In de zomer lijkt de drempel naar de medemens altijd wat lager. Als je met mensen in gesprek raakt, krijg je mooie en minder mooie verhalen te horen. Zo vertelde een vrouw onlangs over een jongetje van zes jaar, bij wie een gezwel was geconstateerd. Kwaadaardig en uitgezaaid. En de vrouw stelde de welbekende vraag: “Waaraan moest een kind, dat zo onschuldig ter wereld kwam, dit verdienen? Wat heeft hij fout gedaan?”
Als gelovige maakt die vraag dat ik me altijd een beetje ongemakkelijk voel. Het is alsof niet alleen God, maar ook jijzelf ter verantwoording wordt geroepen. Want hoe kun je geloven in een God die zoiets toelaat? Hoe kun je geloven in een God die oorlogen mensenlevens laat verwoesten, die toelaat dat kinderen in Jemen de hongerdood sterven?
Knoop in je maag
Soms hoor ik ook de achterliggende vraag: “Als die God van jou zo goed is, waarom grijpt Hij niet in?” Een ongemakkelijke vraag. Waarom bestaan er kwade krachten, zoals ziekte, lijden en dood, die het menselijk welzijn ondermijnen? Waarom in vredesnaam, als God almachtig en liefde is? Waarom moet de wereld dan lijden? Zelf heb ik me dat ook vaak afgevraagd. Laten we eerlijk zijn: geloven is niet altijd een happy clappy business. Soms doe je het met een knoop in je maag. Of met tranen in je ogen.

Eva en de slang
Waarom laat God het allemaal toe? Laten we even teruggaan naar het begin. Naar het Bijbelboek Genesis welteverstaan.
Het christendom kent het verhaal van de zondeval, waarin de slang Eva verleidt om van de verboden vrucht te eten. En waarin de vrouw haar man vervolgens een vrucht aanbiedt. Door toedoen van de slang en de vrouw vervalt de wereld tot zonde. Sindsdien zou de mens belast zijn met de neiging tot zondigen, “erfzonde” genaamd.
Maar er is nog een andere uitleg. Rabbi Manis Friedman, een chassidische rabbijn, legt het zo uit. God zegt tegen Adam en Eva: “Jullie moeten niet eten van de vrucht van de boom in het midden van de tuin, en je moet die niet aanraken, want anders zul je sterven”. Maar waarom doet God dat? Welke Vader zet er nu een boom met mooie vruchten in het paradijs neer, op een pontificale plek, waarvan de kinderen vervolgens niet mogen eten? Als een testcase? En dat op een plaats waar toch nog geen zonde of verkeerde keuzes zouden kunnen bestaan? Merkwaardig.
Volgens Manis Friedman had God een ander plan met de boom, en voelde Eva dat haarfijn aan. Ze zei tegen Adam: “Om ons te beschermen waarschuwt God dat we niet van die boom moeten eten, maar mijn intuïtie zegt me dat God eigenlijk iets anders wil. Hij verlangt ernaar ons kennis te geven van goed en kwaad, maar omdat de consequenties groot zijn, wil Hij dat niet van ons vragen.” En de man en de vrouw sluiten een compromis: ze zullen allebei – eerst Eva, dan Adam – van de vrucht eten.

Kennis van goed en kwaad
Waar de algemene christelijke uitleg het nastreven van kennis van goed en kwaad tot zonde herleidt, is het chassidische jodendom daar positiever over. Het verlangen van Adam en Eva om aan God gelijk te zijn (waar de slang aan appelleerde) heeft betrekking op hun ontwikkelingsniveau. Adam en Eva begrijpen dat het essentieel is om te leren kiezen tussen goed en kwaad.
Het Paradijsverhaal kan op verschillende manieren worden uitgelegd. Welke de juiste is, daarover is het laatste woord nog niet gezegd. Maar de uitleg van Manis Friedman zegt wel iets over het belang van de vrije wil voor Gods essentie.
‘Geliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde is uit God; en ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.’
1 Johannes 4:7–8
God is liefde, zegt de apostel Johannes. Maar hoe is het om Liefde te zijn, als er geen relatie van wederkerigheid is? Liefde op zichzelf genomen, is niets. De liefde heeft altijd iets of iemand nodig om lief te hebben; en om zelf te worden liefgehad. Anders blijft ze eenzaam en opgesloten in zichzelf.
Liefde veronderstelt vrije wil
Dat klinkt misschien filosofisch, maar voor mensen werkt het niet anders. Denk je maar eens iemand in die je dierbaar is: een geliefde, een familielid, een vriend. Wat als die persoon zou zijn gehardwired om van je te houden? In Japan worden robots ontwikkeld met liefde als programma. Slimme algoritmes maken dat robothuisdieren en -partners in staat zijn liefde te ontvangen en te beantwoorden. Maar hoe oprecht is dat? Deze robots zijn ontworpen om ons de illusie en ervaring van liefde te bieden, maar die komt voort uit data en algoritmes. Niet uit een menselijk hart.

De liefde die God in gedachten had toen Hij de mens vormgaf, is een liefde die onlosmakelijk verbonden is met de vrije wil. Je kunt pas werkelijk oprecht liefhebben als je ook anders kunt kiezen. Dan is elk commitment er een van vrije keuze. Maar in het paradijs kon de mens niet kiezen, mensen waren gehardwired om het perfecte plaatje te leven. In zo’n wereld blijft de vrije wil een lege huls. Het eten van de vrucht in het Paradijsverhaal bracht de mens naar een lager, aards niveau, waar goed en kwaad, leven en dood, ziekte en gezondheid voor een vastgestelde tijd naast elkaar bestaan. Dat is de realiteit waarmee we vandaag te dealen hebben.
Eerlijke wereld argument
Mensen die vragen: “Waarom laat God het toe?”, doen dat met de beste bedoelingen, maar ze gaan uit van het eerlijke-wereld-argument. Van een wereld die goede mensen het goede geeft, en kwade mensen het kwade. Maar Jezus aan het kruis, en de vele miljoenen mensen die door de eeuwen heen stierven om hun mening, visie of idealen, bewijzen dat het grootste kwaad vaak de meest nobele mensen treft.
Nee, de wereld is niet eerlijk.
Betekent dat dat God niet aanwezig is? Dat Hij zich van ons heeft afgewend, of misschien zelfs helemaal niet bestaat? Een profetie van Jesaja vertelt een ander verhaal.
“Al vragen ze niet naar Mij, toch laat Ik me raadplegen, en al zoeken ze Me niet, toch laat Ik me vinden. Al roept dit volk Mijn naam niet aan, toch antwoord Ik: ‘Hier ben Ik, hier ben Ik. Heel de dag sta Ik met uitgestoken handen tegenover een opstandig volk dat op de verkeerde weg is en zijn eigen ingevingen volgt.”
Jesaja 65:1-2
Spreekt er uit die tekst geen enorm verlangen om de kloof tussen God en mens te herstellen? Heel de dag sta ik met uitgestoken handen. God is betrokken! Maar tegelijk grijpt Hij niet in in de vrije wil van de mens.
Vandaar dat Hij op ons wacht, met ingehouden adem. Zwijgend in zijn liefde, hopend dat de mensen aan wie Hij deze planeet heeft toevertrouwd, zijn uitgestoken arm zullen aannemen. En intussen verheugt God zich over elke mens die in woord, daad en gebed het goede kiest.
God heeft zo oneindig veel geduld met ons.
Toch staat geduld niet gelijk aan passiviteit. Want als we werkelijk ons hart openen, kunnen we de uitgestoken arm herkennen. Die handreiking kan komen in de vorm van inspiratie tijdens een wandeling, van een toevallig woord, een plotseling inzicht, een teken. Op sommige momenten komt de hemel even heel dichtbij.

“Zie ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.”
Openbaring 3:20
Toen de profeet Jesaja geroepen werd, antwoordde hij met de woorden: “Hineni, hier ben ik!” Vele jaren later herhaalde hij dat nog eens. Het is ook wat Abraham zei toen God hem riep: ”Hineni, hier ben ik!” Het zijn de woorden van een gelovig mens die zich laat vinden; van een liefde die antwoordt, van een hand die de uitgestoken arm aanneemt.
Werkwoord
Geloven is een werkwoord. Maar soms leggen we iets teveel de nadruk op dat werk. Het is verleidelijk om altijd maar bezig te zijn voor de kerk, en intussen de essentie van geloven uit het oog te verliezen. In een wereld waarin het kwade het vaak voor het zeggen heeft, leven we soms met onze voet op het gaspedaal in een poging de wereld te redden. En het werk is nooit af, er is altijd meer werk te doen. Al je inspanningen lijken druppels op een gloeiende plaat. Wat kan het dan makkelijk zijn om ontmoedigd te raken. Om je af te vragen: waar doe ik het allemaal voor?
Als je op zo’n punt staat, dan is het tijd om weer terug te keren naar de essentie. God vraagt in Jesaja niets anders van de mensen dan dat ze zijn liefde beantwoorden. Dat ze alle ramen en deuren van hun hart wijd openzetten en zich laten vinden door de machtige hand die hen vormgaf, draagt en omvat.
Als wij rouwen om de wereld; als we kwaad zijn om het onrecht dat onschuldigen wordt aangedaan, dan mogen we weten dat we niet alleen staan. Onze hemelse Vader rouwt met ons mee. Juist daarom strekt Hij elke dag Zijn armen naar ons uit.
Gods handen en voeten op aarde, dat zijn wij.

Deze tekst is gebaseerd op de preek van 19 juni 2022 in protestantse kerk Kapel De Olijftak in Brasschaat.