hun ideeën.
Hollandse directheid
Persoonlijkheidstheorieën oordelen niet: mensgericht of einzelgänger, het één is niet beter of slechter dan het ander. Je kunt je bovendien afvragen of vriendelijkheid altijd nut heeft. Wie anderen bij een marathon laat voorgaan, kan de hoofdprijs wel vergeten. In een wereld die gericht is op competitie en scoren, lijkt de brutale mens aan zet.
Bovendien speelt er nog een cultuurverschil, want niet overal zijn de mensen even vriendelijk. De voor Nederland zo typerende Hollandse directheid wordt door buitenlanders vaak als bot en onvriendelijk ervaren. Paul Wouters, adviseur voor Nederlandse en Belgische bedrijven die over de grens zaken willen doen, ziet het geregeld misgaan. Belgen gaan ‘op restaurant’ met hun Nederlandse zakenrelaties, maar de onderhandelingen lopen in de soep als de Hollander al na het voorgerecht de offerte op tafel legt. Andersom omschrijven veel Nederlanders hun zuiderburen als vriendelijk maar gesloten. Want liever dan de kaarten op tafel te gooien, bestelt de Vlaming nog een extra flesje wijn om te polsen wat voor vlees hij in de kuip heeft. Nederland heeft een contractcultuur, België een contactcultuur. Ook hier geldt: het één is niet beter dan het andere, maar het verschil zorgt soms wel voor wrijving.
Als onze culturele percepties van vriendelijkheid zo sterk uiteenlopen, hoe kan ze dan een universele vrucht van de Geest zijn? Daarvoor moeten we even terug naar de Bijbel. De apostel Paulus gebruikt het Griekse woord chréstotés. De betekenis daarvan gaat verder dan de oppervlakkige tandpastaglimlach die je die soms aantreft in winkels of in reclameboodschappen. Paulus doelt op een innerlijke vriendelijkheid die zich uit in daden. In die zin is vriendelijk nauw verbonden met de volgende vrucht van de Geest: ágatosúne, oftewel: goedheid.
De twee zitten zo dicht tegen elkaar aan, dat in Romeinen 11:22 chréstotés zelfs met ‘goedheid’ vertaald kan worden (NBV):
‘Houd daarom voor ogen dat God niet alleen goed is, maar ook streng. Hij is streng voor wie gevallen zijn, maar goed voor u – als u tenminste trouw blijft aan zijn goedheid, want anders wordt ook u afgekapt.’
Twee dingen vallen op. Allereest dat de chréstotés waarover het gaat, voortspruit uit relatie. Wij zijn niet goed omdat de Bijbel ons daartoe dwingt, maar omdat God dat is. Lezen we de Bijbel, drinken we Gods liefde in en brengen we tijd door bij de Bron, dan raken we doortrokken van zijn natuur. Aan de vruchten herkent men de boom.
Dan zien we nog iets anders. Die verbondenheid is niet onvoorwaardelijk. Wie niet trouw blijft aan Gods goedheid, kan worden afgekapt. Met andere woorden: als we bittere zelfzucht of haat laten ontkiemen in ons hart, raken we afgesneden van de Geest. Dan worden we als een dorre boom zonder water, die niet langer zoete vruchten voortbrengt.
Sterke bomen
Ik herinner me een christelijke leider die de vruchten van de Geest wilde afdwingen via een gemeentegroeimodel. ‘Jullie moeten méér vrucht dragen!’, riep hij vanaf het podium. Hij deed me denken aan een man die een appelboom met een zweep bewerkt. Voor zover geestelijke dwang al vruchten afwerpt, zijn ze meestal wrang.
In het verhaal over de Samaritaanse vrouw (Johannes 4:7-14) spreekt Jezus over levend water. Wie van gewoon water drinkt zal weer dorst krijgen, zegt Hij tegen de Samaritaanse vrouw bij de put. ‘Maar wie het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat Ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’
Vrucht dragen komt niet voort uit flitsende programma’s of zelfhulpboeken, maar uit verbintenis met Gods liefde. De Bijbel belooft dat als we die liefde indrinken en als we onze wortels uitstrekken naar de Bron van levend water, we vrucht zullen dragen. En dat niet alleen, ook zelf zullen we sterke bomen worden waaronder vele mensen beschutting vinden. Niet omdat we zelf zo goed of vriendelijk zijn, maar omdat onze Bron dat is. En niet door onze eigen inspanningen, maar door Hem, die tot wasdom brengt.
Overstromingen in België, Nederland en Duitsland; bosbranden in Griekenland en Spanje, waterstromen in Turkije: de natuur is van slag. Zelfs wie aanvankelijk twijfelde, moet eraan geloven. Het weer wordt extremer, en het nieuwe IPCC-klimaatrapport biedt weinig troost. VN-baas Antonio Guterres noemt het “een code rood voor de mensheid”.
De onheilsprofetieën die we vandaag via het nieuws te horen krijgen, zijn niet nieuw. In Jesaja 34 voorspelt de profeet Jesaja al code rood voor Edom. Het scenario dat hij schetst laat weinig aan de verbeelding over: wateren worden pek, de grond verandert in zwavel, rook stijgt op uit de Aarde, dieren bezetten de ruïnes waar ooit mensen woonden.
Kunststoffabriek
Alle aandacht voor het klimaat brengt me terug naar de winter van 2020. Tijdens een informele bijeenkomst raakte ik in gesprek met een heer uit Brasschaat. We dronken een wijntje en hij vertelde me dat hij directeur van een kunststoffabriek was geweest. Hij had een succesvol imperium uitgebouwd met vele werknemers onder zich. Jarenlang leidde hij het soort leven waarvan anderen alleen kunnen dromen.
Na zijn pensionering begon er evenwel iets te knagen. Omdat hij er eindelijk tijd voor had, maakte hij lange wandelingen over de Kalmthoutse Heide, bekeek hij natuurdocumentaires en verdiepte hij zich in de vele soorten vogels die in het voorjaar neerstreken in zijn tuin. Dat alles confronteerde hem met een nieuw soort rijkdom waar hij zich nooit eerder zo sterk van bewust was geweest.
“Laat ik het je maar eerlijk vertellen”, zei de man. “Soms lig ik er ’s nachts wakker van. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik me afvraag wat ik heb aangericht. Tonnen kunststof heb ik geproduceerd; hetzelfde materiaal dat vandaag aanspoelt op onze stranden en waaraan vogels sterven. Wat heb ik bijgedragen, hoe zal ik de wereld achterlaten waarin mijn kleinkinderen moeten opgroeien?”
Deze man – een typische babyboomer – groeide op in een tijdperk van wederopbouw en neoliberalisme. Hij kreeg mee dat je alles kunt worden wat je wilt, zolang je maar hard genoeg je best doet. Het waren tijden van economische groei, waarin de bergen ten hemel leken te rijzen. Als jonge ondernemer lag de wereld aan zijn voeten: hij maakte winst, creëerde werkgelegenheid, gaf de economie een stevige impuls en zorgde dat het zijn gezin aan niets ontbrak.
Totdat de klimaatcrisis kwam en de droom een luchtkasteel bleek. Waar kon het zo misgaan? Laten we eens teruggaan naar het begin. In het Bijbelboek Genesis zegent Jahweh de mens en zegt hij tot hen:
Wees vruchtbaar en wordt talrijk, bevolk de Aarde en breng haar onder je gezag; heers over de vissen van de zee, de vogels van de hemel en alle dieren die op de aarde rondkruipen.”
Genesis 1, 28
Die opdracht tot gezag dragen en heersen wordt nogal eens verkeerd opgevat. Alsof Jahweh de mens een vrijbrief geeft om de Aarde naar hartenlust te gebruiken, uit te putten en te exploiteren. Maar als we naar de Hebreeuwse grondtekst kijken, blijkt het toch iets anders te liggen. De woorden die worden gebruikt, zijn respectievelijk kabash en radah. Samen betekenen die zoveel als: breng de Aarde onder je heerschappij; voer gezag over de vissen, de vogels en de dieren.
Heersen of dienen
Gebruiken of uitbuiten zijn dus niet aan de orde. Het draait hier om iets anders, namelijk om het aanvaarden van leiderschap. Het is tegenwoordig populair om de mens onder de dieren te scharen, maar er is een belangrijk verschil. De Bijbel leert dat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. We hebben een bewustzijn en een vermogen tot rationeel denken toebedeeld gekregen, maar daarmee dragen we ook een grotere verantwoordelijkheid. Leiderschap, dát is waartoe we geroepen zijn. En dat kun je op twee manieren vormgeven.
Heersend leiderschap onderscheidt zich door lopendebanddenken en een focus op winstmaximalisatie. De heersende leider dient primair de eigen agenda of de jaarcijfers; de structuur is top-down.
Dienend leiderschap is zorgen voor wat je is toevertrouwd, en het creëren van de juiste omstandigheden zodat alles en iedereen tot bloei kan komen. Dienend leiderschap is meer organisch dan top-down; het gezag staat in dienst van een groter geheel.
De kunststofmagnaat ontdekte dat hij niet had gediend, maar dat hij over de Aarde had geheerst. Zijn oren en ogen waren jammerlijk gesloten geweest voor een werkelijkheid die hem bij het klimmen der jaren pijnlijk duidelijk werd.
Effatha, zegt Jezus in het Marcusevangelie tegen een dove man. Open je oren! Dat is ook de boodschap van Laudato Si’, de groene (en oecumenische) encycliek van paus Franciscus. Het is vijf over twaalf. Vlak voor ons, de bewoners van deze wonderschone planeet, liggen twee scenario’s om uit te kiezen. De tuin van de belofte in Jesaja 35, of het desolate land van het hoofdstuk daarvoor. De zegen of de vloek.
Maar wat betekent dat concreet voor ons? Politici waarschuwen dat we de crisis in onze portemonnee zullen gaan voelen. En moeten we ’s nachts wakker liggen van onze ecologische voetafdruk, van plastic verpakkingen, van de kleren die we dragen, van de auto’s die we rijden? Kunnen we in de toekomst het vliegen wel vergeten, is het amoreel om nog langer kinderen op de wereld te zetten?
Het klimaatverhaal is soms net een zware kerk, waar je vanaf de kansel een flinke draai om je oren krijgt en dan met een loodzwaar zondebesef uitkomt. De nadruk ligt helaas maar al te vaak op het negatieve; op alles wat we verkeerd doen en alles wat we zouden moeten laten. Alsof het leven niet al genoeg uitdagingen kent.
Genieten
Ik ben vandaag niet gekomen om u een schuldgevoel aan te praten. Ik sta hier om u te zeggen dat u zich mag verheugen; dat u mag genieten. En als er één woord is dat u vandaag moet onthouden uit mijn preek, dan is het wel genieten.
Want vreugde, dat is wat oprijst uit de zegenprofetie van Jesaja. Nadat de winterregens voorbij zijn, verrijst de natuur uit haar schijnbare dood. Ogen en oren gaan open, een nieuw perspectief ontvouwt zich. Dat is een patroon dat we door de gehele Bijbel heen zien. De mens is hardnekkig in zijn ontrouw, steeds opnieuw vergeet hij God en gaat zijn eigen weg. Eigenzinnig als hij is, verbreekt hij de banden van het Verbond en zegt hij: “Ik wil niet dienstbaar zijn!” Maar dan, op het punt dat hij zich aan God gelijk waant, volgt er een wake-upcall.
De profeet Jesaja beschrijft de terugkeer van het volk Israël tot de Eeuwige. Heel de schepping jubelt van vreugde. Watervallen, bergen, vlakten bezaaid met bloemen… stuk voor stuk weerspiegelen ze Gods overvloedige genade en liefde, die tot uiting komen in de natuur.
Astronauten die vanuit de ruimte de Aarde zien, raken dikwijls geëmotioneerd door het wonder. Die prachtige planeet met oceanen, wolken, bergen en dalen die bijna 7,7 miljard mensenlevens herbergt, voelt echt aan als hun thuis. Haar schoonheid vormt een groot contrast met onherbergzame planeten als de maan, Mars, Venus, Uranus en Pluto, werelden waar enige vorm van leven nauwelijks denkbaar is.
De Aarde is een parel in het universum; het gehele ecosysteem is getinetuned om mens en dier te laten leven, zoals in een horloge alle onderdeeltjes samenwerken en bijdragen aan een groter geheel. Die onderlinge verbondenheid vinden we ook in de Bijbel terug.
“Bid tot de Heer voor de stad waarheen ik je heb weggevoerd en zet je in voor haar bloei, want haar bloei is ook jullie bloei.”
Profeet Jeremia tot het volk Israël (Jeremia 29, 7)
Alles is met alles verbonden, en alles weerspiegelt de glorie van God. Effatha, zegt Jezus in het Marcusevangelie tegen de oren van een dove. Ga open! Onze vijf zintuigen dragen ertoe bij dat we met heel ons wezen God kunnen verheerlijken.
Door onze ogen zijn we in staat de rijkdom van de natuur te zien;
Met onze oren kunnen we het fluiten van de vogels horen;
Onze reuk doet ons de geuren van de bloemen ervaren
Dankzij onze tastzin kunnen we de vroege ochtendnevel op onze huid voelen;
Onze smaak maakt dat we vol dankbaarheid de zoete vruchten kunnen proeven.
Een man wiens oren gesloten zijn, mist een wezenlijk onderdeel van de heerlijkheid van God. Het gezang van de vogels ontgaat hem, het ruisen van de bomen dringt niet door tot zijn stille binnenwereld. Juist daarom bevrijdt Jezus hem van zijn doofheid, zodat er een kanaal wordt geopend om meer van Gods glorie te kunnen verstaan.
Maar hoeveel mensen zijn niet geestelijk doof of blind? Ze kunnen wel zien, proeven, voelen, ruiken en horen, en toch ontgaat hen de glorie van God. Zij zien het niet, zij verstaan het niet, zij leven op de automatische piloot. Als zulke mensen een boom zien, vragen zij zich af hoeveel planken zij daaruit kunnen zagen, en hoeveel winst ze kunnen maken. En terwijl Gods heerlijkheid hen overal omringt, herkennen zij Hem niet. In plaats daarvan zeggen ze: “De werkelijkheid is louter materie, laten we leven alsof er geen dag van morgen bestaat”.
“Effatha!”, zegt Jezus Christus vandaag tegen u en mij. Het is vijf over twaalf, maar het is nog niet te laat. Dit is onze kans om te dienen. Dit is onze kans om de wereld een staaltje leiderschap te tonen. Christus zelf is ons voorgegaan. Dwars door de desolate duisternis ging hij de weg van het leven, van de opstanding, van genade en herstel. “Menslief open je oren, je ogen, je hart”, zegt hij vandaag tegen ons, tegen u en tegen mij. Aanschouw de schoonheid van de Heer.
De Aarde zucht onder het gewicht van onze daden; het klimaat is als een beschonkene; het ecosysteem siddert. Dit is de tijd om haar glorie te herontdekken, om de Aarde in ons hart te sluiten en in liefde voor haar te zorgen.
En laten we vooral weer in dankbaarheid genieten. Niet van de zucht naar steeds maar meer, maar van alles wat we in onze consumptiedrift al bijna waren vergeten. Van al dat moois dat gratis is, van het gezang van de vogels, van de smaak van eerlijk voedsel, van de schoonheid van de ondergaande zon boven de zee. De grootste rijkdom ligt vandaag letterlijk aan je voeten. Maak eens een wandeling, en laat je verwonderen door het geweldige kunstwerk waarvan we deel uitmaken. Als je er echt bij stilstaat, is het bijna te mooi om waar te zijn.
Geniet ervan. Dat is de mooiste manier om elke dag opnieuw God te eren, en Hem te danken voor al dat moois dat Hij voor ons, voor u en mij, heeft geschapen.
Het water dat leven geeft en in stand houdt, kan plots een vijand worden. Dat werd pijnlijk duidelijk uit de beelden die ons de afgelopen weken overspoelden: overstroomde huizen in Pepinster, drijvende auto’s in Namen, radeloze mensen in de kolkende straten van Luik.
Ook De Titanic, een film uit 1997 gebaseerd op een waargebeurd verhaal, getuigt van die ambigue relatie tussen mens en water. Een luxe cruiseschip botst tegen een rots, kapseist en wordt langzaam maar zeker verzwolgen door het zeewater. Honderden mensen proberen zich in veiligheid te te brengen, maar voor velen komt de hulp te laat.
“Een spook!”
In het Marcusevangelie treffen we een vergelijkbare situatie aan. Nietsvermoedend varen de leerlingen van Jezus over het meer van Galilea, als hun schip in zwaar weer terechtkomt. De boot schommelt, golven slaan over de randen van het dek. Maar dan neemt het verhaal een bizarre wending. De leerlingen schreeuwen het uit van angst en gillen: ‘Een spook!’
Het bijzondere is dat alle discipelen blijkbaar hetzelfde zien. Niet alleen Marcus, maar ook Mattheüs getuigt ervan. Daar in de verte wandelt een gestalte over het water, hij nadert… en wandelt het schip voorbij. Zoals iedere schipper weet, kan het behoorlijk spoken op de wijde wateren, maar nu lijkt dat ook letterlijk te gebeuren. Dubbele paniek in de boot! Pas als de schim zegt: “Rustig maar, houd moed, Ik ben het”, begint er bij de leerlingen iets te dagen. Het is geen spook, het is Jezus.
Een wandeling over het water is al niet alledaags, laat staan een demonstratie op het moment dat er mensen in nood verkeren. Je zou Jezus gemakkelijk kunnen verdenken van onverschilligheid. Maar aannemelijker is dat Hij zijn leerlingen een les wil meegeven.
“Rustig maar, wees niet bang”, zegt Jezus tegen zijn leerlingen. De vrees die hun harten heeft bevangen, belet hen om nog langer helder te denken of het juiste te doen. Krijgt angst de overhand, dan zijn we als vruchteloze peddelaars die tegen de stroom in roeien die hen onvermijdelijk verzwelgt. Daarom toont Jezus een ander pad; een weg die over het water voert.
We kunnen toestaan dat de golven ons uit balans brengen, maar we kunnen er ook voor kiezen op de golven te balanceren.
Even daarvoor, toen Hij in diepe stilte en in eenheid met God op de berg verbleef, ontving Jezus niet slechts de kracht om het hoogst noodzakelijke te doen. Nee, Hij is in staat nog vele stappen verder te gaan en het schijnbaar onmogelijke te realiseren. Daarmee toont Hij dat ook wij een keus hebben. We kunnen toestaan dat de golven ons uit balans brengen, maar we kunnen er ook voor kiezen op de golven te balanceren.
Zinkend schip
In de jaren 1990 overheerste een optimistisch maakbaarheidsgeloof. Er leek geen vuiltje aan de lucht: we kochten huizen, belegden geld in effecten en aandelen, reisden de wereld over en omzoomden skylines met spiegelend glas. Maar wat als de zon zich terugtrekt achter de wolken?
In tijden van klimaatverandering, pandemieën en maatschappelijke polarisatie voelen veel mensen zich passagiers op een zinkend schip. Wat als er geen hoger perspectief is; wat als ons bestaan louter toeval zou zijn, wat als deze materiële wereld alles is wat er is? Velen proberen er dan maar het beste van te maken. Ze werken hard voor het huis van hun dromen, investeren in hun carrière en in twee mooie auto’s voor de deur. Een tijdje lijkt alles voor de wind te gaan, totdat zich plots donkere wolken aftekenen aan de horizon.
Wat doe je als je in een situatie verzeild raakt die niet langer door menselijke inspanningen te beheersen is? Dat dilemma is van alle tijden. Nog voordat Jezus op Aarde leefde, overkwam dat ook het volk Israël in de tijd van de profeet Jesaja. De tempel was verwoest, de stad lag in puin. Maar in plaats van de moed te verliezen, riep Jesaja op tot een verandering van mindset. Hij zei tegen het volk: “Laten we God prijzen, laten we voor Hem zingen!”
Keerpunt
De storm werd geen eindpunt maar een keerpunt, de weg naar een nieuw begin. In het Nieuwe Testament wordt het woord “bekering” meestal aangegeven als het Griekse werkwoord metanoein, wat duidt op een verandering van mindset. Er zijn vele keerpunten die we in het leven kunnen meemaken. Soms is dat iets groots, zoals een bijna-doodervaring. Soms ook iets kleins, zoals een ontmoeting of een moment van inzicht.
De verandering van mindset waartoe Jezus zijn leerlingen wil uitdagen, is een switch van natuurlijk naar bovennatuurlijk denken.
‘Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg zeggen: “Verplaats je naar hier en daar!” en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.’
Jezus (Mattheüs 16, 20)
Alles is mogelijk voor wie gelooft. Die boodschap brengt Jezus in de evangeliën niet één keer, maar vele malen en in vele bewoordingen (Marcus 10, 27; Matthëus 19, 26; Marcus 9, 23; Lucas 18, 27).
Meer dan weten
In een wereld die de nadruk legt op weten, is geloven een behoorlijke uitdaging. Geloof gaat verder dan wat tastbaar en waarneembaar is. Het opent onze ogen voor de geestelijke dimensie van het bestaan; voor een toekomende werkelijkheid, voor een hoop die doet leven, een Liefde die in staat stelt zelfs de grootste moeilijkheden te trotseren en te overwinnen.
Dat het leven soms een woeste reis is, betekent niet dat we gedoemd zijn als drenkelingen te eindigen. Jezus wandelde over het water, en vandaag nodigt Hij u en mij uit om hetzelfde te doen. In plaats van ons te laten lanceren door de golven, kunnen we ervoor kiezen op de golven te balanceren en onze ogen gericht te houden op de Eeuwige. In het onwankelbare vertrouwen dat het schip ons, zelfs door de zwaarste stormen heen, uiteindelijk veilig thuisbrengt.
Een ontwikkeling die de wereld raakt, is de opkomst van een harteloos christendom. Vlaams Belang-partijvoorzitter Tom Van Grieken stelt het blanke en het christendom op één lijn, de hardvochtige Hongaarse premier Victor Orbán noemt zich de “meest christelijke en dus meest Europese der Europeanen”. Dat zijn nog maar enkele voorbeelden.
Niet alleen onder rechtse politici, maar ook in kerken grijpt het harteloze christendom om zich heen. De wereld lijkt te wemelen van de zelfverklaarde “Bijbelgetrouwe” christenen die hun hand er niet voor omdraaien anderen te demoniseren. De vijand, dat zijn de linkse politici, de liberalen, homo’s, vrouwelijke predikanten, de elite, andersgelovigen of -denkenden, atheïsten, evolutionisten. De Franse filosoof Jean-Paul Sartre zei het al: “L’enfer, c’est les autres“. De hel, dat zijn de anderen.
Atheïsten
Toen theoloog Rob Allaert zich in een discussie afvroeg hoe je atheïst wordt, antwoordde historicus Jan De Zutter: “Voor het godsbeeld dat er werd ingeramd op de scholen en in de kerken, mogen katholieken wel enige verantwoordelijkheid nemen.Je kweekt de atheïsten die je verdient. Het helpt ook niet als vandaag massagraven met inheemse kinderen ontdekt worden in Canada, nadat de afgelopen jaren duidelijk werd dat priesters, paters en nonnen tienduizenden kinderen seksueel misbruikt hebben. Ik neem het handjevol integere katholieken dat ik ken, niets kwalijk. Maar het is uiteraard wel een feit, dat ertoe bijdraagt dat veel mensen – geheel en al terecht – gillend weglopen en atheïst worden.”
“Je kweekt de atheïsten die je verdient.”
Jan De Zutter
Omdat België een katholiek land is, focuste De Zutter zich op katholieken. Maar dat wil natuurlijk natuurlijk niet zeggen dat andere christenen geen olie op het atheïstische vuur gooien. De voorbije maanden sprak ik enkele gedesillusioneerde ex-leden van een megakerk in het Nederlandse Utrecht, die door hun leiders onder druk waren gezet om de coronamaatregelen te negeren en een stem uit te brengen op de extreemrechtse partij Forum voor Democratie. Voor hun verhaal, bedenkingen of gedachten was geen enkele aandacht, laat staan respect. Toen deze mensen gedesillusioneerd de kerk verlieten, verloren ze nagenoeg al hun vrienden en geliefden. Er zat niets anders op dan hun verlies in stilte te dragen. Als ik me een harteloos christendom moet voorstellen, is dat een schoolvoorbeeld.
In de rede over de laatste dingen voorspelde Jezus dat wanneer de wetteloosheid toeneemt, bij velen de liefde zal bekoelen. Een duidelijke tekst, maar het probleem is dat die bij veel christenen niet direct oproept tot zelfreflectie. Hoe vaak menen gelovigen niet God aan hun zijde te hebben? De liefdelozen en de wettelozen, dat zijn toch vooral de anderen. De ongelovigen, of op zijn minst degenen met wie we het niet eens zijn.
Grootste gebod
Toen een wetgeleerde Jezus vroeg: “Meester, wat is het grote gebod in de wet?”, antwoordde Jezus het volgende:
“Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod.
Het tweede gebod is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.
Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de profeten staat.”
Mattheüs 22, 37-40
Wat maakt dat het christendom na 2.000 jaar in het Westen zo snel aan geloofwaardigheid verliest? Het zijn niet alleen de ontdekkingen van de wetenschap, want hoewel de wetenschap verklaart hoe dingen werken, plaatst religie de wereld in een zingevingsperspectief en verklaart waartoe ze werken. Religie en wetenschap hoeven elkaar niet te bijten; religie en moderniteit evenmin. Nee, de kloof die zich aftekent, is van een andere orde.
Farizeïsme in een nieuw jasje
Het oprukkende cultuurchristendom en fundamentalisme getuigen van een diepe kloof tussen enerzijds religieuze ideologie, en anderzijds een christelijke spiritualiteit, door liefde werkende. Toen ik als 18-jarige religieuze zoeker voor het eerst kennismaakte met het christendom, was ik mij nog niet bewust van die tweedeling. Evenmin wist ik van de veelheid aan kerken, bewegingen en theologieën. In mijn naïviteit meende ik dat het aanvaarden van het kruisoffer van Jezus Christus volstond om de mens voorgoed te verbinden met Gods universele liefde.
Niets blijkt minder waar. We kunnen met onze mond belijden dat Jezus onze Heer is, terwijl ons hart verre van Hem is. In dat geval verschillen we nauwelijks van de Schriftgeleerden en Farizeeën. Hun brein liep over van religieuze kennis en theorieën, maar die kennis was nooit naar hun hart gezakt. En in plaats van haar te delen tot opbouw van de wereld en hun naaste, gebruikten de Farizeeën die kennis om hun trots te voeden en er anderen mee de loef af te steken. Ze waren er meesters in anderen langs de meetlat van het eigen gelijk te leggen, maar ze vergaten om lief te hebben.
Bijna-doodervaring
Ene Ankie S. vertelde me over haar bijna-doodervaring. Voorheen was ze net als veel andere christenen bezig geweest met het naleven van een religie en ideologie. Tijdens haar bijna-doodervaring zag ze plots dat uitgerekend gelovigen die beter hadden moeten weten – Jezus had voor hen immers Gods Liefde belichaamd – met kille en veroordelende harten door het leven waren gegaan. Na hun dood werden deze mensen getroffen door het oordeel dat ze over anderen hadden uitgestort.
Woorden als messteken, uit de context gerukte Bijbelteksten, manipulatie en machtsmisbruik: dat alles ligt op de loer als christenen zich focussen op de letter, terwijl ze voorbijgaan aan de ware essentie van Gods onderricht: liefde.
“De liefde vergaat nimmermeer, maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben, tongen, zij zullen verstommen, kennis, zij zal afgedaan hebben.
Zo blijven dan: geloof, hoop en liefde, maar de meeste van deze is de liefde.”
1 Corinthiërs 13
Als de Bijbel ons iets wil leren, dan is het bovenal dat God liefde is; een Liefde die ook op Aarde het laatste woord moet (en zal) krijgen. Dát is een christendom dat ook vandaag niets aan zeggingskracht verloren is. Een spiritualiteit die niet verdeelt maar verbindt; die niet vernietigt of verwondt, maar heelt en herstelt; niet heerst maar dient.
Het is tijd om onze ideologieën te begraven en weer in de voetsporen van Jezus te treden.
Een schijnbaar onschuldige opmerking brengt je plotseling van streek. Je hartslag stijgt, je wordt woedend, klapt dicht of ligt nachtenlang wakker. Herkenbaar? In zo’n geval is je geestelijke achillespees geraakt. We hebben zo allemaal wel onze kwetsbaarheden. Soms is een tikje al genoeg om je geestelijke immuunsysteem in overdrive te zetten.
Een Indische man deed hard zijn best om zich als Hollander te gedragen. Hij ergerde zich aan zijn familie, die naar zijn oordeel te Aziatisch was. De vrouwen kwetterden te luid als ze over de markt liepen, ooms en tantes kwamen steevast een kwartier later dan afgesproken op zijn verjaardag en uit hun keukens walmde niet de geur van naar spruitjes, maar van knoflook en trassi. Niemand wist van zijn ergernis. Totdat op een dag, toen zijn familie voor de zoveelste keer “te laat” voor zijn deur stond, de bom barstte.
Triggers
Er was maar een klein zetje nodig om de geestelijke achillespees van deze man te triggeren. Bang om er niet bij te horen, paste hij zich voortdurend aan. Zijn familie deed dat minder, waardoor de omgang met hen zijn angst versterkte. We hebben zo allemaal onze triggers, en die hangen samen met onze gevoeligheden.
Mensen die vroeger zijn gepest, blijven vaak levenslang gevoelig voor afwijzing. Afwijzing is dan je achillespees.
Werd je als kind over het hoofd gezien of verwaarloosd, dan doe je misschien alles om bij anderen in het oog te springen. Genegeerd worden is je achillespees.
Werd je vroeger in de steek gelaten, dan heb je mogelijk moeite met loslaten. Verlating is je achillespees.
Was jouw rapport nooit goed genoeg? Dan kost het nu misschien moeite om niet te kritisch op jezelf te zijn. Falen is je achillespees.
Het leven laat niemand ongemoeid. Tijdens het opgroeien lopen we allemaal wel krassen en deuken op. Sommige kwetsuren genezen, andere laten littekens achter. Onze geestelijke achillespees is een verborgen kwetsuur waarvan je je misschien niet bewust bent, maar die kan opspelen als hij geraakt wordt. Dat hoeft niet hard te zijn; soms is een duwtje al genoeg.
Secretaresse Judith kreeg opdracht van haar baas “een klusje” voor hem te doen. Een paar dagen later diende ze haar ontslag in. De reden? Ze vertikte het om nog langer door hem te worden vernederd. De baas, zich van geen kwaad bewust, ontdekte veel te laat dat Judith het woord “klusje” anders had geïnterpreteerd dan hij het bedoelde.
Woorden die je wereldbeeld doen wankelen
Veel mensen zijn zich niet bewust van hun kwetsbare plekken. Jarenlang leiden ze hun leven en wanen ze zich succesvol, totdat iemand plots een foute opmerking maakt. Niet zomaar een onhandige opmerking, maar één die inslaat als een bom. Woorden die dieper lijken te snijden dan alle andere vormen van feedback; die je plots doen twijfelen aan alles wat je bent en denkt te zijn. Woorden die je wereldbeeld doen wankelen.
Hoe is dat mogelijk? Hoe kan één opmerking zo’n impact hebben dat je er dagenlang naar van bent? Heel simpel: er is een trigger geraakt. Het oude litteken scheurt open, en kijk, daar is die oerwond van onzekerheid weer; van afwijzing of falen. Vers als de dag van gisteren.
Angst
Belangrijk om te beseffen, is dat onze heftige gevoelens niet de werkelijkheid representeren. De familie van de Indische man kwam niet laat uit onverschilligheid, maar uit culturele gewoonte. Evenmin gaf de baas opdracht tot “klusjes” omdat hij zijn secretaresse wilde vernederen. Beide deden gewoon wat ze deden; ze waren zich van geen kwaad bewust.
Onze geestelijke achillespees zegt vooral veel over onszelf, over ons verleden, over wie wij vroeger waren en wie we nu (niet) willen zijn. Maar bovenal houdt onze geestelijke achillespees verband met angst. De angst om door de mand te vallen, om niet geliefd te zijn, er niet bij te horen, niet te worden gezien of door anderen verlaten. Daarom reageren we zo heftig. Ons geestelijke immuunsysteem zet zich op scherp om de indringer – degene die kwetst – uit alle macht te verdrijven.
Liefde
Is daar iets aan te doen, zul je je misschien afvragen. Gelukkig wel! De Bijbel reikt een belangrijk handvat aan: het tegengif voor angst is liefde.
De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden.
1 Johannes 4, 18
Het probleem is niet wat de ander zegt, maar je reactie daarop. Een overreactie ontstaat wanneer angst, pijn en onzekerheid de boventoon voeren. Wanneer je niet langer handelt uit liefde, maar oude kwetsuren het roer hebben overgenomen.
Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht.
Efeze 6, 10
Krachtig in de Heer zijn, wil zeggen: krachtig staan in Zijn liefde, want God is liefde. Waarom ben je zo gefocust op wat de ander zegt, dat je je eigen unieke kracht niet langer ziet? Dat je vergeet jezelf lief te hebben uit te gaan van wat jij te bieden hebt? De oplossing is niet te gaan twijfelen aan jezelf, maar een eigen unieke geluid en stem te gaan ontwikkelen.
Belangrijk signaal
Je gevoel is niet de waarheid, maar wel degelijk een belangrijk signaal. Wordt je geestelijke achillespees getriggerd? Beschouw het maar als een knipoog om weer verbinding te maken met de Bron van alle leven en in je kracht te gaan staan. Want zelfs al maak jij duizend fouten, van jou is er maar één. Word niet een van de velen, maar maak jezelf onmisbaar! Alleen zo kunnen we de wereld een stukje mooier maken.
Geloven in deze tijd is een goddelijke uitdaging. Religies hebben niet altijd meer de beste papieren. Hoe vaak worden ze niet geassocieerd met geweld of terrorisme? Weer anderen beweren dat geloven achterhaald is, dat de wetenschap uiteindelijk alle antwoorden wel zal vinden.
Geheel onbegrijpelijk zijn die gedachtegangen niet. De geschiedenis leert inderdaad dat waar religies vervlochten raken met politieke ideologieën en een totalitair systeem worden, het vaak gruwelijk misgaat. En als je de Bijbel louter leest als wetenschappelijke encyclopedie om de volledige werkelijkheid te verklaren, verzand je al snel op een dood spoor.
De zekerheid der dingen die men hoopt
“Wat betekent geloven voor jou?” Dat is de vraag die ik onlangs voorgelegd kreeg door het magazine Maria van de montfortianen. Een spannende, maar ook wezenlijke vraag. In een wereld vol onbegrip en misverstanden zet ze ons weer even stil bij waar geloven nu werkelijk om draait. In de Hebreeënbrief, meestal toegeschreven aan de apostel Paulus, staat het zo verwoord:
“Het geloof nu is de zekerheid der dingen die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.”
Hebreeën 11, 1
De woorden “zekerheid” en “bewijs” maken het wat lastig. We associëren die al snel met wetenschappelijke bewijzen. Maar net zo min als de wetenschap kan bewijzen dat God bestaat, kan ze bewijzen dat God niet bestaat. Dat betekent dus dat wetenschappers meestal een soort wetenschappelijk agnosticisme omarmen: de vraag of er een hogere macht bestaat laten ze buiten beschouwing; daarover kunnen ze geen uitspraken doen.
Maar Paulus verwijst niet naar studies, rapporten of wiskundige formules. Nee, hij heeft het over een ander soort bewijs: een innerlijke zekerheid.
Zekerheid en bewijs
De zekerheid van wat men hoopt duidt op de innerlijke overtuiging van een hoop die nog geen werkelijkheid is. Een realiteit die nog niet voor ogen is. Hoe kun je daar dan zo zeker van zijn? Omdat je met heel je hart gelooft dat die hoop op een dag werkelijkheid zal worden. Je proeft de tekenen ervan; je ziet het voor je, je leeft er als het ware naartoe.
Het bewijs der dingen die men niet ziet verwijst naar onze innerlijke belevingswereld. Soms voelt hoop die nog niet tastbaar is, ver weg. Dan wandelen we schijnbaar alleen over onze pelgrimsroute en lijkt onze weg bezaaid met stenen. Maar op andere momenten komt die hoop ons plotseling heel dichtbij Dan is het net alsof we plots een knipoog van boven krijgen. En dan vatten we weer moed om onze weg te vervolgen.
Hoop doet leven
Een oudere dame stuurde me een foto van een kleurrijke zwerfsteen. Die ochtend had ze zichzelf gedwongen een wandeling te maken in het stadspark van Antwerpen. Door de coronacrisis had de vrouw zich al vele maanden afgesneden gevoeld van haar dierbaren, en steeds vaker vroeg ze zich af of het nog zin had haar bed uit te komen. Tot ze tijdens haar wandeling op een houten bankje die steen zag liggen. Ze bukte zich en maakte een foto. HOOP, stond er in fraaie letters op de steen geschilderd. Letters die haar plots deden beseffen wat ze dreigde te verliezen: het geloof in een wereld van hierna-beter.
Pelgrimsroute
Geloven is verder kijken dan wat voor ogen is. Geloven plaatst je wereld in een ander perspectief. Het opent je ogen om verder te zien dan de materiële werkelijkheid; het opent je hart om te omarmen wat nog niet zichtbaar is. De apologeet C.S. Lewis verwoordt het als volgt:
“Ik geloof in het christendom zoals ik geloof dat de zon is opgekomen – niet alleen omdat ik het zie, maar omdat ik daardoor al het andere zie.”
C.S. Lewis
Geloven gaat dieper dan weten of bewijzen; het is een manier van zien. En juist daarom laat het zich maar moeilijk achter de voordeur terugdringen. Geloven is geen passieve hobby maar een werkwoord. Het is als een persoonlijke pelgrimsroute. Een weg van ernstig zoeken, soms van blijdschap en hoop, soms van beproevingen en twijfel, maar altijd een pad van een toewijding dat zich vertaalt in Liefde. Want hoe klein(geestig) wij mensen soms ook zijn, er is iets groters waarnaar wij op weg zijn.
“Waarom luistert mijn personeel zo slecht?”, klaagde een leidinggevende. In plaats van actief bij te dragen, zaten zijn werknemers tijdens vergaderingen hun tijd uit. Ideeën werden genegeerd, plannen gesaboteerd. “Ik heb het gevoel dat ik veel druk moet uitoefenen om dingen gedaan te krijgen”, verzuchtte de manager. Maar wat hij zich niet realiseerde, was dat juist daar het probleem lag.
Veel mensen onderschatten hun invloed op anderen. Ze denken dat hun impact verwaarloosbaar is, en zetten daarom machtsmiddelen in om dingen gedaan te krijgen. Ze oefenen druk uit op mensen, dreigen met sancties, controleren, bekritiseren, kapen gesprekken, spelen politieke spelletjes, manipuleren of intimideren.
Overheersend gedrag roept verzet op
Misschien krijg je met machtsmiddelen op korte termijn nog wel gedaan wat je wilt. Maar uiteindelijk schiet zo’n aanpak zijn doel voorbij. Overheersend gedrag roept verzet op, passiviteit en terugtrekking. Mensen voelen zich dan niet gezien of gehoord. En in omgevingen waarin geen aandacht is voor de intrinsieke mens, raakt het vertrouwen vroeg of laat verstoord. Mensen komen niet tot bloei, maar trekken zich veilig terug in hun knop.
Een vrouw klaagde dat ze zo opzag tegen verjaardagen. Het samenzijn met haar familie ontaardde altijd weer in een machtsstrijd. Een gevecht om de spreektijd, dat steevast werd gewonnen door haar schoonzus. Jarenlang had zij zich bekwaamd in lange monologen zonder pauzes, zodat niemand de kans kreeg in te breken en het gesprek over te nemen. De stillere muurbloempjes zaten er intussen bij en luisterden ernaar. Of liever gezegd: ze zaten hun tijd uit. Verjaardagen waren een noodzakelijk kwaad geworden.
De onderste weg gaan
Is een gebrek aan invloed iets waar je je maar bij neer moet leggen? Moet je accepteren dat er toch niet naar je wordt geluisterd, dat anderen vooral zichzelf willen horen? Is dat wat Jezus bedoelt met Zijn oproep dat we de onderste weg moeten gaan?
Wat een gemiste kans zou dat zijn. Als je altijd maar plaatsmaakt voor anderen, betekent dat dat je je omgeving niet op een positieve manier kunt beïnvloeden. Dan laat je anderen de sfeer bepalen, ook als dat een negatieve sfeer is. En dat is nadrukkelijk niet wat Jezus bedoelt met de onderste weg gaan.
Jezus had tijdens zijn leven op Aarde wel degelijk invloed. En toen Hij opsteeg naar de hemel, gaf Hij ons de Geest om onze harten te vervullen en ons van binnenuit aan te sporen om het goede te doen. Met andere woorden: om een positieve impact te hebben op onze omgeving.
Jezus was eeninspirator
We zijn geroepen om invloed te hebben. Maar niet door anderen te overstemmen, te dreigen of te dwingen. Jezus was nederig en zachtmoedig van hart. Toch is Zijn invloed tot op de dag van vandaag tastbaar aanwezig in de samenleving.
Wat was Zijn geheim? Jezus was een inspirator. Hij wist mensen ertoe te bewegen Zijn wil te doen. Hij dwong hen niet, maar overtuigde hen ervan mee te stappen in zijn verhaal. Hij bracht mensen tot het inzicht dat Gods geboden er niet zijn om het leven te beperken en te verzwaren, maar juist om leven te geven. De Indiase politicus Mahatma Ghandi noemde de Bergrede, waarin Jezus Zijn discipelen onderwijst, niet voor niets “een gids tot wereldvrede”.
Maar de essentie van ware liefde is dat ze vrijlaat. Ware liefde respecteert de unieke gedachten, aard en belevingswereld van de ander. God dwingt ons niet Hem lief te hebben of te gehoorzamen, maar gaf ons een vrije wil.
Goddelijke vibes
De verhalen die ons werden toevertrouwd, zijn door de eeuwen heen maar al te vaak verkeerd begrepen. Oude teksten werden vervormd tot politieke ideologieën. Misbruikt om de ander tot vijand te maken en geweld en oorlogen te legitimeren. Maar dat zegt meer over de menselijke machtshonger dan over de essentie van ware godsdienst.
Dit is de ware eredienst aan God: je hart openstellen voor Zijn eeuwige Liefde. Een Liefde die niet roept, maar fluistert. Die niet dwingt, maar inspireert. En die ernaar zoekt ons hart te vervullen, zodat ze zich via ons kan verspreiden naar anderen, en de samenleving diepgaand kan transformeren.
Gods liefde is een uitnodiging aan de mensheid om op een hoger niveau te gaan functioneren, niet langer als slaaf van negatieve emoties als haat, afgunst, materialisme en egoïsme, maar vervuld van goddelijke vibes als goedheid, compassie en liefde. Niet langer verblind door een jacht naar materiële zaken, maar met open ogen voor wat er werkelijk toe doet.
Gebed van Jabes
Het gebed van Jabes heeft vele generaties geïnspireerd. Het is kort en krachtig, en brengt ons streven naar impact terug tot de essentie. Dit zijn zijn woorden:
“Wil mij toch overvloedig zegenen en mijn gebied vergroten; laat Uw hand met mij zijn, weer van mij het kwade, zodat mij geen smart treft” (NKJV-vertaling: zodat ik geen smart veroorzaak) God gaf hem wat hij gevraagd had.
1 Kronieken 4, 10
Jabes vroeg om meer invloed; om de vergroting van zijn geestelijke voetafdruk. En hij kreeg wat hij had gevraagd. Wilde hij die macht en invloed voor zichzelf? Nee, hij verlangde toch vooral om in een wereld van pijn en lijden op een positieve manier het verschil kunnen maken. Maar daarvoor had hij wel een instrument nodig: invloed. Een groter gebied.
Jabes was een inspirator, net als Jezus. En ook wij kunnen het verschil maken. Ook wij zijn geroepen om het werk van Jezus voort te zetten op Aarde en invloed te hebben. Een lamp plaats je niet onder een korenmaat; een stad op een bergtop kan niet verborgen blijven. We hebben teveel mooie gaven en talenten ontvangen om het roer van ons leven zomaar uit handen te geven, om anderen de sfeer te laten bepalen.
Het is tijd om onze geestelijke voetafdruk te vergroten. Laten we opstaan en deze wereld een stukje mooier maken.
Geen mooier beroep dan de religiejournalistiek. Maar actie wekt reactie. Tijdens een wandeling ontmoette ik een grijze heer die zich begon te beklagen over de vele brieven die hij naar Tertio had gestuurd. Vergeefse moeite. Twee collega’s weigerden namelijk in te zien “dat de drie-eenheid een gedateerde theologie is, en dat je niemand meer in de kerk krijgt als je die niet overboord werpt”.
Moraalridder
Steeds vaker betrap ik mijzelf op een diepe zucht. Want het is maar de vraag of dat is wat we nodig hebben: nog meer getheologiseer. Geloven lijkt onderhand een practicum voor intellectuelen. Hoe vaak hebben we het Lichaam niet al ontleed? De losse onderdelen onderzocht, benoemd, doordacht? Theologie blijft een interessante oefening. Maar iedere chirurg zal je kunnen vertellen dat als je te diep in een lichaam snijdt, het leven eruit verdwijnt.
Drie klonen van Jezus
Niet lang geleden begon theoloog Rob Allaert een draadje over de drie-eenheid. Hij postte een kunstwerk met drie klonen van Jezus, met daarbij het bijschrift: “Twee vraagjes aan mijn trinitaire vrienden. Wanneer jullie straks in de hemel vertoeven, zullen jullie dan drie goddelijke personen kunnen groeten? En, hoe zal de Vader zich tonen? Als een menselijke en gekroonde man?”
Die vraag was chargerend bedoeld, begreep ik. Drie klonen van Jezus: is dat waar je op uitkomt als je probeert het wonder van de incarnatie te verankeren in dogma’s en schema’s? Er moest wel sprake zijn van een tragisch misverstand. In vele wereldreligies heeft God zich immers in verschillende gedaanten geopenbaard, zodat de mens in staat is iets van zijn grootheid te begrijpen.
Hindoeïsme
Het Westerse denken in tegenstellingen bepaalt niet alleen hoe wij naar dogma’s kijken, maar ook naar religies. Tussen monotheïstische religies en polytheïstische religies worden vaak scherpe scheidslijnen getrokken. Maar is dat onderscheid tussen één- en meergodendom wel zo absoluut? Ook veel hindoes geloven in een oppergod die zich op meerdere manieren openbaart (de hindoeïstische triniteit):
Brahma als God de Schepper;
Vishnoe als God de Onderhouder;
Shiva als God de Transformerende Entiteit.
Dualisme en holisme
Binnen het christendom zou je zulke openbaringen als volgt kunnen voorstellen:
God de Vader als het verheven Al Dat Is;
God de Zoon in een zowel menselijke als goddelijke gestalte;
God de heilige Geest als Zijn werkzame kracht op aarde.
Theologen die de kerk willen bevrijden van de drie-eenheid, getuigen bovenal van een Westers dualistisch denken. Dat is geënt op tegenstellingen: twee tegengestelde beweringen kunnen niet tegelijkertijd waar zijn. Het getal één kan niet gelijk zijn aan drie. In meer holistische, Oosterse manieren van denken daarentegen, kunnen waarheden perfect in harmonie naast elkaar bestaan. Uitgangspunt is niet of-of, maar en-en.
Om sommige mysteriën te doorgronden, kan het helpen te begrijpen dat de Bijbel in een meer Oosterse context is ontstaan. Het getal drie is bijvoorbeeld niet toevallig. Dat getal symboliseert de volheid: alle naturen zijn verschillend van aard, en toch Eén.
Deur open voor het mysterie
Meditatiegoeroe Andy Puddicombe van Headspace vertoefde jarenlang in een boeddhistisch klooster in Tibet. Daar leerde hij een simpele, maar krachtige meditatietechniek: neem in gedachten wat je het meest waardeert in je leven. Voor mij is dat de dankbaarheid onderdeel te zijn van een groter geheel; een ultieme Liefde die ons overweldigt, overstijgt en toch omvat. Als je je leven binnen zo’n kader kunt plaatsen, verdampen toevalligheden. Liefde wordt een doel om voor te leven.
“De christen van de toekomst zal een mysticus zijn of hij zal niet zijn”, zei de Duitse filosoof Karl Rahner. Het tasten naar kennis, wetenschap en wijsheid is een oefening die het leven zin en jeu geeft. Maar onvolkomen is ons kennen en weten. De toekomst is niet aan de Kerk van het Grote Gelijk, laat ons de deur openzetten voor het mysterie. En toch vooral weer kleine mensen durven zijn.
Eerst zien, dan geloven. Met die houding staat de apostel Thomas in het leven. De Thomassen van deze wereld zijn de sceptici, de eeuwige twijfelaars die overal vraagtekens bij plaatsen. En als ze lastig worden, zeggen we: “O jij ook altijd, ongelovige Thomas!” Want dat is het beeld dat is blijven hangen: de ongelovige Thomas. Maar hoe terecht is dat?
Het verhaal van Thomas gaat terug naar ongeveer het jaar 30. Thomas is een van de twaalf apostelen. Nadat Jezus is gekruisigd, zeggen de andere elf tegen hem: “Wij hebben de Heer Jezus gezien!” Thomas reageert:
“Ik geloof het pas als ik in Zijn handen de wonden van de spijkers zie. Ik wil ze met mijn eigen vingers aanraken en ik wil met mijn eigen hand in Zijn zij voelen.”
Johannes 20, 25
Dat klinkt inderdaad behoorlijk sceptisch. Maar willen we Thomas recht doen, dan moeten we de uitdaging aangaan om even in zijn schoenen te stappen.
Innige broederschap
We vinden Thomas niet alleen terug in onze Bijbel, maar ook in het Evangelie van Thomas, een apocrief geschrift. Daarin wordt hij voorgesteld als de tweelingbroer van Christus. Ook vermeldt het Thomasevangelie hoezeer Thomas lijkt op Jezus, en ook op Judas.
Van twee mensen wordt soms gezegd dat als ze een goed huwelijk hebben, ze met de jaren steeds meer op elkaar gaan lijken. Ook voor Thomas, Judas en Jezus ging dat blijkbaar op. Vanzelfsprekend waren ze niet getrouwd in de gangbare zin van het woord, maar ze leefden wel samen in een innige broederschap. En ook zielsverwanten kunnen met de jaren steeds meer naar elkaar toegroeien en op elkaar gaan lijken.
Het is eigenlijk jammer dat geen enkele tekst woorden geeft aan het verdriet dat Thomas moet hebben gehad nadat Jezus gestorven was. Wel weten we dat Hij na het zien van de verrezen Christus enthousiast in Zijn voetsporen trad. Thomas trok naar het Oosten en predikte bij de Parten, de Meden en de Perzen, en volgens sommige bronnen zelfs helemaal tot in India.
Eerst zien, dan geloven
Dat getuigt toch bepaald niet van ongeloof. Toch hebben we het hier over diezelfde Thomas, die eerst wilde zien en dan geloven. Sommige theologen gaan er vanuit dat Thomas niet zozeer twijfelde aan de opstanding van Jezus, maar dat hij zich niet kon voorstellen dat de echte Jezus aan de apostelen zou verschijnen. Want waren zij het niet die Jezus in de steek hadden gelaten en verraden? “Toon mij Uw littekens”, zei Thomas, “dan geloof ik dat U het bent”.
Nemen we werkelijk plaats in de schoenen van deze apostel, dan blijft er weinig over van het beeld van de ongelovige Thomas. Diep van binnen wil hij immers maar al te graag geloven dat het allemaal waar is. Maar wat hij niet wil, is afgaan op geruchten en verzinsels. Thomas is niet het type dat zomaar de meute volgt en klakkeloos aanneemt wat er wordt gezegd. Eerst zien, dan geloven.
Met die houding bevindt Thomas zich in goed gezelschap. Kerkvaders als Augustinus en Anselmus van Canterbury benadrukten al: “Fides quaerens intellectum”, het geloof zoekt te verstaan. Religie is geen wereld die losstaat van de materiële werkelijkheid; geen troostend sprookjesuniversum, geen opium voor het volk of privéhobby voor dummies.
Liever geen theologie
Als religieuze zoeker sloot ik mij in mijn late tienerjaren aan bij de Pinksterbeweging. Enerzijds was de nadruk op wonderen en beleving een warm bad, anderzijds begon er na een aantal jaar toch iets te wringen. Jongeren mochten best een jaartje Bijbelschool gaan doen – de geloofsgemeenschap juichte dat toe – maar liever geen academische studie. En al helemaal geen theologie, want dat zou de snelste manier zijn om je geloof te verliezen. Welnu, theologie studeren is exact wat ik ben gaan doen. En die verdieping en verrijking had ik voor geen goud willen missen.
Angst als (foute) drijfveer
Hoe we vandaag naar Thomas kijken, zegt waarschijnlijk meer over onszelf dan over Thomas. Zijn we misschien een beetje bang voor de feiten? Gaan we de dialoog met de wetenschap uit de weg, omdat we vrezen niet sterk genoeg te staan met onze argumenten? Staan we sceptisch tegenover technologische ontwikkelingen, omdat het geloof het weleens zou kunnen verliezen van de vooruitgang? Vrezen we dat het coronavirus de kerk de laatste nekslag zal toebrengen?
Al die bedenkingen zijn begrijpelijk, maar de drijfveer erachter is angst. Daarover zegt Jezus: “Vrees niet, maar geloof alleen” (Lucas 1, 13). En ook de apostel Johannes stelt: “Er is in de liefde geen vrees, want de volmaakte liefde bant de vrees uit” (1 Johannes 4, 18).
Thomas liet zich niet leiden door vrees, maar toonde vooral een oprecht verlangen om te geloven. Maar dat moest dan wel een gefundeerd geloof zijn. Realistisch als hij was, was hij niet bereid voor minder te gaan.
Luis in de pels
Thomassen hebben een belangrijke functie in de samenleving. Enerzijds kunnen ze een luis in de pels zijn. Ze stellen zich kritisch op en bezitten soms een talent om heilige huisjes omver te schoppen. Thomassen kunnen je een onaangenaam gevoel geven als ze je verhaal in twijfel trekken. Als ze lastige vragen stellen en kritische kanttekeningen plaatsen bij de dingen die anderen dierbaar zijn.
Anderzijds kunnen de Thomassen onder ons niet worden gemist. Deze wereld heeft Thomassen nodig. Het zijn de klokkenluiders die dingen durven benoemen. Die met hun kritische geest verborgen waarheden op het spoor komen, deze boven water halen en publiekelijk aankaarten. Een typische Thomas is de 68-jarige Pierre Niessen. Tot aan zijn pensioen werkte hij bij de Nederlandse Belastingdienst, waar hij de toeslagenaffaire aankaartte. Een geluid dat als irrelevant werd afgedaan, totdat de ware omvang van het onrecht aan de orde kwam.
Fakenews en desinformatie
Eerst zien, dan geloven. Zeker in tijden van fakenews en desonformatie is die houding zo gek nog niet. Gaan we al te goedgelovig door het leven, dan vallen we gemakkelijk ten prooi aan filterbubbels. Dan worden we door slimme algoritmen in een fuik gezogen, en versmalt onze wereld zich tot een echokamer waarin alleen nog de geluiden weerklinken die we graag horen. Mensen raken zo letterlijk opgesloten in hun eigen gelijk. De flat earth-beweging is daar een tragisch uitvloeisel van.
Dat is precies waarom Thomas juist nu een eerherstel verdient. Want wees eerlijk: lijken wij ook niet een klein beetje op Thomas? Geloven wij altijd wel klakkeloos wat ons wordt verteld? Of krijgen wij ook graag de ruimte om eerst alle dingen te overwegen, en dan voor onszelf te ontdekken welk verhaal waardevol genoeg is om in te geloven?
Zalig zij die niet zien en toch geloven
Toen Thomas om bewijs vroeg, wees Jezus hem niet af. Integendeel, Hij schonk Zijn leerling waar hij om vroeg. Op het moment dat Jezus zijn wonden toonde, riep Thomas uit: “Mijn Heer, mijn God!” Het zien was voor Thomas het cruciale moment van overgave.
“Zalig zijn zij die niet zien en toch geloven”, liet Jezus erop volgen. Maar die uitspraak is niet bedoeld om Thomas de les te lezen, of om hem ongunstig te laten afsteken tegen de andere discipelen. Nee, Jezus zegt dat om aan te geven dat als Hij heengegaan is, geloven niet langer kan beginnen bij het zien. Want hoe zouden wij vandaag de wonden van de spijkers in Jezus’ handen nog kunnen waarnemen? Hoe zouden we Zijn zij nog kunnen voelen?
Eerst geloven, dan zien
Nee, het zal omgekeerd zijn: eerst geloven, dán zien. Geloven opent de deur naar een andere werkelijkheid; naar nieuwe manieren van zien.
Niet langer zijn wij louter het product van toeval, maar onze menselijkheid krijgt een diepere essentie. Wij bestaan omdat we gewild en geliefd zijn.
Niet langer is the survival of the fittest het hoogste goed, maar ons bestaan dient een hoger doel. Binnen dat kader krijgt het betekenis en zin.
De dood is niet langer het absolute einde, maar een poort naar een nieuw begin. “Daarom vrezen wij niet, zelfs al wankelt de aarde” (Psalm 46, 3).
Twijfelen
Dat alles maakt het leven hoopvol genoeg om elke dag je bed voor uit te komen. Maar Thomas heeft een punt: geloven is te belangrijk om simpelweg op de automatische piloot te doen. Is het vragen om geloofsbewijzen niet ons goed recht? We hebben immers ogen gekregen om te zien, oren om te horen, handen om te tasten en te voelen.
En waarom zouden we niet af en toe mogen twijfelen? De ene keer lijkt God immers verder weg dan de andere. Op sommige dagen lijkt de hemel van koper. En soms zijn we verliefd en dansen we op wolkjes, andere keren vallen de dagen ons zwaar en kost het moeite om je bed uit te komen.
Gelovige Thomas
Moeten wij eigenlijk altijd wel de gelovige Thomasuithangen? Is dat wat God van ons verlangt? Of zegt Jezus ook tegen ons, op de momenten dat ons geloof hapert: “Hier ben Ik, zie je wel? Als je zelf niet kunt geloven, vraag Mij dan om een teken en Ik zal het je geven, liefdevol en zonder verwijt”.
De apostel zag en geloofde. En toen zijn ogen eenmaal waren geopend, was hij in staat om nog meer te zien. Een nieuwe, alles overstijgende werkelijkheid ontvouwde zich aan zijn voeten. Dat gaf Thomas de drive om naar het Oosten te trekken. Eenmaal overtuigd groeide hij uit tot een persoon die vele generaties hoop gaf en die natiën een nieuw perspectief toonde. De ongelovige Thomas verrees als een gelovige Thomas, een krachtige man met visie.
Willen we hem werkelijk recht doen, dan is dat hoe we ons hem vandaag mogen herinneren.