Als je ergens bent uitgenodigd om te komen spreken, dan is het wel zo handig om deskundig over te komen. Toch lijkt de apostel Paulus zich nauwelijks druk te maken over zijn reputatie. In zijn eerste brief aan de geloofsgemeenschap van Korinthe schrijft hij: “Broeders en zusters, toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen, beschikte ik niet over uitzonderlijke welsprekendheid of wijsheid.” (2 Kor. 2:1-5)
Je niet laten voorstaan op je kracht, maar op je zwakheden – waarom zou je dat doen? Die vraag was in de tijd van Paulus zo mogelijk nog relevanter dan nu. Vrijwel niets was in de Grieks-Romeinse cultuur zo belangrijk als welsprekendheid. Een traditie die terugvoert tot de vierde eeuw voor Christus, toen Aristoteles zijn Retorica schreef, een verhandeling over de kunst van het overtuigend spreken. Ook Cicero en Quintilianus spendeerden de nodige inkt aan retorica.
Verwachtingspatroon doorbroken
In de wereld van Paulus kon je eigenlijk alleen iets bereiken als je de kunst beheerste om een publiek doeltreffend toe te spreken. Het onderwijs legde daar een grote nadruk op. Openbare sprekers spaarden kosten noch moeite om hun wijsheden te etaleren, en filosofen staken elkaar naar de kroon met de meest welluidende toespraken. Woorden waren de ultieme manier om je imago op te poetsen. Dus wat zouden de Korinthiërs hebben gedacht hebben toen ze de apostel Paulus zagen aankomen? Ik stel me voor dat ze zoiets dachten als: “Ach, daar heb je er weer zo één.”
Paulus is zich bewust van dat verwachtingspatroon. Hij weet dat menigeen zo’n bezoek aan Korinthe als een buitenkansje zou hebben aangegrepen om zijn welsprekendheid te etaleren. Maar wat doet Paulus? In plaats van aan te sluiten bij het heersende verwachtingspatroon, doorbreekt hij dat. “Ik had besloten geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde”, getuigt hij in zijn brief. Zijn eigen agenda laat Paulus even dicht. Zijn persoonlijke kennis, overtuigingen, welsprekendheid – het doet er allemaal even niet toe. Paulus gaat zelfs nog een stapje verder. Hij is niet alleen gekomen zonder uitmuntendheid van spreken of uitzonderlijke wijsheid, maar ook nog eens in al zijn kwetsbaarheid, met al zijn angsten en onzekerheden (2 Kor. 2:3).
Muren rond je hart
Paulus komt dus naar Korinthe zoals hij is: kwetsbaar, angstig en onzeker. Uitgerekend in een cultuur waar het hoogste woord telt, doet hij geen enkele moeite om zijn kwetsbaarheid te verbergen. De vurige apostel Paulus is misschien wel de laatste van wie je zo’n statement zou verwachten.
Net als Paulus kennen ook wij onze zwakkere momenten, maar slechts weinig mensen komen daar openlijk voor uit. De één recht zijn rug, blaast zich op en doet alsof hij alles heel goed weet, zelfs beter dan een ander. Weer anderen verbijten hun pijn of tranen, alles om zich maar niet te laten kennen. Ook vandaag leven veel mensen met dikke muren rond hun hart. Want hoe kwetsbaarder je van binnen bent, hoe dikker de muren die je nodig lijkt te hebben om in deze grillige wereld te kunnen overleven.
Maar Paulus pakt het dus helemaal anders aan. Tegenover de gemeente in Korinthe laat hij zijn schild zakken. Hij werpt zijn spreekwoordelijke harnas van zich af. “Kijk”, zegt hij daarmee, “ik spreek misschien grote woorden, maar dat wil niet zeggen dat ik een grote man ben. Ik ben zelfs kwetsbaarder, angstiger en onzekerder dan jullie je kunnen voorstellen. Als ik grootse woorden spreek, dan is het omdat een grote God mij de kracht geeft om die te spreken.”

Eigen-wijsheid of de kracht van God
Dat getuigenis vertaalt hij ook naar de gemeente. “Uw geloof moet niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God.” Hier plaatst Paulus twee dingen tegenover elkaar:
- Menselijke wijsheid. Menselijke wijsheid verwerf je door te lezen, te studeren, de wereld en het geloof op een rationele manier te benaderen. Het instrument van de menselijke wijsheid is de rede.
- De kracht van God. Gods kracht is niet door eigen inspanning te verwerven; die begint daar waar we je verlangen loslaat om kapitein te zijn op eigen schip, en bereid bent om het roer over te dragen. De instrumenten van de kracht van God zijn ontvankelijkheid en overgave.
De tegenstelling die Paulus hier schetst, roept vragen op. Fides Quaerens Intellectum, zei Augustinus, “het geloof zoekt te verstaan.” Betekent overgave aan de kracht van God dat je je verstand in de koelkast zet? Pleit Paulus voor een geestdrijverij waarbij je puur op de emotie vaart en je niet langer kritische vragen stelt? Aan uitersten zit altijd weer een gevaarlijk randje, voorbeelden te over.
Afgodenbeelden
We begrijpen de essentie van Paulus’ woorden misschien beter als we te rade gaan bij de profeet Jesaja. In Jesaja 43:9-12 richt die zich tegen de dienaars van afgoden. Ze worden allemaal naar voren geroepen en uitgedaagd om hun gelijk te bewijzen. “Wie van de goden heeft kunnen vertellen wat er gebeuren zou?”, daagt de profeet hen uit. Daarmee maakt hij duidelijk dat de beelden die door mensen worden aanbeden, nog minder zijn dan hun makers. Ze mogen dan de vorm hebben van mensen, maar ze kunnen niet spreken en hebben geen verstand.
Het afgodendom waar Jesaja zich tegen keert, is een poging om de Eeuwige een menselijk gezicht te geven, maar ook om God te verkleinen, te vangen en op te sluiten in materie. Het verlangen om God te beheersen, anders gezegd. Want wie in staat is een godje te scheppen en te formeren, kan daar heer en meester over zijn.
Fundament van menselijke kennis
Laten we nu nog eens terugkeren naar de woorden van Paulus:
"Uw geloof moet niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God."
Stel dat menselijke wijsheid het fundament is onder ons geloof. Stel dat we niet geloven omdat we de opstandingskracht in ons leven erkennen, maar dat we geloven omdat we het allemaal wel weten. Omdat we na lang beraad tot een sluitende ontstaanstheorie over de aarde zijn gekomen, of omdat we het perfecte godsbewijs hebben gevonden. Of misschien waarderen we aan ons geloof dat we een kerkelijke instituut hebben waar je interessante postjes kunt bemachtigen, of voelen we ons thuis in kerken waar het nog altijd gaat “zoals we het vroeger deden.”
Dat lijkt allemaal heel nobel, maar Paulus licht in de Efezebrief nog eens toe wat een kerk precies is: niet zozeer een huis of bouwwerk van stenen, maar het lichaam van Christus. Een levend lichaam, organisch, waarbinnen alle leden onderling afhankelijk zijn. Het is essentieel dat een lichaam wordt bezield door levenskracht. Als Gods kracht of energie niet meer door de kerk kan stromen, dan rest ons slechts een verzameling van losse stenen. En als Gods liefde niet langer ons leven kan transformeren, dan rest ons slechts een theorie, of een setje losse normen of waarden. Inwisselbaar voor nieuwe theorieën, die misschien nog plausibeler klinken. Daarom zegt Paulus: “Uw geloof moet niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God.”
De kracht van God
Laten we nu eens stilstaan bij die kracht van God, want Jesaja (43:10-11) vertelt ons er veel over.
"Voor Mij is er geen God gevormd en na Mij zal er geen zijn. Ik, ik ben de Heer! Buiten Mij is er niemand die redt."
Dat komt overeen met het beeld dat we in de Openbaring van Johannes lezen in het Nieuwe Testament, waar God zich als volgt openbaart: “Ik ben de Alfa en de Omega. Ik ben het die is, was en die komt, de Almachtige.” (1:8) De Eeuwige heeft geen begin en geen einde, er is niets dat aan God voorafgaat en niets dat volgt.
Als God de kosmos bezielt, de Bron van alle leven is die alles omvat en in stand houdt, en toch persoonlijk genoeg is om ons, kleine stipjes in het universum te kennen, zelfs zodanig dat iedere haar op ons hoofd is geteld, dan lijkt het dwaasheid om de Eeuwige te willen vatten in een beeld. Om God zo klein te maken dat Hij in onze broekzak of onze vensterbank past.
Wie snijdt er vandaag nog een beeld van hout en zegt: “Dit is God”? Niet veel van ons zullen dat waarschijnlijk doen. Maar soms proberen we God wel in de kamer van ons verstand te proppen. Soms trachten we Hem te beheersen en te bevatten, zodat Hij in onze schema’s, denkbeelden of agenda past, of anders verdringen we Hem wel naar de zijlijn van ons bestaan. Dan denken we dat we het allemaal zelf wel kunnen, en gunnen we God alleen de kleinste kamertjes van ons leven.
Mijn getuigen zijn jullie
“Mijn getuige zijn jullie”, klinkt het in Jesaja (43:10), “Mijn dienaar, die Ik uitgekozen heb opdat jullie Mij zouden kennen en vertrouwen, en zouden inzien dat Ik het ben. Voor Mij is er geen God gevormd, en na Mij zal er geen zijn. Ik, ik ben de Heer! Buiten Mij is er niemand die redt.”
Jesaja en het volk Israël, maar ook Paulus waren Gods getuigen. Zij waren, met andere woorden, mensen die in en door hun levenswandel blijk konden geven van Gods kracht en liefde. In die lijn staan ook wij, als gelovigen vandaag. Ook wij mogen weten dat we Gods getuigen zijn; geroepen om in een grillige wereld Gods liefde en kracht te belichamen. ‘Geroepen’ klinkt misschien als een groot woord, maar door de Bijbel heen is het altijd weer verbazingwekkend wat voor mensen God uitkiest. Doorgaans niet de groten of de machtigen, maar juist de mensen van wie niemand iets zou verwachten: een kleine herdersjongen zoals David; een stotteraar zoals Mozes; het weeskind Esther, de non-conformistische einzelgänger Johannes de Doper, en last but not least Jezus, de zoon van vluchtelingen, geboren in een stal.
De Eeuwige lijkt een voorkeur te hebben voor mensen met een deukje en een krasje, of zelfs waar een flinke hoek af is. Waarom zou dat zijn? Grote kans dat juist dit de mensen zijn die niet vol trots hun hart afsluiten, maar die bereid zijn tot overgave. Dat is ook precies waarom Paulus, een man begiftigd met grote kracht van God, zo nadrukkelijk zijn trots laat varen. Door ontwapenend te zijn, hoopt hij dat ook anderen hun schild laten zakken. Want God heeft ons lief zoals we zijn. Evenmin als God verlangt in een beeld te worden gegoten, verlangt Hij van ons dat we ons verschuilen achter dikke schilden of in toonbeelden van perfectie.
Krachtige bomen
In alle vrijheid jezelf te mogen zijn, met alle fouten en imperfecties die daarbij horen, dàt is genade. Hoe meer we onze kleinheid en kwetsbaarheid durven te erkennen, hoe meer Gods kracht in ons kan toenemen, en hoe meer we kunnen groeien.
De Bijbel is een bijzonder boek boordevol verhalen over gebroken twijgjes, die uitgroeiden tot krachtige bomen in Gods Koninkrijk. Zo mogen ook wij ons uitstrekken naar Gods plannen voor ons leven. Een spreekwoord zegt: God houdt van je zoals je bent, maar teveel om je zo te laten.
Alle eer aan onze God – de Alfa en Omega, wiens goedheid geen begin of einde kent. Amen.

Dit is de tekst van de preek in De Brabantse Olijfberg in de Lange Winkelstraat in Antwerpen, zondag 5 februari 2023.