Waarom laat God het toe?

In de zomer lijkt de drempel naar de medemens altijd wat lager. Als je met mensen in gesprek raakt, krijg je mooie en minder mooie verhalen te horen. Zo vertelde een vrouw onlangs over een jongetje van zes jaar, bij wie een gezwel was geconstateerd. Kwaadaardig en uitgezaaid. En de vrouw stelde de welbekende vraag: “Waaraan moest een kind, dat zo onschuldig ter wereld kwam, dit verdienen? Wat heeft hij fout gedaan?”

Als gelovige maakt die vraag dat ik me altijd een beetje ongemakkelijk voel. Het is alsof niet alleen God, maar ook jijzelf ter verantwoording wordt geroepen. Want hoe kun je geloven in een God die zoiets toelaat? Hoe kun je geloven in een God die oorlogen mensenlevens laat verwoesten, die toelaat dat kinderen in Jemen de hongerdood sterven?

Knoop in je maag

Soms hoor ik ook de achterliggende vraag: “Als die God van jou zo goed is, waarom grijpt Hij niet in?” Een ongemakkelijke vraag. Waarom bestaan er kwade krachten, zoals ziekte, lijden en dood, die het menselijk welzijn ondermijnen? Waarom in vredesnaam, als God almachtig en liefde is? Waarom moet de wereld dan lijden? Zelf heb ik me dat ook vaak afgevraagd. Laten we eerlijk zijn: geloven is niet altijd een happy clappy business. Soms doe je het met een knoop in je maag. Of met tranen in je ogen.

Foto door Zdenek Rosenthaler op Pexels.com

Eva en de slang

Waarom laat God het allemaal toe? Laten we even teruggaan naar het begin. Naar het Bijbelboek Genesis welteverstaan.

Het christendom kent het verhaal van de zondeval, waarin de slang Eva verleidt om van de verboden vrucht te eten. En waarin de vrouw haar man vervolgens een vrucht aanbiedt. Door toedoen van de slang en de vrouw vervalt de wereld tot zonde. Sindsdien zou de mens belast zijn met de neiging tot zondigen, “erfzonde” genaamd.

Maar er is nog een andere uitleg. Rabbi Manis Friedman, een chassidische rabbijn, legt het zo uit. God zegt tegen Adam en Eva: “Jullie moeten niet eten van de vrucht van de boom in het midden van de tuin, en je moet die niet aanraken, want anders zul je sterven”. Maar waarom doet God dat? Welke Vader zet er nu een boom met mooie vruchten in het paradijs neer, op een pontificale plek, waarvan de kinderen vervolgens niet mogen eten? Als een testcase? En dat op een plaats waar toch nog geen zonde of verkeerde keuzes zouden kunnen bestaan? Merkwaardig.

Volgens Manis Friedman had God een ander plan met de boom, en voelde Eva dat haarfijn aan. Ze zei tegen Adam: “Om ons te beschermen waarschuwt God dat we niet van die boom moeten eten, maar mijn intuïtie zegt me dat God eigenlijk iets anders wil. Hij verlangt ernaar ons kennis te geven van goed en kwaad, maar omdat de consequenties groot zijn, wil Hij dat niet van ons vragen.” En de man en de vrouw sluiten een compromis: ze zullen allebei – eerst Eva, dan Adam – van de vrucht eten.

Foto door Kristina Paukshtite op Pexels.com

Kennis van goed en kwaad

Waar de algemene christelijke uitleg het nastreven van kennis van goed en kwaad tot zonde herleidt, is het chassidische jodendom daar positiever over. Het verlangen van Adam en Eva om aan God gelijk te zijn (waar de slang aan appelleerde) heeft betrekking op hun ontwikkelingsniveau. Adam en Eva begrijpen dat het essentieel is om te leren kiezen tussen goed en kwaad.

Het Paradijsverhaal kan op verschillende manieren worden uitgelegd. Welke de juiste is, daarover is het laatste woord nog niet gezegd. Maar de uitleg van Manis Friedman zegt wel iets over het belang van de vrije wil voor Gods essentie.

‘Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.’

1 Johannes 4:7–8

God is liefde, zegt de apostel Johannes. Maar hoe is het om Liefde te zijn, als er geen relatie van wederkerigheid is? Liefde op zichzelf genomen, is niets. De liefde heeft altijd iets of iemand nodig om lief te hebben; en om zelf te worden liefgehad. Anders blijft ze eenzaam en opgesloten in zichzelf.

Liefde veronderstelt vrije wil

Dat klinkt misschien filosofisch, maar voor mensen werkt het niet anders. Denk je maar eens iemand in die je dierbaar is: een geliefde, een familielid, een vriend. Wat als die persoon zou zijn gehardwired om van je te houden? In Japan worden robots ontwikkeld met liefde als programma. Slimme algoritmes maken dat robothuisdieren en -partners in staat zijn liefde te ontvangen en te beantwoorden. Maar hoe oprecht is dat? Deze robots zijn ontworpen om ons de illusie en ervaring van liefde te bieden, maar die komt voort uit data en algoritmes. Niet uit een menselijk hart.

Foto door Tara Winstead op Pexels.com

De liefde die God in gedachten had toen Hij de mens vormgaf, is een liefde die onlosmakelijk verbonden is met de vrije wil. Je kunt pas werkelijk oprecht liefhebben als je ook anders kunt kiezen. Dan is elk commitment er een van vrije keuze. Maar in het paradijs kon de mens niet kiezen, mensen waren gehardwired om het perfecte plaatje te leven. In zo’n wereld blijft de vrije wil een lege huls. Het eten van de vrucht in het Paradijsverhaal bracht de mens naar een lager, aards niveau, waar goed en kwaad, leven en dood, ziekte en gezondheid voor een vastgestelde tijd naast elkaar bestaan. Dat is de realiteit waarmee we vandaag te dealen hebben.

Eerlijke wereld argument

Mensen die vragen: “Waarom laat God het toe?”, doen dat met de beste bedoelingen, maar ze gaan uit van het eerlijke-wereld-argument. Van een wereld die goede mensen het goede geeft, en kwade mensen het kwade. Maar Jezus aan het kruis, en de vele miljoenen mensen die door de eeuwen heen stierven om hun mening, visie of idealen, bewijzen dat het grootste kwaad vaak de meest nobele mensen treft.

Nee, de wereld is niet eerlijk.

Betekent dat dat God niet aanwezig is? Dat Hij zich van ons heeft afgewend, of misschien zelfs helemaal niet bestaat? Een profetie van Jesaja vertelt een ander verhaal.

“Al vragen ze niet naar Mij, toch laat Ik me raadplegen, en al zoeken ze Me niet, toch laat Ik me vinden. Al roept dit volk Mijn naam niet aan, toch antwoord Ik: ‘Hier ben Ik, hier ben Ik. Heel de dag sta Ik met uitgestoken handen tegenover een opstandig volk dat op de verkeerde weg is en zijn eigen ingevingen volgt.”

Jesaja 65:1-2

Spreekt er uit die tekst geen enorm verlangen om de kloof tussen God en mens te herstellen? Heel de dag sta ik met uitgestoken handen. God is betrokken! Maar tegelijk grijpt Hij niet in in de vrije wil van de mens.

Vandaar dat Hij op ons wacht, met ingehouden adem. Zwijgend in zijn liefde, hopend dat de mensen aan wie Hij deze planeet heeft toevertrouwd, zijn uitgestoken arm zullen aannemen. En intussen verheugt God zich over elke mens die in woord, daad en gebed het goede kiest.

God heeft zo oneindig veel geduld met ons.

Toch staat geduld niet gelijk aan passiviteit. Want als we werkelijk ons hart openen, kunnen we de uitgestoken arm herkennen. Die handreiking kan komen in de vorm van inspiratie tijdens een wandeling, van een toevallig woord, een plotseling inzicht, een teken. Op sommige momenten komt de hemel even heel dichtbij.

Foto door Pixabay op Pexels.com

“Zie ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.”

Openbaring 3:20

Toen de profeet Jesaja geroepen werd, antwoordde hij met de woorden: “Hineni, hier ben ik!” Vele jaren later herhaalde hij dat nog eens. Het is ook wat Abraham zei toen God hem riep: ”Hineni, hier ben ik!” Het zijn de woorden van een gelovig mens die zich laat vinden; van een liefde die antwoordt, van een hand die de uitgestoken arm aanneemt.

Werkwoord

Geloven is een werkwoord. Maar soms leggen we iets teveel de nadruk op dat werk. Het is verleidelijk om altijd maar bezig te zijn voor de kerk, en intussen de essentie van geloven uit het oog te verliezen. In een wereld waarin het kwade het vaak voor het zeggen heeft, leven we soms met onze voet op het gaspedaal in een poging de wereld te redden. En het werk is nooit af, er is altijd meer werk te doen. Al je inspanningen lijken druppels op een gloeiende plaat. Wat kan het dan makkelijk zijn om ontmoedigd te raken. Om je af te vragen: waar doe ik het allemaal voor?

Als je op zo’n punt staat, dan is het tijd om weer terug te keren naar de essentie. God vraagt in Jesaja niets anders van de mensen dan dat ze zijn liefde beantwoorden. Dat ze alle ramen en deuren van hun hart wijd openzetten en zich laten vinden door de machtige hand die hen vormgaf, draagt en omvat.

Als wij rouwen om de wereld; als we kwaad zijn om het onrecht dat onschuldigen wordt aangedaan, dan mogen we weten dat we niet alleen staan. Onze hemelse Vader rouwt met ons mee. Juist daarom strekt Hij elke dag Zijn armen naar ons uit.

Gods handen en voeten op aarde, dat zijn wij.

Foto door lilartsy op Pexels.com

Deze tekst is gebaseerd op de preek van 19 juni 2022 in protestantse kerk Kapel De Olijftak in Brasschaat.

Zonder grenzen wordt het niets

De Oekraïense Nadiyka Gerbish geloofde in vooruitgang. Nu schrijft ze op een blog voor het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap: “Het postmodernisme was fascinerend: zogenaamde evolutionaire vooruitgang en een geloof in toenemende humaniteit. Maar het bleek ongelijk te hebben. De boodschap van de Bijbel is nog steeds actueel. Zwart en wit zijn er nog steeds, goed en kwaad, God en duivel, agressor en slachtoffers”.

Vooruitgang. De voorbije decennia was dat zo’n beetje een codewoord, de “vooruitgang” zou alles oplossen. We stelden onze hoop op economische, evolutionaire en  technologische vooruitgang. We geloofden werkelijk dat die dingen ons tot betere mensen zouden gaan maken. We keken uit naar de dag dat de wetenschap de laatste vraag beantwoord zou hebben, dat de mens geëvolueerd zou zijn naar een Mens 2.0.

Ontheemd

Maar wat doe je als je plots wakker wordt in een wereld die je niet langer herkent? We zijn nog niet goed en wel bekomen van de coronacrisis, of er barst een huiveringwekkende strijd los langs de grenzen van Europa. Moeders en kinderen worden ontheemd, jonge mannen van hun toekomst beroofd en opgeofferd in de strijd. De jongeren die vandaag zelf bommen fabriceren, hadden onze kinderen en kleinkinderen kunnen zijn.

Het vooruitgangsgeloof was een mooie droom, maar de situatie in Oekraïne schudt ons wakker. Terwijl de één druk bezig is zijn eigen hemel op aarde te creëren, worden elders talloze mensen wakker in de hel.

Foto door namo deet op Pexels.com

Wet versus genade?

De Tien Geboden van Mozes uit Exodus 20 en Deuteronium 5 beginnen met “Ik ben de HEER, uw God”. Dan volgen de regels. Toen ik die eens eerder op de liturgie had staan, vroeg de ouderling van dienst: “Klopt die lezing wel? Die gaat over de joodse wet, en daar hebben we het meestal niet over”. Dat tekent hoe we vandaag tegen regels aankijken. Moderne mensen houden niet meer zo van regeltjes en wetten. We willen vrij zijn. Als we al geloven, dan wel graag in een feel good-religie.

Nieuw? Eigenlijk niet. Al aan het eind van de 1ste eeuw was dat een issue. In oude gnostische teksten gevonden bij Nag Hammadi, spelen de Demiurg en de Christus een hoofdrol. En opvallend: die twee zijn tegenpolen. De gnostische stroming in het vroege christendom verzette zich vaak tegen de God van het Oude Testament. In hun ogen was die een wrede en jaloerse Demiurg, geheel anders dan de genadige en liefdevolle God van het Nieuwe Testament.

Ook vandaag geloven veel christenen dat het Oude Testament staat voor de wet, en het Nieuwe Testament voor de genade.

De verzoeking in de woestijn

Maar is het wel zo zwart-wit? In het Lucas-evangelie lezen we hoe Jezus door de duivel op de proef wordt gesteld. Veertig dagen en nachten zwerft Hij door de woestijn. En als Hij dan aan het einde van zijn Latijn is, worden drie speerpunten van verleiding op Hem afgevuurd: brood, macht en geloof.

En wat doet Jezus? Als de duivel zegt: ik zal je alle macht geven als  je voor mij knielt, dan antwoordt Hij: “Er staat geschreven: ‘Aanbid de Heer uw God, vereer alleen Hem’”. Een rechtstreekse verwijzing naar de eerste drie geboden van Mozes. Telkens als Hij wordt verzocht, antwoordt hij met een citaat uit de Thora. Tot vijfmaal toe.  

Net als wij mensen werd ook Jezus beproefd. Net als de vluchtelingen die hun land moeten verlaten, leed ook hij honger en dorst. En ook Jezus kende het verlangen naar eten, naar drinken, de twijfel. Maar Hij was een rabbi, en zijn uitgebreide kennis van de Thora redde hem. Want juist door Gods wil te kennen, zwichtte Hij niet.

Foto door cottonbro op Pexels.com

Mensenrechten en Mozes

Laatst ging ik op de koffie bij de joodse schrijver en psychiater Herman van Praag (92). Voor een interview in Tertio vroeg ik hem naar die aloude tegenstelling van wet en genade. Van Praag was zichtbaar geraakt door mijn vraag. Hij antwoordde: “Dat vind ik zo triest. En het is helemaal niet waar! De Thora heeft twee kanten, de wetgeving en de moraalcode. En die moraalcode verschilt nauwelijks van die in het Nieuwe Testament”.

In zijn boek Mozes’ Nalatenschap stelt Van Praag dat de westerse waarden van vrijheid, gelijkheid en broederschap niet ons eigen bedenksel zijn. Ze zijn zelfs geen uitvinding van de Verlichting, de Franse Revolutie, de mensenrechten of de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. Nee, de diepste wortels van onze moraal gaan terug tot Mozes. Want Mozes kwam in een tijd van despoten en autocraten met een revolutionaire wet. Met tien geboden die de machtswellust van machtshebbers beteugelden, die de rechten en bezittingen van de zwakkere verdedigden. Werkelijk ongezien.

Bergrede

Ook Jezus komt in de Bergrede (Mattheüs 5) met een reeks regels. Een nuance verschil: Hij formuleert ze positief. Niet in de zin van ge- en verboden, maar van zaligsprekingen. Toch eindigt ook Hij met: “Denk niet dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten af te schaffen; ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. Totdat de hemel en aarde voorbijgaan, zal er geen jota of tittel van de wet voorbijgaan”.

De regels worden dus anders geformuleerd, maar ze blijven wel geldig. En eigenlijk maakt Jezus door Zijn kruisdood alleen nog maar een groter statement: de mens is een wezen dat verlossing nodig heeft. Van al die kwade dingen in zijn hart, van oorlogszucht, van haat, van afgunst, ja, misschien nog wel het meest van zichzelf.

Vrede en vooruitgang

Een tijdlang leefden we in vrede. En het vreemde aan vrede is, dat je langzaam maar zeker kunt gaan denken dat we het allemaal goed voor elkaar hebben met elkaar. Dat de wereld er altijd zo zal blijven uitzien. Dat we ons telkens naar een hoger niveau ontwikkelen. We vinden nieuwe technologieën uit, we reizen naar de maan of naar Mars, we ontwikkelen medicijnen tegen ernstige ziekten. Vrede en vooruitgangsgeloof gaan hand in hand.

Maar wat we gemakkelijk vergeten, is dat vooruitgang geen neutraal gegeven is. Het is een keten die bestaat uit talloze keuzes. Gebruiken we de technologie om massavernietigingswapens te maken, of om ziekten te genezen? Dienen macht en leiderschap om gebieden te veroveren, of te zorgen dat er genoeg is voor iedereen? Gebruiken we sociale media om liefde en positiviteit te verspreiden, of om elkaar af te branden?

De wet van Mozes en de Bergrede drukken ons met de neus op de feiten: we geloven graag dat het wel meevalt met ons, maar oorlogen schudden ons wakker uit de droom. Ook dit is hoe wij mensen zijn.

Foto door Somchai Kongkamsri op Pexels.com

Systemen zonder genade

Onlangs werd ik geraakt door het verhaal van een jonge Russische soldaat, die tegen de Oekraïners had gevochten, maar zich uiteindelijk overgaf. Toen hij zijn moeder belde, kwamen de tranen. “Mama’’, zei hij, “we vechten tegen onze broeders. Terwijl we dachten dat we oefeningen zouden gaan doen”. Honderden jonge soldaten trekken vandaag door de woestijn. Heeft iemand hen gevraagd of zij oorlog wilden? Hadden zij de vrijheid om nee te zeggen?

Veel systemen in deze wereld zijn strikt als de wet van Mozes, maar met een groot verschil: hun architect is niet de God van liefde. Het zijn systemen die in het teken staan van het menselijke machtsverlangen. Van politieke agenda’s. Sommige systemen kennen geen genade. We zagen al tijdens WOII hoe ver dat kan gaan. En als we niet bereid zijn te leren van de geschiedenis, kan het nog altijd zo ver gaan. Want de mens is niet veranderd.

Vastentijd

Dit is de tweede zondag van de vastentijd. Een tijd die tot matiging inspireert, juist nu de wereld ons er aan alle kanten aan herinnert dat wij mensen begrenzing nodig hebben. Aan hoe destructief het is om altijd maar je gang te kunnen gaan. Dit is de tijd om onszelf en anderen, net als Jezus deed in de woestijn, te herinneren aan de aloude grenzen. En ons te bezinnen op vragen als:

  • Waarom zijn die aloude grenzen goed voor ons?
  • Waarom is ons brood niet vanzelfsprekend?
  • Wat hebben wij vandaag om dankbaar voor te zijn?
  • Wat hebben jij en ik om aan deze wereld te geven?

Heldendom

Zonder grenzen wordt het niets. Jezus wist dat. Zijn verzoeking in de woestijn herinnert ons aan de aloude grenzen. En aan de moraal van Mozes, een ethiek die soms letterlijk levensreddend kan zijn. Want ook tijdens de Tweede Wereldoorlog, in het verzet, waren er mensen die rechtvaardige wetten in hun hart droegen. En die juist daardoor de moed vonden om te protesteren tegen de collectieve vernietiging en ontmenselijking van 6 miljoen medemensen. Vandaag noemen wij hen helden.

Heldendom begint bij matiging. Bij de beslissing uit te stijgen boven een louter materieel leven, boven je aardse genoegens; boven je dikke ik. Zodat er ruimte ontstaat om een zinvol spiritueel leven te leiden, in diepste verbinding met God. Matiging, dat is wat vrijwel alle religies ons leren.

Foto door Artem Podrez op Pexels.com

Vrijheid in verantwoordelijkheid

Is het christendom dan niet uniek? Zeker wel. Want Jezus droeg ons niet op de wet te volgen; Hij werd zelf de verpersoonlijking van de wet en gaf Zich voor ons over. Door Zijn kruisdood, Zijn genade, pleit Hij ons vrij. Maar niet om opnieuw naar onze driften te leven. Niet om te doen wat we maar willen. De vrijheid in Christus is geen laissez-faire. Het is een vrijheid in verantwoordelijkheid. Een vrijheid die vraagt om een respons. En bovenal om relatie.

Is het u ook opgevallen dat de Eeuwige zich doorheen de Bijbel steeds openbaart in familietermen? Hij noemt ons Zijn kinderen, Hij ziet zichzelf als onze Vader. Maar wat voor Vader is dat? Een strenge Vader die ons regels en wetten oplegt? Of een zachtaardige en begrijpende ouder?

De neiging tot liefhebben en tot altruïsme is diepmenselijk, maar hetzelfde geldt voor de expansiedrift en het machtsverlangen. God weet dat. Hij kent ons. Waar we ook gaan, we dragen altijd zowel de kiem van het goede als van het kwade in ons. Jezus gaf de juiste kiemen water, omdat Hij een eeuwig anker had. Namelijk Gods morele wetten, die in Zijn hart geschreven waren. Welke kiemen voeden wij?

Strikt en barmhartig

Juist omdat God ten diepste betrokken is, kan Hij niet onverschillig zijn over het leed van Zijn kinderen. Iedereen die zelf kinderen heeft, weet dit: een goede ouder is zowel strikt als barmhartig. Want een goede ouder wil dat het goed met zijn kinderen gaat, nietwaar? En God kent ons zoveel beter dan wij onszelf. Zelfs in een wereld die zoveel aan kwaad weerspiegelt, blijft Hij barmhartig. Ondanks alles gelooft Hij in ons.

En Hij nodigt ons uit om ook in Hem te geloven. “Neem Mijn hand”, zegt Hij vandaag tegen u en mij. “Neem Mijn hand en laat je verlossen. Van de pijn en zorgen in je hart, van je donkere gedachten, en misschien nog wel het meest van jezelf. Laat je veranderen door Mijn gerechtigheid, laat Mij je maken tot een veranderd mens. Tot een verbeterde versie van jezelf, mooier dan je menselijkerwijs had kunnen zijn”.

Dát is vooruitgang. Dát is genade.

Deze preek werd op 13 maart 2022 gehouden in de Christusgemeente aan de Bexstraat in Antwerpen. De livestream van de volledige kerkdienst is te bekijken via YouTube.

Foto door Juan Pablo Serrano Arenas op Pexels.com

Teksten

Mozes, moordenaar of heilige?

Zoeken we in de Bijbel naar een toonbeeld van succes, dan is Mozes een van de eerste namen die komt bovendrijven. Mozes schopte het tot een van de belangrijkste profeten in het jodendom en christendom. Verwarrend, vindt Piet. Hij legde me een vraag voor: “Mozes was een moordenaar, en toch zag hij God. Hoe kan dat nu?”

Het verhaal van Mozes voert terug naar het oude Egypte. De Israëlieten zwichten onder slavernij, onder dwang laat de Farao ze de steden Pitom en Raämses bouwen. Maar het joodse volk blijkt veerkrachtiger dan gedacht, en de Farao schrikt van de snelheid waarmee hun aantal toeneemt.

Blakende baby

Dat brengt hem op een idee. Hij gebiedt twee Hebreeuwse vroedvrouwen op om alle jongetjes te doden die er onder de Israëlieten worden geboren. Maar de vroedvrouwen verzinnen een list om onder dat gebod uit te komen. Dat brengt de Farao opnieuw op een idee. Hij draagt het volk op om alle pasgeboren jongetjes in de Nijl te gooien.

Dan wordt Mozes geboren, een blakende baby die aanvankelijk door zijn moeder in huis wordt verstopt. Maar ze realiseert zich dat ze het kind niet altijd voor de buitenwereld zal kunnen verbergen. Dan krijgt ze een idee. Ze legt de baby in een mandje van papyrus en verbergt dat tussen het riet langs de Nijl, waar de dochter van de farao passeert. “Toevallig” treft die de baby langs de waterkant aan. Daar staat ook een meisje – Mirjam, het zusje van Mozes – en de prinses vraagt: “Wat zal ik met hem doen?” Mirjam raadt haar aan de baby bij een voedster onder te brengen – niemand minder dan Mozes’ moeder. Zo kan hij bij haar blijven tot zijn toekomst aan het Egyptische hof.

Niet volmaakt

Dat het wonderlijke samenspel van “toevalligheden” in Mozes’ leven duidt op een hoger plan, betekent niet dat Mozes volmaakt is. Integendeel, hij lijkt nogal een kort lontje te hebben. Als hij op volwassen leeftijd een bezoek aan zijn volk brengt, is hij onaangenaam verrast over hoe de Israëlieten door de Egyptenaren worden onderdrukt. Bij het zien van een Egyptenaar die een Joodse man slaat, ontsteekt Mozes in woede. Hij haalt uit en doodt de Egyptenaar. Nu is het Farao’s beurt om kwaad te zijn. Hij is vastbesloten Mozes met zijn leven te laten betalen voor de dood van de Egyptenaar.

Voor Mozes zit er niets anders op dan naar Midjan te vluchten, waar hij trouwt en uiteindelijk zijn roeping zal vinden. Dat gebeurt als Mozes voor een brandende braamstruik komt te staan, waar een anonieme goddelijke macht zich openbaart als Jahweh, en zegt het geweeklaag van de Israëlieten te hebben gehoord. Mozes ontvangt de profetie dat God de Israëlieten uit slavernij zal bevrijden, en dat Hij hen zal leiden naar een veilig land.

Gij zult niet doden

Om terug te keren bij de vraag van Piet: hoe kan God nu een moordenaar uitkiezen om een van de grootste profeten van de christelijke en joodse heilsgeschiedenis te worden? Had Hij niet iemand met een mooier cv kunnen vinden? Door de roeping van Mozes zou je haast nog denken dat Jahweh de moord op op de Egyptenaar goedkeurt. Maar daar kan geen sprake van zijn, want de Tien Geboden die Hij later aan Mozes zal geven, zijn duidelijk: “Gij zult niet doden”.

Hoewel het verleidelijk is de wereld te willen opdelen in overzichtelijke categorieën van goed en slecht, heilig en onheilig, is de werkelijkheid vaak complexer dan ons lief is. In de Bijbel is dat niet anders.

  • Petrus verloochende zijn leraar en beste vriend Jezus;
  • Elia was depressief en wenste dat hij dood was;
  • David ging vreemd en vermoordde de man van zijn minnares;
  • Noach was dronken;
  • Abraham was een leugenaar;
  • Mozes pleegde een moord.

Dat maakt de Bijbel zo complex en intrigerend. Soms bemoedigen de verhalen, de andere keer krijgen we een ongemakkelijke spiegel voorgehouden, een derde keer worstel je met vragen. Maar één ding is zeker: steeds opnieuw toont de Bijbel ons door de levensverhalen van onvolmaakte mensen heen hoe God kan werken; hoe onmetelijk groot Zijn liefde en genade zijn. De verhalen confronteren ons niet alleen met Gods glorie, maar ook met een mens die verlossing nodig heeft. Soms nog het meest van zichzelf.

Hoopvol verhaal

Dat zelfs de moordenaar in Exodus 3 een nieuwe kans krijgt, maakt dat het Bijbelverhaal een hoopvolle wending neemt. En niet alleen voor Mozes. Bedenkelijke “heiligen” als Petrus, Elia en David, Noach en Abraham houden ons een spiegel voor: hoe ver je ook bent weggezakt en zelfs al maak je er nog zo’n potje van, God verlaat ons niet. Hij zoekt geen perfecte mensen, maar verloren, ontspoorde mensen die het allemaal niet meer zo goed weten. Het is juist door zulke mensen heen, dat God Zijn glorie kan tonen.

Foto door Lay Low op Pexels.com

Altijd een weg terug naar de Vader

De Leuvense studentenvereniging Reuzengom stond bekend als hét netwerk voor de toekomstige elite. Sanda Dia wilde er maar wat graag bij horen. Maar dat werd hem uiteindelijk fataal. Erbij willen horen, wie kent dat verlangen niet? Maar zolang er mensen bestaan, bestaat er afwijzing. Jefta uit het Bijbelboek Rechters weet er alles van.

Het woord “rechter”, mag vandaag een deftige bijklank hebben; Jefta is eigenlijk een selfmade man. Hij is verwerkt nadat zijn vader de bloemetjes buiten heeft gezet met een prostituee. Omdat zijn halfbroers willen voorkomen dat hij een deel van de erfenis krijgt, verdrijven ze hem tot buiten de stad Gilead.

Het zwarte schaap

Jefta is het zwarte schaap van de familie; een schandvlek die zorgvuldig wordt toegedekt. Om in de banlieue te kunnen overleven, sluit hij zich aan bij een bende. Maar als Gilead wordt bedreigd door de Ammonieten, weet het stadsbestuur hem plots weer te vinden. Jefta aarzelt, maar dan ruikt hij kansen. Mogelijkheden om te studeren kreeg hij niet, maar in vechten heeft hij zich in elk geval kunnen bekwamen. Wie weet ligt daar zijn toekomst wel.

Als het leven je vele malen verworpen heeft, droom je ervan eindelijk iemand te zijn. Om te worden gezien. Wat zou het heerlijk zijn als de wereld zou moeten toegeven dat ze zich in je hadden vergist. Dat is ook de droom van Jefta. Het bendelid wordt een legerleider, en met succes. Met Gods hulp verslaat hij de Ammonieten. Maar op één ding heeft Jefta niet gerekend.

Hoge bomen vangen veel wind. Door zijn overwinning is duidelijk geworden dat Jefta meer is dan de wilde distel waar mensen hem voor hielden. Hij is een robuuste eik waar je niet omheen kunt. De Efraïmieten, een naburig volk, branden van afgunst. “Waarom heb je ons niet gevraagd om mee op te trekken tegen de Ammonieten?”, verwijten ze hem. “Nu zullen we jouw huis met jou erin verbranden.”

Afwijzing en verwerping

Misschien herken je wel iets van Jefta in jezelf. Je hebt je ingespannen om iets goeds teweeg te brengen, maar je inzet wordt niet gewaardeerd. Misschien stond je jarenlang dag in dag uit voor iedereen klaar, maar vond je omgeving dat alleen maar vanzelfsprekend. Mogelijk herken je dat gekwetste kind in jezelf, dat niet werd gehoord of gezien. Dat niet de kansen kreeg waarnaar het verlangde.

De geschiedenis leert dat mensen die langdurig vervolgd of vernederd worden, zichzelf vaak gaan zien door de ogen van hun vervolgers. Ze internaliseren de boodschappen die ze krijgen.

Nog voordat de Tweede Wereldoorlog losbarstte, werden joden in campagnes geportretteerd als ongedierte. Dat leidde tot een collectief minderwaardigheidscomplex; ook veel joden begonnen zichzelf te zien als een minderwaardige soort, als mensen die er eigenlijk niet mochten zijn.

Ontmenselijking

Elke verwerping, hoe subtiel ook, is een vorm van ontmenselijking. Ontmenselijking kent verschillende stadia, en zoals we allemaal weten kan het einde bijzonder tragisch zijn.

Ook Jezus kan daarvan getuigen. Net als Jefta geeft hij alles wat hij heeft. Hij gaat zelfs zodanig op in zijn rol als rabbi, dat hij vergeet te eten. Maar juist als de uitputting haar tol begint te eisen, duikt de antagonist op in het verhaal. Jezus krijgt bezoek van de Schriftgeleerden en de Farizeeën; de elite onder het Joodse volk. Maar ze zijn niet gekomen om hun kennis te verrijken. Nee, ze nemen Hem onder vuur. Ze noemen hem een charlatan. En dat hij mensen van het kwaad bevrijd, is volgens hen hét teken dat hij zelf door het kwaad is bezeten. “Beëlzebul huist in deze man!”, roepen ze (de naam Beëlzebul betekent “heer van de demonen”).

Waar Jefta een doodsbedreiging kreeg, wordt ook Jezus persoonlijk aangevallen. De Schriftgeleerden en Farizeeën proberen Hem met een drogreden in diskrediet te brengen. Maar zal dat lukken? Jezus confronteert hen met hun eigen kromme redenering. “Hoe kan de ene satan de andere uitdrijven?”, vraagt hij. “Wanneer een rijk innerlijk verdeeld is kan dat rijk geen stand houden.”

Zonde tegen de heilige Geest

Dan waarschuwt Jezus hen. Alle zonden die mensen begaan, zelfs alle godslasteringen die ze hebben uitgesproken, zullen hen worden vergeven. Behalve één: de lastering tegen de heilige Geest.

Belangrijk om in gedachten te houden, is dat die uitspraak primair gericht is tegen de Farizeeën en de Schriftgeleerden. Tot de geleerden van Israël die na vele jaren van studie de Mozaïsche wet en de profeten op hun duimpje kennen. Die door God Zelf aangesteld zijn om het volk te onderwijzen en richting te geven.

Maar wat is er van ze geworden? In het Mattheüsevangelie omschrijft Jezus deze elite als witgekalkte graven, mooi van buiten maar van binnen vol dorre doodsbeenderen en onreinheid (Mattheüs 23, 27-32). Aanzien en prestige, daar draait het hen om. In plaats van mensen te dienen, laten zij zich dienen. Ze bekleden de eerste plaatsen bij maaltijden en in de synagoge, onderdrukken het volk en buiten het uit (Marcus 3, 20-35). Over charlatans gesproken! De werkelijke charlatans, dat zijn deze Schriftgeleerden en de Farizeeën.

Niet God heeft deze mensen verworpen, maar zij Hem. Hun harten, die ooit Zijn liefde hebben gekend, zeggen nu: “Ik weet wie U bent, en ik wil U niet”. Deze leraren, die zo’n belangrijke taak toevertrouwd hadden gekregen, laten zich niet langer leiden door de heilige Geest. Ze laten zich nog enkel leiden door hebzucht, trots en egoïsme. De Schriftgeleerden veroordelen Jezus, maar bovenal zichzelf (Hebreeën 6, 4-6).

Hoop en troost

Voel je je soms verworpen of verlaten? Weet dat je niet de enige bent. Ook Jefta, Jezus en zelfs de heilige Geest kennen die ervaring. De pijn die je overspoelt als je liefde wordt afgewezen, als je wordt gepest, als je integriteit in twijfel wordt getrokken, als je inspanningen over het hoofd worden gezien of zelfs ontkend. Afwijzing doet pijn. Maar voor al wie verwond door het leven gaat, is er troost. Jezus is naar de wereld gekomen om zichzelf voor ons over te geven. Voor u, voor jou en mij.

Aan het kruis op Golgotha maakte hij de grootst mogelijke verwerping door. Voor even wérd hij de afwijzing, maar hij verbrak de banden van pijn. Jezus is opgestaan om te tonen dat de haat nooit het laatste woord krijgt.

Zo mogen ook wij verrijzen. Zelfs al slaat het leven ons nog zo hard, zelfs al worden we nog zo moedeloos, zelfs al lijkt het soms alsof we rondtasten door het donker. Weet dan, dat je van waarde bent. Weet dat je leeft, omdat de Eeuwige je reeds lang heeft gewild. Na een hobbelige levensweg mocht Jefta de stad binnengaan. De poorten openden zich voor hem; de bastaard werd binnengehaald als een verloren zoon. Door Jezus Christus, in de Heilige Geest is er altijd een weg terug naar de Vader.

Dit is de tekst van de preek van zondag 6 juni 2021 in protestantse kerk De Wijngaard te Antwerpen.

Meer lezen?

  • Richteren 12, 1-6
  • Marcus 3, 20-35
  • Mattheüs 23, 27-32
  • Hebreeën 6, 4-6