Niet als wezen achtergelaten

De zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren wordt ook wel Wezenzondag genoemd. Waarom en wat heeft dat te betekenen? Een overdenking.

Donderdag vierden we Hemelvaart. Een dag die terugvoert naar een wonderlijk verhaal in Handelingen (1:9-12). Jezus staat op de Olijfberg nabij Jeruzalem, omringd door zijn leerlingen. Hij belooft hen de heilige Geest, en plots begint hij op te stijgen totdat de discipelen hem tenslotte in de wolken zien verdwijnen. Als uit het niets staan er mannen in witte gewaden bij hen. Die beloven dat Jezus op dezelfde manier zal terugkomen als ze hem naar de hemel hebben zien gaan. (Hand. 1:11)

Een sterk verhaal. Als getuige wrijf je nog eens in je ogen om zeker te weten dat je niet droomt of hallucineert. Vandaag kennen we Hemelvaart als een feestdag. Een dag waarop je even vrij bent, misschien zelfs kunt genieten van een lang weekend. Maar voor de discipelen zal dat ongetwijfeld anders zijn geweest. 

Keerpunt

Daar op de Olijfberg dringt het besef door dat Jezus hen nu werkelijk heeft verlaten. Zo’n drie jaar lang verbleven de leerlingen bij hem, ze deelden lief en leed. Als je zo nauw met elkaar optrekt, kun je vergroeid raken. Er ontstaat een hechte band. Je kent elkaars eigenaardigheden, je weet wat Filippus het liefst eet, je kent de gevoelige snaren van Bartelomeüs, de niet aflatende bedrijvigheid van Simon. Jezus en zijn discipelen waren een team.

Maar niet alleen Jezus is de grote afwezige. Normaal gesproken zijn er twaalf discipelen, dus waarom vermeldt Handelingen (1:12-14) er maar elf? Je raadt het misschien al: de afwezige is Judas Iskariot, de leerling die Jezus verraden heeft. Het Mattheüs-evangelie (27:3-5) verklaart waarom Judas er niet bij is. Na de kruisiging van Jezus besefte Judas dat hij een grote fout had gemaakt door hem te verraden. Hij werd verteerd door berouw. Judas nam dertig zilverstukken, ging ermee naar de hogepriesters en oudsten en biechtte zijn zonde op. Maar ze antwoordden: “Wat gaat dat ons aan? Dat is uw zaak.” Judas smeet zijn zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en verhing zich. 

De allereerste Hemelvaartsdag in de geschiedenis verloopt niet erg feestelijk. De elf overgebleven discipelen keren terug naar de bovenzaal in Jeruzalem, ook wel de Zaal van het Laatste Avondmaal genoemd omdat Jezus daar voor het laatst het brood met hen deelde. Na zijn opstanding is hij meerdere keren verschenen, maar ditmaal is het afscheid definitief. Samen dalen de discipelen, de vrouwen die Jezus volgden en Maria (de moeder van Jezus) en zijn broeders af naar de zaal der herinneringen. Daar volharden ze eenparig in gebed.

Een spiegel van Gods heerlijkheid

Later zal Petrus in zijn eerste brief aandringen op vreugde. “Hoe meer u deel hebt aan Christus’ lijden, des te meer moet u zich verheugen, en des te uitbundiger zal uw vreugde zijn wanneer zijn luister geopenbaard wordt”, houdt hij zijn lezers voor (1 Petrus 4:13-16)

De woorden van Petrus hebben iets contra-intuïtiefs. Als we met lijden worden geconfronteerd, reageren we vaak helemaal anders. Lijden kan je moedeloos maken, kwaad of teleurgesteld. Soms allemaal tegelijk. De schrijver Harry Mulisch stelde dat hij met God nog wel een appeltje te schillen had. Want als God goed is, waarom gebeurt er dan zoveel kwaads in de wereld? En waarom gebeuren er zulke slechte dingen met goede mensen? Waarom laat God het toe, waarom grijpt Hij niet in? Terechte en begrijpelijke vragen.

Een gebod om blij te zijn heeft iets onrealistisch. Toch is het juist de realiteit waarnaar Petrus verwijst: we leven in een gebroken wereld waarin het kwade goede mensen treft. Waarom kreeg Jezus het zo zwaar te verduren? Voornamelijk omdat hij Gods heerlijkheid reflecteerde. Voor zijn vijanden was Jezus als een spiegel waarin ze hun onrecht weerspiegeld zagen. Dat beeld beviel hen niet. De spiegel moest verdwijnen, zodat hun geweten gesust was en ze weer verder konden met hun leven. Ze betichtten hem dus van van alles dat hij niet gedaan had; een stuitend onrechtvaardig vonnis.

Foto door RDNE Stock project op Pexels.com

Christenvervolging in Noord-Korea

Het leven is niet altijd eerlijk. Soms lijden mensen omdat ze het goede doen. Soms verdragen we smaad en schande, juist omdat we iets weerspiegelen van Gods glorie. Noord-Korea is momenteel de aanvoerder van de ranglijst christenvervolging van Open Doors. Afgelopen jaar executeerde het land tientallen gelovigen uit ondergrondse kerken. Ook werden meer dan honderd van hun familieleden naar werkkampen gestuurd. Recentelijk voerde Noord-Korea de zogenaamde anti-reactionary thought-law in, een wet die bepaalt dat het een ernstig strafbaar feit is om christen te zijn of een Bijbel te bezitten. Wie betrapt wordt, riskeert strenge straffen. Martelingen in gevangenissen zijn geen uitzondering en vluchten is nauwelijks een optie. De grens met China wordt alsmaar strenger bewaakt.

Voor veel van onze broeders en zusters wereldwijd is Hemelvaart geen feestdag. Is het niet merkwaardig dat wij in West-Europa een vrije dag krijgen om Hemelvaart te vieren, maar dat bijna niemand nog stilstaat bij de betekenis ervan? Laten wij de vervolgde kerk vandaag niet vergeten.

Volhouden

“Ik bid voor hen”, zegt Jezus in zijn hogepriesterlijk gebed (Joh. 17). “Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij U toebehoren.” Jezus bidt voor zijn volgelingen. Hij pleit voor ons. Niet zodat we alles zullen krijgen wat ons hartje begeert, maar omdat gebed soms onmisbaar is om het vol te houden.

In volhouden ligt onze kracht. Hoe bar de omstandigheden soms ook zijn, God is Eén en al goedheid. En als we in relatie tot Hem leven, als we ons dagelijks voeden met Zijn liefde, als we ons uitstrekken naar de Geest van Pinksteren, dan raken wij ook vervuld van die goedheid. Dan kunnen we juist in deze gebroken wereld een verschil maken; dan kunnen we dingen in positieve zin veranderen door zijn levengevende kracht die in ons werkzaam is. Dat is iets om niet te onderschatten! Door Gods Geest zijn wij in staat om boven onszelf uit te stijgen. Gods Geest maakt dat we steeds meer een spiegelbeeld worden van Zijn liefde en goedheid. Maar wees gewaarschuwd, dat is niet zonder risico. Er zullen mensen zijn die onze ‘vibe’ waarderen en die graag in onze nabijheid zijn, maar er zullen ook mensen zijn die ons wantrouwen of hekelen. Die lelijke trucs bedenken om ons aan het wankelen te brengen en ons aan onszelf te doen twijfelen.

Het leven van miljoenen gelovigen wereldwijd is verre van happy-clappy. Het pad van Jezus is soms een eenzame weg, bezaaid met distels en doornen. Lastig, want verlangen we niet allemaal naar de goedkeuring en erkenning van anderen? We zijn door en door sociale wezens, zo heeft God ons gemaakt. Het doet mensen goed om geliefd en gewaardeerd te worden; dat doet de endorfines stromen en maakt dat we ons gezonder en gelukkiger voelen. Dat is hoe ons brein werkt. Maar het is niet altijd hoe de wereld werkt.

Blijvende glorie

Een rechtvaardige die sterft als een crimineel: het lijdensverhaal van Christus slaat onze droom van een rechtvaardige wereld ruw aan gruzelementen. Zorg dat je niet lijdt omdat je het kwade doet, drukt Petrus ons op het hart, maar verheug je als je lijdt omdat je het goede doet. Waarom? Omdat dat de momenten zijn waarop we het dichtst tot Christus naderen. In zulke situaties ervaren we iets van zijn lijden uit liefde voor de wereld. Dan mogen we beseffen dat we ten diepste met hem verbonden zijn, en dat het niet onze misstappen zijn, maar Gods-glorie-in-ons die maakt dat we verweesd achterblijven.

Verweesd, maar nooit verlaten. Want aan de horizon van ons leven gloort een nieuw begin. Het einde zal vreugde zijn, belooft de Bijbel. Maar geen vreugde die voortkomt uit luxe vakanties, tienduizenden volgers op Instagram, lekker eten, de eeuwige jeugd of de nieuwste Tesla. Het is de vreugde die ontstaat als je je ten diepste verbonden weet met de Eeuwige. De vreugde te weten dat je geliefd en gekend bent, dat God ons niet verlaat. Een diepe vreugde die niet kapot te krijgen is. Ook vandaag klinken Jezus’ woorden vanuit het Johannesevangelie: “Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug.” (14:18) Zijn we bereid dat te geloven?

Foto door Sun Ling Ping op Pexels.com

Dit is de overdenking van zondag 21 mei 2023 (zevende zondag van Pasen, A-jaar) in Protestantse Gemeente Hoek.

Eerst geloven, dan zien

Eerst zien, dan geloven. Zo reageert Thomas als de andere elf discipelen hem vertellen dat Jezus in hun midden is verschenen. Een houding die de reputatie van Thomas geen goed heeft gedaan. ‘Ongelovige Thomas’, krijgen de sceptici onder ons soms te horen. In kerken wordt Thomas regelmatig aangehaald als het toonbeeld van ongeloof; als de discipel die voorleeft hoe het niet moet. Maar is dat negatieve imago wel terecht?

Het Johannesevangelie voert ons vandaag mee naar een wonderlijk verhaal. Elf van de twaalf discipelen van Jezus zijn samengekomen in een huis in Jeruzalem, de stad waar Jezus werd gekruisigd en begraven. De deur zit op slot. Na de executie van Jezus zit de schrik er goed in. De discipelen vrezen dat als de joodse autoriteiten hen te pakken zullen krijgen, zij hetzelfde lot zullen ondergaan. Maar dan wordt de dagelijkse gang van zaken plots doorbroken. In hun midden verschijnt niemand minder dan… Jezus. ‘Vrede zij met jullie!’, zegt hij en toont hen de wonden in zijn handen en zij. Hij herhaalt het nog eens, zendt de leerlingen uit en blaast de heilige Geest over hen. (Joh. 20:21)

Tweeling

Een onalledaags gebeuren dat Thomas als enige niet met eigen ogen heeft kunnen zien. Waarom hij er die dag niet bij was, vertelt de tekst ons niet. Het Johannesevangelie geeft wel wat mogelijke aanwijzingen. Toen Jezus naar Judea wilde gaan om de zieke Lazarus te bezoeken, waarschuwden discipelen hem voor het dreigende gevaar van de joodse autoriteiten. Jezus stond erop toch te gaan. ‘Laten ook wij maar met Hem gaan, om samen met Hem te sterven’, stelde Thomas toen voor. (Joh. 11:16) Een paar hoofdstukken later komen we hem opnieuw tegen. Als Jezus bij het laatste avondmaal tegen zijn discipelen zegt dat hij zal gaan om voor hen een plaats te bereiden, antwoordt Thomas: ‘Wij weten niet eens waar U naartoe gaat Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ (Joh. 14:5)

Thomas was dan niet zo prominent aanwezig als andere apostelen, hij was zeer toegewijd. Simon Petrus zei dat hij zijn leven voor Jezus wilde geven, maar dat waren slechts loze woorden. Thomas was daar écht toe bereid. (Joh. 13:38) En toen Jezus aankondigde dat hij zijn discipelen zou verlaten, was het Thomas die vreesde dat hij de weg naar Jezus niet zou kunnen terugvinden. De naam ‘Thomas’ is afgeleid van het Aramese woord ‘toma’, wat ‘tweeling’ betekent. Toeval of symboliseert die naam zijn symbiotische band met Jezus? Het is geenszins ondenkbaar dat Thomas zich in stilte had teruggetrokken om te rouwen. En dan komen zijn vrienden aanzetten met zo’n sterk verhaal: ‘We hebben de Heer gezien!’

Vandaag spreken we lichtvaardig over de ongelovige Thomas. Maar in het huidige informatietijdperk zijn fakenews en desinformatie overal. Wil je niet in een filterbubbel belanden, dan is het wel zo handig om informatie even te toetsen. Hoe zouden wij reageren als we hoorden dat een overleden leraar uit de dood is opgestaan? Dan krab je je toch even achter de oren. Je vraagt je misschien af wat die elf leerlingen gebruikt hebben, daar met zijn allen in die kamer met de deur op slot. Is het verdriet hen soms naar het hoofd gestegen?

Eerst toetsen

Thomas had dus kunnen zeggen: ‘Wat een onzin, ik geloof er geen woord van!’ Maar hij blijft beleefd. ‘Alleen als ik de wonden van zijn spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ (Joh. 20:25) Ik geef je het voordeel van de twijfel, zegt hij daarmee. Maar ik neem het pas voor waarheid aan als ik alles zelf heb kunnen toetsen.

Dat is Thomas ten voeten uit: eerst zien, dan geloven. Het is zeker geen unieke houding in de Bijbel. We zien die ook bij Noach in Genesis als hij na de watervloed toetst of de aarde droog is. Eerst stuurt hij een raaf uit die terugkeert. Vervolgens een duif die een olijftakje meebrengt als teken dat de bomen weer groeien. Zeven dagen later stuurt Noach opnieuw een duif uit, die niet terugkeert omdat ze vaste grond heeft gevonden. Maar voor Noach is dat nog altijd niet voldoende bewijs. Pas als hij het dak heeft geopend en met eigen ogen land heeft gezien, opent hij de ark. (Gen. 8-6-16)

Eerst zien dan geloven: soms is dat zo slecht nog niet. Jezus neemt Thomas dan ook niets kwalijk. Hij komt een week later gewoon terug, op een moment dat Thomas er wel bij is. De beginsituatie is exact dezelfde – de discipelen zijn samen in het huis in Jeruzalem, alle deuren zijn op slot. Opnieuw verschijnt Jezus temidden van de discipelen en zegt: ‘Vrede zij met jullie!’ (Joh. 20:26) Maar dan richt Jezus zich specifiek tot Thomas en geeft hem de bewijzen die hij nodig heeft. ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof!’ Pas als Thomas de wonden van Jezus met eigen ogen ziet, dan roept hij het uit: ‘Mijn Heer, mijn God!’ (Joh. 20:27-28)

Gedeeld visioen

Eerst zien, dan geloven. Jezus is bereid daar ver in mee te gaan en Thomas de bewijzen te leveren die hij nodig heeft om te kunnen geloven. Maar vervolgens daagt hij zijn discipelen wel uit om een stapje verder te gaan: ‘Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ (Joh. 20:29) Dat is ook een uitdaging aan ons vandaag. En niet altijd een gemakkelijke.

Oorlogen, volkeren die tegen elkaar opstaan, ziekte, stukgelopen relaties, eenzaamheid: de zichtbare werkelijkheid lijkt zo vaak strijdig met Gods goedheid. De apostel Petrus roept dan ook op tot een gezond realisme. ‘Een korte tijd moet u tot uw verdriet nog allerlei beproevingen verduren’, waarschuwt hij in zijn eerste brief. (1 Petrus 1:6) De gebrokenheid van deze wereld is reëel en we ervaren er allemaal de scherven van. Soms kunnen die zelfs lelijk snijden en dan voelen we de pijn.

Eerst zien, dan geloven: hoe vaak is dat in deze wereld niet nodig om jezelf te beschermen? Toch daagt Jezus ons uit om het andersom te doen: eerst geloven en dan zien. Dat is geen pleidooi voor naïviteit, maar een uitnodiging om op een andere manier naar de werkelijkheid te kijken. Om voorbij het zichtbare te kijken en ons te richten op dat wat nog niet zichtbaar is. Mee te stappen in het gedeelde visioen van een betere wereld en die in ons spreken, handelen en wandelen al gestalte te geven. Soms moet je eerst geloven om te kunnen zien.

Voor de één is dat gemakkelijker dan voor de ander. Thomas spiegelt ons voor dat geloven geen gebod is, maar dat je gerust mag twijfelen en om zichtbare tekenen mag vragen. ‘Mijn Heer en mijn God!’, roept hij uit bij de aanblik van Jezus’ wonden. Nu pas beseft Thomas dat zijn vrienden zich niet hebben getroost met een illusie. Zijn ogen worden geopend en plots overziet hij het grotere visioen. Verdriet en verslagenheid maken plaats voor hoop. De dood heeft niet het laatste woord gekregen; voorbij de horizon van deze gebroken wereld gloort een nieuw begin. In Thomas’ hart ontspringt een bron van vreugde. Want nu weet ook hij: Christus is niet dood. Hij leeft en al wie gelooft zal met hem leven!

Foto door Julian Jagtenberg op Pexels.com

Dit is de overdenking van zondag 16 april (Quasi Modo Geniti, tweede zondag van Pasen A-jaar) in de Protestantse Kerk van Leuven.

De kracht van Pasen

Jezus is waarlijk opgestaan! Dat is de boodschap van Pasen. Vandaag komen overal ter wereld christenen samen om het grote geheim van het christelijk geloof te vieren, namelijk dat Christus verrezen is. Het Paasfeest inspireert ons om te geloven dat het kwaad en de dood in de wereld niet het laatste woord zullen krijgen. Grote woorden. Woorden die in onze gebroken wereld misschien te groot lijken, als een oversized jas die niet past.

De meeste mensen brengen het Paasfeest graag door in gezondheid en geluk, omringd door familieleden en vrienden. Helaas is dat niet voor iedereen de realiteit. Ook vandaag brengen honderden mensen het Paasfeest door op plaatsen waar ze liever niet zouden zijn: in ziekenhuizen, gevangenissen, rusthuizen of instellingen. Plaatsen waar lijden en dood aan de orde van de dag zijn. Je tv afstemmen op het nieuws brengt dan al evenmin perspectief: oorlogen, conflicten, klimaatverandering en honger. Logisch dat je je afvraagt: hoezo heeft de dood geen macht meer? Waaruit blijkt dat het kwaad is overwonnen? Wat geloven en bidden we eigenlijk, als we zingen en belijden dat Christus is opgestaan?

Klein geheim

Het Johannesevangelie (20:1-9) voert ons mee naar een vroege ochtend in Jeruzalem. Nog voor zonsopgang brengt Maria van Magdala een bezoek aan het graf van Jezus. Tot haar verbazing treft ze het leeg aan; de steen is weggerold. Het Johannesevangelie spreekt niet op machtige toon, maar eigenlijk heel klein over de opstanding. Alsof het een geheim is waar je gemakkelijk aan voorbij zou gaan.

Het mag dan ook geen wonder heten dat niet iedereen meteen overtuigd is. Maria van Magdala constateert dat Jezus uit het graf is weggehaald en ze stelt Simon Petrus en een “geliefde leerling” van Jezus op de hoogte. Die gaan vervolgens poolshoogte nemen. De leerling ziet de zwachtels liggen maar gaat niet binnen. Simon Petrus ziet ze ook liggen, maar gaat wel binnen. Daar valt hem op dat de zweetdoek die Jezus’ hoofd bedekt heeft, niet bij de windsels ligt, maar opgerold op een andere plaats. Alsof iemand rustig de tijd heeft genomen om de doek netjes op te rollen. Het lijkt allemaal zo alledaags dat niemand direct aan een wonder denkt.

Vandaag spreken we over de verijzenis in grote woorden. Maar als Jezus op de derde dag verschijnt, lijkt dat niet direct een groot wonder. Geen grootse manifestatie, geen spektakel met wonderen en teken voor het oog van de hele wereld. Integendeel, Jezus kiest ervoor om zich in besloten kring bekend te maken. Maar dat kleine geheim, misschien is dat juist wel waar het om draait.

Zien en geloven

Het Johannesevangelie vertelt dat de leerling die als tweede het graf binnengaat, “zag en geloofde.” Deze leerling ziet dat het graf leeg is; de steen is weggerold, de windsels liggen los en de zweetdoek is opgerold. Je kunt dan naar allerlei verklaringen zoeken, maar hij herinnert zich Jezus woorden. En op dat moment gebeurt er iets wonderlijks. In het hart van deze leerling ontspringt een vreugde: Jezus leeft, Hij is verrezen en heeft de dood overwonnen!

De leerling gelooft. Want hij ziet niet slechts wat voor ogen is; hij is bereid om verder te kijken. Om het wonder van Gods beloften te zien. Die bereidheid om in zelfs de kleinste alledaagse dingen het wonder te zien, dat is geloven. Geloof heeft soms iets van een teer en kwetsbaar bloemetje. Soms worden we zo in beslag genomen door onze zorgen en dagelijkse beslommeringen, dat het moeilijk is om verder te kijken en het grotere plaatje te zien. En toch: dat Pasen gelijk valt met de lente, kan geen toeval zijn. De vogels beginnen te fluiten, uit de kleinste zaadjes komt krachtig leven voort. De hele schepping ademt Gods opstandingskracht.

Sta op en leef!

Zoals rondom ons het leven verrijst, zo mogen wij vandaag vieren dat Jezus Christus uit de dood is opgestaan en dat wij deel hebben aan Gods opstandingskracht. God is zo groot dat zelfs onze grootste woorden Hem niet kunnen beschrijven, en toch is Hij in Zijn onmetelijke liefde naar ons toegekomen! In de gedaante van Jezus is de eeuwige God ons voorgegaan, en wandelend in Zijn voetsporen mogen ook wij telkens opnieuw opstaan. Zelfs al is de wereld nog zo donker, zelfs al lijden we onrecht en pijn, zelfs al maken we duizend fouten en houden de windsels van het bestaan ons gevangen. Dat alles doet niets af aan de kracht van Pasen.

Dit is de dag om grote woorden te spreken. Dit is de dag om tegen elkaar te zeggen: “Jezus Christus is waarlijk opgestaan!” Want Gods overweldigende liefde is het geheim van ons geloof. Een liefde, krachtig genoeg om de dood te overwinnen. Vandaag spreekt Jezus ons aan als zijn beminde leerlingen. Wees niet bevreesd. Geloof. Vertrouw. Sta op. En leef!

Deze overdenking werd geschreven voor de Paasviering van zondag 9 april 2023 in ziekenhuis AZ Monica in Deurne.

Foto door EUGENIO BARBOZA op Pexels.com

Palmpasen: een koninklijk feest

Deze zondag is het Palmpasen. In het ziekenhuis waar ik werk, worden elke vrijdag voor Palmzondag manden met gewijde palmtakken klaargezet. Eigenlijk zijn het buxustakjes, want in het koude België is nu eenmaal geen palmboom te vinden. Sommige mensen nemen een takje mee naar huis, anderen plakken er één op hun computerscherm. Zeker als je ziek bent, kan zo’n groen twijgje een teken van hoop zijn. Maar wat is nu de werkelijke betekenis van de palmtak?

Het palmtakje herinnert aan de intocht van Jezus. In het Mattheüsevangelie lezen we hoe Jezus de stad Jeruzalem binnenrijdt op de rug van een ezel. Niet omdat hij vermoeid is, maar om een messiaanse profetie in vervulling te doen gaan. Inwoners die Jezus op een ezelsveulen de stad zien binnenrijden, worden herinnerd aan de woorden van de profeet Zacharia: “Verheug u zeer, dochter van Zion! Juich, dochter van Zion! Zie, uw koning zal tot u komen, rechtvaardig, en hij is een heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin.” (Zach. 9:10)

Ezel als herkenningsteken

De ezel is dus een herkenningsteken. Zo’n vijfhonderd jaar voor de intocht van Jezus in Jeruzalem schetste de profeet Zacharia het beeld van een messiaanse koning die op een ezelsveulen komt aanrijden. Voor een hoogwaardigheidsbekleder is dat een wat atypische profielschets, maar misschien zijn die woorden van Zacharia juist daarom wel bij het volk blijven hangen.

Laten we nu een kleine vergelijking maken met het heden. Stel dat koning Filip deze zondag Mechelen komt binnenrijden. Dankzij de kranten weten we dat de koninklijke familie verzot is op Jaguar Land Rover, en dat het bedrijf hofleverancier is. Vorig jaar kocht koning Filip nog een mosterdgele plug-in hybride. Willen we de intocht van de koning tijdig opmerken, dan is Land Rover een duidelijk herkenningsteken. Maar wat als koning Filip in een tweedehands Seat Ibiza de stad komt binnenrijden?

Toch is dat ongeveer wat Jezus doet. Hij wordt aangekondigd als een koning, maar gedraagt zich niet zoals je dat van een vorst zou verwachten. Jezus berijdt geen strijdwagen of strijdros, maar komt Jeruzalem binnen op een geleend ezeltje. Een ezel is een lastdier, benadrukt Mattheüs (21:1-11), en Jezus kiest ook nog eens het kleinste model uit met de minste pk. Maar niets is wat het lijkt, want die nederige verschijning is omgekeerd evenredig aan zijn autoriteit. “De strijdboog zal weggenomen worden, de koning zal vrede aankondigen aan de heldenvolken. Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot aan de einden der aarde”, klinkt het in Zacharia. (9:10)

Lijdende dienstknecht

Er is nog een tweede herkenningsteken. Dat vinden we bij de profeet Jesaja, die op meerdere plaatsen een profiel schetst van de lijdende dienstknecht van de HEER. “God de Heer heeft tot mij gesproken en ik ben niet teruggedeinsd”, schrijft de profeet. “Mijn rug bood ik aan aan wie mij sloegen, mijn wangen aan wie mijn baard uitrukten, en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en mij bespuwden. God de Heer zal mij helpen: daarom zal ik niet beschaamd staan en zal ik geen spier vertrekken. Ja, ik weet dat ik niet te schande zal worden.” (Jes. 50:4-7)

In dat profiel van de dienstknecht die lijden moet doorstaan om zijn missie te vervullen, herkennen we het het gezicht van Christus. Het beeld van Jezus die rijdend op een ezeltje Jeruzalem binnenkomt mag dan iets romantisch hebben; het lot dat hem daar wacht is allesbehalve dat. Jezus zal de stad alleen nog verlaten om buiten de muren van Jeruzalem te worden gekruisigd. De mantels die tijdens zijn intocht voor hem worden afgelegd zijn niets vergeleken bij de prijs die hij uiteindelijk zal betalen: Jezus legt alles af. Zijn onderkleed waar om wordt gedobbeld, maar ook zijn macht, majesteit en heerlijkheid. De weg die Jezus gaat is die van volledige overgave. Hij is bereid om zichzelf volkomen te verliezen uit liefde voor God en voor de mensheid.

Koning der koningen

De wereld kent vele koningen, maar welke machthebber zou bereid zijn om zover te gaan? Die radicale dienstbaarheid aan God en aan de wereld weerspiegelt het hart van de ware Koning. Dat is waarom Jezus in het Bijbelboek Openbaringen (19:6) ‘koning der koningen’ wordt genoemd. Zijn heerschappij overtreft de heersers van deze wereld, zelfs al hebben ze de mooiste paarden en de meest indrukwekkende strijdwagens.

Dat kleine ezeltje is dus een statement. Als de dochters en zonen van Zion dat teken zien, herkennen ze hun rechtvaardige koning en heiland. En dan roepen ze het uit: “Hosanna! Zoon van David, gezegend hij die komt in de naam van de Heer!” Ze bedekken de weg waarover de Koning hen tegemoetkomt met hun jassen, werpen twijgjes op de grond en zwaaien hem toe met palmtakken (Joh. 12:12-13). Die palmtakken zijn het symbool van hulde en overwinning.

Plaats van vrede

Daarmee zijn we aangeland bij de betekenis van Palmpasen. Palmtakken en buxustakjes herinneren aan de komst van de Koning. Zouden wij hem nog herkennen als hij ons vandaag tegemoet kwam? Of worden we zo in beslag genomen door de macht en rijkdommen van deze wereld dat we hem niet opmerken? Jeruzalem (ירושלים) betekent ‘plaats van vrede’. Mogen onze harten plaatsen zijn van vrede waar we de Vredevorst telkens opnieuw verwelkomen.

Gelukkig is hij of zij die kan zeggen: “Gezegend hij die komt in de naam van de Heer!”

(Psalm 118:26, Matt. 21:9 e.a.)

Dit is de overdenking van 2 april 2023 op Palmzondag in de protestantse kerk William Tyndale-Silo in Mechelen.

Opstandingskracht

De veertigdagentijd neemt ons mee op reis van dood naar leven, van verlies naar herstel, van duisternis naar licht. Vandaag dagen de profeet Ezechiël, de apostel Paulus en Jezus ons uit om verder te kijken dan de wereld die voor ogen is.

Als de profeet Ezechiël ongeveer dertig jaar oud is, krijgt hij een wonderlijk visioen. God toont hem een dal vol dorre doodsbeenderen, en vraagt: “Kunnen deze beenderen weer tot leven komen?” (37:3) Wetenschappelijk gezien is dat wat lastig, want er zijn drie categorieën van materie: levend, dood of levenloos. Ons lichaam valt in categorie nummer één. Het is een levend organisme waarin alle onderdelen vernuftig samenwerken. Pas als de levensgeest eruit verdwenen is, veranderen botten in dode materie.

Maar nu stelt God aan Ezechiël die lastige vraag. Hij vraagt of het ook andersom kan; of dode materie tot leven kan komen. “U zegt het, Heer”, antwoordt Ezechiël. Vervolgens krijgt hij de opdracht om over de beenderen te profeteren en woorden van leven uit te spreken. Terwijl Ezechiël dat doet, gebeurt het ondenkbare. Botten en pezen rijgen aaneen en bekleden zich met huid. Dode materie vormt zich om tot een levend organisme.

De opstanding van Lazarus

Het thema van Ezechiëls visioen, de overwinning van het leven over de dood, komt ook terug in het verhaal over de opstanding van Lazarus. Maria en Martha, twee zussen uit Betanië, sturen een bericht naar Jezus. “Kom snel”, dringen ze aan, “want onze broer Lazarus is erg ziek.” Maar Jezus lijkt geen haast te hebben. “Deze ziekte leidt niet tot de dood”, stelt Hij de zussen gerust, “maar wel tot de eer van God.” Vervolgens blijft Hij nog twee dagen weg. Pas als zijn vriend al vier dagen in het graf ligt, komt Jezus een keertje opdagen.

We kunnen ons voorstellen dat niet iedereen staat te juichen. “Waarom ben je niet eerder gekomen, dan zou onze broer nu niet gestorven zijn”, vragen Martha en Maria. Weer anderen merken op: “Als Hij de ogen van blinden heeft geopend, waarom kon Hij dan Lazarus niet genezen?”

De NBV21 meldt tot tweemaal toe dat Jezus geërgerd is. Irriteert het hem mensen vraagtekens bij zijn optreden beginnen te plaatsen? In de Griekse grondtekst vinden we het woord etaraxen. Dat betekent zoveel als: “He troubled Himself.” Jezus is dus innerlijk beroerd. Het verlies van zijn vriend laat hem niet onbetuigd, de tekst vermeldt dat hij tot tranen bewogen werd. Het verhaal blijft wat ambigu; het laat vragen open. Als Jezus van tevoren wist dat dit moest gebeuren en daarom later kwam, waarom huilt hij nu dan? Maar misschien tekent juist die ambiguïteit onze omgang met de dood. Hoop en rouw, ze gaan dikwijls hand in hand. Dan staat Jezus op en vraagt: “Waar hebben jullie hem neergelegd?” “Daar”, wijzen zijn volgelingen. In een spelonk even verderop is een steen gerold. “Haal die steen maar weg”, zegt Jezus.

Martha waarschuwt nog dat het niet echt prettig ruikt als je een graf opent waar iemand al vier dagen in ligt. Maar Jezus zegt: “Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?” Dan roept Hij: “Lazarus, kom naar buiten!” En wie stapt daar vervolgens naar buiten? Lazarus, nog in doeken gewikkeld. Alsof hij alleen maar diep heeft liggen slapen. Net als in Ezechiël verhaalt ook deze tekst over een dood die niet het einde is, maar een nieuw begin.

Dode bomen

Als twintiger werkte ik bij Vluchtelingenwerk Utrecht. Een van onze cliënten was meneer Mohamed uit Somalië. Hoewel we ons uiterste best deden om hem bij zijn integratie te begeleiden, kwam hij zelden opdagen. Toen hij opnieuw een afspraak had gemist, besloot ik hem te bellen. Meneer Mohamed reageerde als door een wesp gestoken. “Wat is dat toch met jullie? Willen jullie mij dood hebben of zo? Weet je wel hoe koud het is?” Zijn verwarming stond op 26 graden en nog altijd zat hij te vernikkelen onder een dekentje, klaagde hij. “Wat is dit voor belachelijk land? De zon schijnt nooit, de zee is grijs en alle bomen zijn dood!”

Voor meneer Mohamed was de Hollandse winter een dal vol dode bomen, niet de moeite waard om je bed voor uit te komen. Maar de pijn zat dieper dan een grijze zee of dode bomen. Meneer Mohamed miste zijn vaderland. Wie ziet er graag dingen sterven? Zelfs Jezus toonde verdriet toen Hij een dierbare verloor. Hij ging zelfs zover dat het schijnbaar onmogelijke wilde doen om Lazarus terug te halen. Als meneer Mohamed Somalië had kunnen terughalen, had hij dat ook gedaan.

De betekenis van het verhaal van Lazarus wordt vaak afgedaan met: “Je moet geloof hebben”, maar dat is wat kort door de bocht. We zijn geroepen, maar niet om een big smile op te zetten, onze gevoelens weg te duwen en met religieuze oneliners te gaan smijten. Soms gaan we door dorre dalen, en dan mag ons verdriet er zijn.

Foto door Simon Berger op Pexels.com

Zie, Ik maak iets nieuws

Jezus en Ezechiël ontkennen de gebroken werkelijkheid niet, maar ze roepen wel op om verder te kijken. Je mag verdriet hebben om verlies, maar tegelijk mag je je ogen richten naar de horizon. “Let op, Ik ga nieuwe dingen doen! Nu gaan die beginnen! Let goed op! Ik zal een weg maken in de woestijn. Ik zal rivieren maken in de wildernis”, zegt de profeet Jesaja tegen het volk Israël (43:19)

Meneer Mohamed zag alleen dode bomen, want hij kon zich niet verbeelden dat er binnen in die dorre stam en takken allerlei processen op gang aan het komen waren. Waarom merken we het pas veel te laat als er iets nieuws ontspruit? Het probleem is dat we vaak gefocust zijn op de dingen die we kunnen zien. We voelen misschien de voorweeën wel – er veranderen dingen, we raken oude zekerheden kwijt – maar we hebben nog altijd geen idee van wat er geboren gaat worden.

De ontluikende lente voert mij altijd terug naar het voorjaar van 2004. Na weken op de intensive care en in een stille kamer te hebben gelegen, werd ik in een rolstoel door de ziekenhuistuin werd gereden. De wereld bleek intussen veranderd. Het was lente geworden! Voor het eerst ervoer ik de overweldigende kracht van de natuur. Niet één vogel in de lucht, maar tientallen. Niet enkele blaadjes aan de bomen, maar honderden. “Ik wil ook zo leven”, nam ik me voor. “Zo overvloedig, intens en vol overtuiging.”

Sterker dan de dood is het leven. Dat zinnetje is sindsdien een levende realiteit geworden. Zoals de natuur elk jaar opnieuw uit haar schijnbare dood verrijst, zo krachtig kan Gods Geest ook ons vernieuwen – van binnenuit. In Johannes 11:25-26 zegt Jezus: “Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft.”

Real life to the max

Opstanding, dat klinkt als een groot verhaal. Maar opstandingskracht begint vaak klein; als een mosterdzaadje. Telkens als we woorden van geloof spreken, visioenen ontwikkelen en keuzes maken, geven we dat zaadje water. En op een dag kan het zomaar zijn uitgegroeid tot een grote boom.

Welke opstandingskracht heb jij vandaag nodig? Misschien sleep je je al jaren met tegenzin naar je werk of zeg je ja tegen dingen die je eigenlijk niet wilt. Misschien sta je altijd voor anderen klaar maar vergeet je voor jezelf te zorgen. Of wie weet worstel je al jaren met negatieve gedachtepatronen.

Met Pasen vieren we dat Jezus Christus is opgestaan. Dat de dood niet het laatste woord krijgt, maar dat de kracht van Gods liefde overwint en leven geeft. Zo wil God ook ons tot leven wekken. En dat is geen kwijnend leven, maar real life to the max. Geen zuinig straaltje kraanwater maar een uitbundige fontein van levend water, sprankelend en fris. “Zie, Ik maak alle dingen nieuw.” Dat is ook de boodschap voor ons vandaag.

Laten we opstaan, het stof van onze voeten kloppen en een groter visioen omarmen. De dood is niet het einde; zelfs in dorre takken en woeste leegten gloort een nieuw begin.

Dit is de tekst van de preek van 26 maart 2023 voor de protestantse kerk van Leuven (VPKB) door drs. Kelly Keasberry.

Foto door Anna Shvets op Pexels.com

Wegbereiders van het herstel

Als kind deed ik niets liever dan lezen. Alice in Wonderland was mijn favoriet; een boek over het verlies van onschuld en de groei naar volwassenheid. Verloren onschuld, dat is ook waar het paradijsverhaal van Adam en Eva over gaat. Het Bijbelboek Genesis vertelt hoe God de mens vormt uit het stof der aarde, hem de levensadem inblaast en plaatst in een prachtige tuin met bomen vol zoete vruchten, de Hof van Eden. In het midden staan twee lommerrijke bomen: de levensboom en de boom van kennis van goed en kwaad. “Van alle bomen mag je eten, maar niet van de boom van kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven”, zegt God (2:16-17). Een testcase? Misschien zit er toch een ander addertje onder het gras.

Ik heb vier zonen. Ze zijn al groot, maar iedereen zal zich kunnen voorstellen wat er gebeurt als je in de nabijheid van kleine kinderen een pot met overheerlijke snoepjes neerzet, midden op tafel. En als je dan zegt: “Van al het eten in huis mag je eten, maar die snoeppot op tafel, daar mag je niet van eten.” Toch is dat wat er ongeveer gebeurt in Genesis. Een scenario dat vragen oproept, want waarom zou God een boom met zulke aanlokkelijke vruchten planten in het hart van de Hof van Eden, op een plaats waar je er letterlijk en figuurlijk niet omheen kunt, om vervolgens te zeggen: “Blijf eraf?” Aangezien de mens op dat moment nog in volkomen harmonie met God en de schepping leeft, lijkt een testcase niet erg aannemelijk.

Waarschuwing of gebod?

Als we een kijkje in de Hebreeuwse grondtekst nemen, dan vinden we daar niet echt een gebod. De woorden van God klinken eerder als een waarschuwing aan de mens: “Van de boom van kennis van goed en kwaad moet je niet eten, want op de dag dat je dat doet, zul je onvermijdelijk sterven.” Met zo’n boodschap kunnen we verschillende kanten op. Binnen het christendom worden deze woorden meestal als gebod uitgelegd. De mens heeft dan de wetten van God overtreden, is ongehoorzaam geweest en wordt verbannen naar een plaats van lijden, pijn en dood.

Een andere verklaring vinden we bij de chassidische rabbijn Manis Friedman. Eva is volgens hem geen verleidster die de wereld in zonde stortte, maar een vrouw met een opmerkelijke intuïtie. Nadat God de mens op het hart heeft gedrukt om van de vrucht af te blijven, zegt ze als het ware: “Adam, God waarschuwt ons om niet van die boom van te eten, omdat Hij ons zodanig liefheeft dat Hij ons voor de gevolgen wil behoeden. Maar stiekem hoopt Hij dat we het wél doen.” Door van de vrucht te eten, wordt de mens zich bewust van zijn vrije wil. Liefde wordt een keuze. Een weg van struikelen, vallen en weer opstaan. Van leren en van groeien. Want hoe oprecht is de liefde als je niet anders kan dan liefhebben? In de versie van Friedman spreken Eva en Adam daarom samen af om van de vrucht te eten, eerst zij, dan hij. Nadat ze dat hebben gedaan, worden hun ogen geopend. Voor het eerst worden ze zich bewust van hun naaktheid, en ze rijgen vijf vijgenbladeren aaneen om zich te bedekken. Na het eten van de vrucht klinkt Gods stem door de tuin. “Mens, waar ben je?” Een vraag waarin de verbroken symbiose doorklinkt; de navelstreng tussen is doorgesneden. Een breuk die door zowel door God als door de mens wordt gevoeld.

Foto door Felix Mittermeier op Pexels.com

Het herstel van de wereld

Hoe het ook zij, de apostel Paulus stelt in de Romeinenbrief dat door één mens de zonde in de wereld gekomen is. Het Griekse woord hamartia, dat met “zonde” wordt vertaald, kan ook worden uitgelegd als “je doel missen.” Wat is ons doel? De joodse mystiek heeft daar een mooie term voor: Tikun Olam, het herstel van de gebroken wereld. Het is aan ons mensen om de verbroken harmonie met God, met onze naasten en de wereld te herstellen. Om de juiste frequentie terug te vinden, zodat we weer in tune kunnen leven met Gods licht en liefde.

Verlangen we niet allemaal weleens terug naar het paradijs? We dromen van lange vakanties langs azuurblauwe baaien, geven massa’s geld uit om ons droomplekje op aarde te creëeren of we zoeken de perfecte partner die het volledige liefdesverlangen van ons hart moet vervullen. Weer anderen proberen door het kopen van spullen of door eten, drinken of gamen de leegte te vullen. Het paradijsverlangen zit op de een of andere manier in ons DNA. Het paradijs, dat is de natuurlijke toestand waarvoor we gefinetuned zijn. Maar God heeft zich teruggetrokken om ruimte te geven aan de wereld.

In een wereld van gebrokenheid is eenheid allerminst vanzelfsprekend. We moeten moeite doen om te bidden of te mediteren, om God te zoeken. We moeten inspanningen leveren om ons huwelijk goed te houden, om goede relaties met onze kinderen op te bouwen en verantwoordelijkheid te nemen voor het ecosysteem waarvan we onderdeel zijn. En daarin maken we onherroepelijk fouten. Soms worden we ontmoedigd door pijn en lijden; zien we door de duisternis het licht niet meer. In een wereld als de onze komt er dagelijks heel wat op je af, en het kan een moeilijke opgave zijn om steeds opnieuw te kiezen voor verbinding en herstel.

Fata morgana

Vandaag is het de eerste zondag in de Veertigdagentijd, een periode die ons aanmoedigt tot bezinning en tot nadenken over Gods liefde en gerechtigheid. Als wij vandaag te maken hebben met beproevingen, dan staan we niet alleen. Het evangelie van Mattheüs (4:1-11) verhaalt hoe Jezus wordt beproefd. Als Hij in de woestijn verblijft, verzwakt en vermoeid na veertig dagen en nachten te hebben gevast, zegt de satan tegen hem: ‘Als u de zoon van God bent, dan kunt u uw eigen weg gaan, succes en rijkdom behalen en de hele wereld aan u onderwerpen!” Stel je voor. Je zou daar maar zitten, tussen de gloeiende zandkorrels onder de brandende hemel. Juist als je tong verdroogt van de dorst krijg je een paradijs voorgespiegeld, als een fata morgana in de woestijn. Maar Jezus zwicht niet. Door Gods woorden te herhalen, bekrachtigt Hij de eenheid met God en voorkomt Jezus dat Hij zijn doel mist.

Foto door Pixabay op Pexels.com

Wat kunnen we zeggen over dat doel? De naam “Yeshua” betekent zoveel als redding, verlossing en heil. Het doel waarmee Jezus ter aarde kwam, was om de verloren eenheid tussen God en mens te herstellen. Tikun Olam. En als wij navolgers van Jezus zijn, dan is dat ook de weg die wij mogen gaan. Ook wij zijn geroepen om bij te dragen aan het herstel van de eenheid van de mens met God, met elkaar en met de gehele schepping. Als God vraagt: “Mens waar ben je?”, wat zullen wij dan antwoorden?

Toen de profeet Jesaja geroepen werd, antwoordde hij:“Hier ben ik! Hineni!” Datzelfde zei Abraham, toen zijn geloof op de proef werd gesteld. “Hineni! Hier ben ik!” Jesaja en Abraham lieten zich vinden. En doordat ze bereid waren uit hun comfortzone ter treden en zich door God te laten vinden en vormen, schreven ze geschiedenis. Wat antwoorden wij als God vandaag op onze deur klopt? Als Zijn liefde ons dringt om op te staan en een verschil te maken? Laten we ons vinden, of zijn we te druk bezig met onze eigen dagelijkse dingen?

Gestalte geven aan de hoop

Vandaag is het de eerste zondag van de veertigdagentijd. Samen zijn we op weg naar Pasen. Een weg van lijden en inkeer, van gebrokenheid. Maar daar eindigt ons verhaal niet. We zijn geroepen om de scherven van een gebroken wereld te herstellen! Deze periode nodigt ons uit tot reflectie over hoe we dat gestalte kunnen geven. God heeft ons handen gegeven om te bouwen, te geven en te omhelzen; stemmen om te zingen, te troosten en te aanbidden. Het is aan ons om het vuur van visioenen brandend te houden, om niet afgestompt te raken door de kleine en grote zorgen van alledag, niet moedeloos te worden van hopeloze nieuwsberichten en cijfers, of ons te laten intimideren door cynische doem- of complotdenkers.

De hoop gestalte geven; niemand zal beweren dat het makkelijk is. Maar we hoeven het gelukkig niet alleen te doen. De komende tijd gedenken we hoe Jezus ons is voorgegaan op het pad naar herstel. Het evangelie vertelt ons hoe Hij ons niet alleen de weg heeft getoond, maar Zelf de weg is geworden. De mensheid (Ha-adam) was onvrij. Als verdwaalde paradijsvogels fladderden we rond, op zoek naar het verloren paradijs. Wij allen begingen misstappen; wij allen leken gedoemd ons doel te missen. Maar Christus heeft voor eens en altijd de deur geopend naar de ware vrijheid. In Hem is er geen veroordeling meer. Wat rest is een leerproces van vallen, struikelen en weer opstaan. Een leven van ontdekken en groeien.

Laten we samen op weg gaan naar Pasen, naar het lentelicht dat gloort aan de horizon. Laten we de sprankeltjes ervan verzamelen, de scherven van een gebroken wereld lijmen; laten we wegbereiders zijn van het herstel.

Een gezegende veertigdagentijd!

Foto door Akil Mazumder op Pexels.com

Dit is de tekst van de preek in de Protestantse Kerk (VPKB) van Leuven op 26 februari 2023 door drs. Kelly Keasberry

Waarom liet Jezus zich dopen?

De doop van Jezus: het is een merkwaardig verhaal. Want waarom laat Jezus zich dopen? Tijdens de kerkdienst van 8 januari 2023 in de protestantse kerk van Leuven stonden we stil bij die vraag.

In het derde hoofdstuk van het Mattheüsevangelie lezen we hoe Johannes optreedt in de woestijn. Hij verkondigt aan iedereen die het maar horen wil: “Bekeert u, want het Koninkrijk van de hemel is nabij gekomen!” Een uitnodiging die door velen dankbaar wordt aangegrepen. Ze komen naar hem toe en laten zich dopen in de Jordaan.

Zich bekeren, dat is de diepere betekenis van de doop. In de grondtekst wordt het Griekse woord metanoeite gebruikt. Dat betekent zoveel als een ommekeer maken, een verandering van mindset waarbij je het oude achterlaat en de innerlijke mens zich vernieuwt en een transformatie ondergaat.

Je moet je leven veranderen

Du mußt dein Leben ändern. Het is de beklijvende slotzin van een gedicht van de Duitse dichter Rainer Maria Rilke. Je moet je leven veranderen. Niet zomaar voortleven op de automatische piloot, niet klakkeloos doen wat iedereen doet; niet handelen zoals iedereen verwacht, netjes binnen de lijntjes kleuren, conventioneel, zeker en stabiel, maar kleurloos en allesbehalve spannend. Want grijze muizen schrijven geen geschiedenis. 

Je moet je leven veranderen. Dat is de essentie van bekering, en dat is ook waar Johannes op doelt. En hij wijst ook de richting waarin die verandering moet plaatsvinden. De mens, geneigd als hij is om zijn eigen agenda, verlangens en genoegens na te jagen, moet tot inkeer komen en zich weer verzoenen met zijn Bron, de God van vrede, van liefde en van gerechtigheid.

De weg voorgegaan

Dat brengt ons terug bij de vraag aan het begin: waarom laat Jezus zich dopen? Dat is toch niet nodig? Wat zou het voor zin hebben om tegen de Zoon van God te zeggen dat Hij zijn leven moest veranderen, als dat leven al helemaal in lijn ligt met de wil van de Vader? Toch ondergaat Jezus de doop, samen met een menigte van zondaars, tollenaars, farizeeën, sadduceeën, soldaten, schuinsmarcheerders. Zuiver als Hij is, gaat Hij met deze mensen het water in.

Johannes weigert aanvankelijk om Jezus te dopen. Begrijpelijk, maar Jezus staat erop. Dit is de weg, Hij wil ons voorgaan. In alles. In onze verzuchtingen, in ons lijden, in onze angsten, onze gebroken harten en dromen, onze zoektochten in het leven, in onze momenten van vreugde, onze ziekten, onze twijfels… Ja, ook in de doop. En daarom, uit liefde voor ons, doet Jezus iets wat Hij eigenlijk helemaal niet zou hoeven te doen. Doet u dat ook weleens? Doet u soms dingen die u eigenlijk helemaal niet hoeft te doen, uit liefde voor uw naasten?

Door de doop te ondergaan, wordt Jezus één met de mensen die Hem volgen. Hij toont hen: kijk, dit is de weg die je moet gaan; dit is de stap die je leven in positieve zin kan veranderen, dit is waar verzoening met God begint. Een oude mens gaat ten onder in het watergraf, een nieuwe mens verrijst en wordt herboren. Als Jezus uit het water oprijst, bevestigt God die stap door te zeggen: “Kijk, dit is Mijn Zoon in wie Ik welbehagen heb.”

De doop: meer dan gestolde traditie

Vlak voor Zijn hemelvaart zal Jezus Zijn apostelen opdragen: “Ga op weg en maak alle volkeren tot Mijn leerlingen, door hen te dopen in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en hen te leren dat ze zich moeten houden aan alles dat Ik u opgedragen heb.” Het jodendom kent 613 mitswot, maar Jezus herleidt al die wetten tot de essentie: “Heb God lief boven alles, en heb je naaste lief zoals jezelf.” In dat liefdesgebod is de gehele wet vervuld.

Het verhaal van de doop van Jezus is ook ons verhaal, als we net als Hij gedoopt zijn. Over de doop verschillen de meningen, en door de geschiedenis heen zijn er heel wat kerken op gescheurd. In evangelische kerken is de volwassendoop een uitingsvorm van bekering. Van de keuze om het oude leven achter zich te willen laten en de Schepper in alles te willen volgen. In protestantse en katholieke kerken waar de kinderdoop gangbaar is, wordt de lijn doorgetrokken naar het Oude Testament en het Verbond van God met Abraham en zijn nageslacht. De doop is dan een opname in de kerkelijke gemeenschap; kinderen die gedoopt zijn, krijgen hun plaats binnen Gods Verbond met mensen.

Foto door Pixabay op Pexels.com

Zoals mensen verschillen, verschillen ook onze opvattingen over de doop. Maar welke visie we ook voorstaan, het is belangrijk om te beseffen dat de doop veel meer is dan een familiefeestje of een gestolde traditie. Voor de mensen die bij Johannes de doop ondergaan, staat de gang door het water aan de vooravond van een nieuw begin. Ze staan op uit het water als schonere mensen; ze laten het vuil van de wereld achter zich, ze zijn klaar om in harmonie met God te leven.

Selfie-cultuur

En Jezus? Aan wie zou Hij denken als Hij daar in de Jordaan staat? Zeer waarschijnlijk denkt Hij niet aan zichzelf. Niet aan alle mogelijke woorden, fouten, tekortkomingen of alles waar Hij maar reiniging van zou nodig hebben. Nee, op dat ene bijzondere moment, daar schouder aan schouder met Johannes, denkt Hij misschien wel aan ons. Aan u en mij. 

We leven vandaag in een selfie-cultuur. Woorden als zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfsturing zijn codewoorden geworden. Veel mensen denken eerst aan zichzelf, dan pas aan anderen.

  • CEO’s denken aan zichzelf wanneer ze torenhoge bonussen eisen.
  • Wereldleiders denken aan zichzelf wanneer ze jonge generaties opofferen aan een uitzichtloze oorlog, enkel en alleen bedoeld om hun rijk en hun macht te vergroten.
  • Snelheidsduivels denken aan zichzelf wanneer ze door hun “sportieve rijstijl” de levens van anderen op het spel zetten.
  • Pestkoppen denken aan zichzelf als ze anderen het leven zuur maken.
  • Werknemers die met hun ellebogen werken maar intussen hun collega’s naar de zijlijn verdringen, denken aan zichzelf.

Save yourself first. Soms kan dat nuttig zijn. Wanneer je een vliegtuigramp moet overleven, moet je eerst aan jezelf denken om anderen in veiligheid te kunnen brengen. Maar als wij door ons welbegrepen eigenbelang anderen vertreden, vertrappen of vermorzelen, dan is het tijd voor een ommekeer. Dan moeten wij ons leven veranderen. 

Soms is het tijd om opnieuw op zoek te gaan naar het spiegelbeeld van Jezus in het rimpelende water van ons leven. Heb God lief boven alles, en jezelf als je naaste, dat is de weg die Hij ons wijst.

Geen succesverhaal

Hoeveel mannen en vrouwen staan er vandaag in uw omgeving voor grote uitdagingen? Mensen die lijden onder ziekte, eenzaamheid of somberheid. Jongeren en ouderen die het leven niet meer zitten. Die moegestreden, opbotsen tegen de grenzen van hun kunnen. Maar die in deze samenleving nauwelijks gehoor vinden. Misschien zijn wij het zelf wel.

Onze samenleving leven stelt vaak hoge eisen, en velen van ons groeien op met de hoogste verwachtingen. Veel mensen hebben hun visitekaartjes paraat, want iedereen vraagt wat je doet. Maar hoeveel mensen vragen hoe het met je gaat? En hoeveel mensen zijn er bereid om werkelijk te luisteren naar je verhaal, zelfs al is dat geen succesverhaal maar een verhaal onder tranen?

Johannes de Doper is een geestelijke krachtpatser. In zijn ruwe mantel van kameelhaar heeft hij het uiterlijk van een nobele wilde. Hij houdt zich staande in de onherbergzame woestijn van Juda waar hij zich voedt met sprinkhanen en wilde honing. Johannes is een man van sterke meningen en een krachtig optreden. Toch is uitgerekend hij het, die zegt: “Na mij komt Hij die sterker is dan ik. Ik ben niet waardig om mij te bukken en de riemen van Zijn sandalen los te maken.”

Tegenover Jezus beseft Johannes zijn ontoereikendheid. Dat is ook waarom hij aanvankelijk weigert om Jezus te dopen. Jezus ziet echter zijn aarzeling, en Hij zegt: “Laat het nu zijn.” 

Laat het nu zijn. Laat het nu zijn dat de wil van God gebeurt, laten we niet wachten om in de rivier te stappen, om die weg te gaan, om de juiste stroom te volgen; laten we niet wachten om ons leven te veranderen. Laat het nu zijn. Het juiste moment van ommekeer is niet morgen, maar nu. Want wie weet wat de dag van morgen zal brengen?

Gezamenlijke weg

Laat het nu zijn. Ook dat is de weg die Jezus ons wijst. En Hij voegt er nog iets aan toe: laat het samen zijn. Want door zich te laten dopen, toont Hij dat verzoening met de Allerhoogste geen individueel gebeuren is. Jezus was perfect in staat geweest zichzelf te dopen. Maar op dat cruciale moment daar in het water van de Jordaan, vertrouwde Hij zichzelf aan Johannes toe. Daarmee toont Jezus ons dat geloven een weg is die je samen gaat, in verbintenis met elkaar en met de christelijke gemeenschap. 

Het verhaal van de doop van Jezus is ook ons verhaal. Zoals God tegen Jezus zegt: dit is Mijn zoon in Wie Ik een welbehagen heb, zo heeft God een welbehagen in ons. Ook in ons herkent Hij zijn zoons en dochters, en Hij aanschouwt ons met liefde. Liefde kan niet op zichzelf blijven bestaan, maar verlangt wederkerigheid. Het is daarom dat God voor ons de weg heeft gebaand.

Weg van leven

“Kom je mee?”, klinkt het ook vandaag. Gods liefde dwingt niet, maar nodigt uit. Zijn wij bereid om die uitnodiging te aanvaarden? Om de weg te gaan die Christus ons wijst? En meer nog: zijn we bereid om ons door die weg te laten veranderen? Allen die gedoopt zijn, zijn door de doop met Christus bekleed, leert Paulus in de Galatenbrief (3:27).

De bedoeling van de doop is dat we steeds meer op Christus gaan lijken. Dat we veranderde mensen worden die Zijn glorie weerspiegelen. Niet langer mensen die hun eigen grote gelijk uitschreeuwen en die anderen vertrappen of vertreden. Niet langer mensen die zichzelf lief hebben boven God en anderen. Niet langer mannen en vrouwen in besmeurde en gescheurde klederen, die het leven ondergaan in plaats van werkelijk van binnenuit te leven. We zijn uitgenodigd de weg door het water te gaan. De weg die naar leven en verandering leidt, en naar verzoening met onze Maker.

Du mußt dein Leben ändern. Geen gebod of bevel, maar wat een prachtige uitnodiging.

Foto door Johannes Plenio op Pexels.com

De geboorte van een nieuwe wereld

Tweede zondag van Advent

In de tuin van een huis dat wij onlangs kochten, stond een afgekapte boomstronk. Ooit was het een magnoliaboom, zei de oude heer die er gewoond had. We begrepen niet waarom een deel van de stam overeind was blijven staan. De stronk leek immers dood en zonder leven.

Totdat er op een dag iets bijzonders te zien was aan de stronk. Een tere groene scheut baande zich dapper een weg naar buiten. Het twijgje groeide voort en doorstond de hete zomer. Vandaag staat er in onze tuin een frisse, groene magnoliaboom. Over zo’n twijgje spreekt de profeet in Jesaja 11:

“Er komt een twijgje voort uit de stronk van Isaï, en een scheut van zijn wortels komt tot bloei.” 

Bijltjesdag

Wat is een stronk? Zo op het eerste gezicht niet meer dan een boom die geveld is door de bijl of de kettingzaag. Op het moment dat Jesaja die woorden spreekt, ligt het huis van David er zo bij. Als een gevelde boom; een wortel zonder stam.

Zo kan het ook in ons leven zijn. Vijftig medewerkers van de VRT kregen de afgelopen week te horen dat ze ontslagen waren. Bijltjesdag, zegt men in Nederland weleens. We kennen ongetwijfeld allemaal van die momenten waarop het leven je een slag toebrengt. De vaste grond onder je voeten wordt tijdelijk weggeslagen.

Dat overkomt het volk Israël, het huis van David, in de tijd van (proto-)Jesaja. Rond het volk Israël valt de nacht, de Babylonische ballingschap lonkt. Alles lijkt verloren.

Levenskracht

Maar Jesaja herinnert de Israëlieten aan de levenskracht van hun wortels. Zoals de God van Israël Zijn volk ooit gered heeft, door die onbetekenende herdersjongen David, zo zal Hij opnieuw redding brengen.

De bijl kan fel toeslaan en verwonden. Maar dat is niet het einde; zelfs na Bijltjesdag komt er een nieuw begin. Alleen niet zoals je misschien zou verwachten. De hoop van Israël komt niet voort uit een invloedrijke familieboom, maar uit een kwijnende stam van Isaï. Het woord dat voor twijgje wordt gebruikt, ‘netser’, heeft dezelfde klank als het Hebreeuwse woord voor Nazarener.

Vandaag steken we de Tweede Adventskaars aan. Zoals deze kaars, zo zal ook de komende Vredevorst zijn. Zijn licht zal opgaan als een ster over de duisternis. Als Hij komt, zal de lange nacht ten einde zijn. Niet langer zullen onschuldige mensen worden verdrukt en uitgesloten, niet langer zullen er kinderen sterven van de honger terwijl de machtigen der aarde zich verrijken. Dat twijgje uit de stam van Isaï, zo teer en zo onbeduidend, zal uitgroeien tot een krachtige levensboom.

Visioen

Jesaja schildert een visioen. Hij tekent de contouren uit van een wereld waarin klein en kwetsbaar zijn niet langer een gevaar is. Het bokje, de zuigeling en het kind hebben niets meer te vrezen, want ze zijn volmaakt veilig. Het zal in geen hart meer opkomen om kwaad te doen. Jesaja schildert een wereld zonder machtswellust of ellebogenwerk, een wereld zonder oorlog of honger, waarin er een rechtvaardig plekje zal zijn voor iedereen.

Een droomwereld lijkt het, te mooi om in te geloven. Maar Advent daagt ons uit om meer te zijn dan zogenaamde ‘realisten’ die zich tevreden stellen met de status quo. Om groter te denken, hogere idealen te koesteren en toe te leven naar een werkelijkheid die alles overstijgt. Dat is waarom Jesaja zijn droom schetst. Opdat wij die in ons hart mogen sluiten, de vlam ervan levend mogen houden en het vuur door mogen geven aan volgende generaties. Zodat het licht van de hoop niet dooft.

Grote woorden

We leven vandaag in een samenleving van grote woorden. Woorden van kansen, succes, welvaart, groei, winst en vooruitgang. Soms worden dat woorden van veroordeling, als mensen niet aan die maatstaven kunnen voldoen. “Die hebben hun mislukking aan zichzelf te danken”, klinkt het dan. Maar wie zoiets beweert, vergeet iets belangrijks: we beginnen niet allemaal met een gelijke startpositie. We leven niet in een volmaakt rechtvaardige wereld.

In het ziekenhuis waar ik werk, vragen mensen weleens: “Als God rechtvaardig is, waarom gebeurt er dan zoveel onrecht?” Ik leg dan uit dat God liefde is, maar dat de liefde niet dwingt. God heeft ons een vrije wil gegeven, en de keus om elke dag opnieuw te kiezen tussen recht en onrecht, goed en kwaad. De staat van onze wereld is de afspiegeling van de kleine en grote dagelijkse keuzes die individuele mensen dagelijks maken. Als het onrecht groot is, dan is dat omdat teveel mensen volharden in zelfzuchtige keuzes die hun medemens doen lijden. We doen trouwens niet alleen het kwade, maar onthouden elkaar dikwijls ook het goede.

Hoe moeilijk blijkt het soms om “sorry” te zeggen, of simpelweg “ik houd van je.”

Mensen kunnen onrechtvaardig zijn; ze kunnen elkaar ‘de duvel aandoen’ en elkaars leven tot een hel maken. Maar zelfs al is de wereld nog zo onrechtvaardig, God blijft rechtvaardig, want zichzelf verloochenen kan Hij niet.

Nieuw begin

Als wij lijden, dan mogen we geloven dat God met ons mee lijdt. Dat Hij ten diepste onze pijn voelt en bij ons is in het donker waar wij doorheen gaan. Jesaja schildert een wereld waarin onrecht niet het laatste woord krijgt. De nacht kan nog zo donker zijn, maar aan de hemel fonkelt een nieuw begin.

Jesaja en Johannes de Doper spreken vlammende taal, en misschien worden wij daardoor verpletterd. Want wie zijn wij? Kunnen wij de asielcrisis oplossen? Kunnen wij honger en dakloosheid de wereld uit helpen? We zijn maar mensen en geen halfgoden of engelen. Allemaal hebben we onze dag weleens niet. Als je gestresst bent of gebukt gaat onder zorgen, is het moeilijk om vriendelijk te blijven. We maken allemaal fouten. Ieder van ons. En het leven vraagt soms veel van ons. 

Wij zijn maar mensen. En dat wéét God, want uit Hem komen we voort, en in Hem leven wij en bestaan wij.

Nederig en zachtmoedig

Jezus belooft in het Mattheüsevangelie (11:29):

“Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen.”

Hier laat onze Vredevorst zich zowaar in Zijn hart kijken. Hij kwam niet uit de hemel neergedaald als een vlammende bijl om ons te verpletteren, maar als een kwetsbaar kind in de kribbe. Nederig en zachtmoedig. Jezus weet hoe het is om op deze aarde te wandelen. Hij kent onze noden, angsten en pijn. Hij liet zich er niet alleen door raken, maar zelfs door doorboren. Jezus heeft ons zodanig lief, dat Hij zich geheel en volledig voor ons overgaf.

Het is vandaag de tweede dag van Advent. Daarmee vieren we de hoop die wij verwachten. Want Jezus is niet gestorven voor eens en altijd. Zijn belofte leeft voort! Ook vandaag mogen we leven in de verwachting van een groot licht dat zal opgaan over de duisternis. En over een recht dat zal zegevieren over al het onrecht over aarde.

Nieuwe lente

Te mooi om waar te zijn? Misschien is de lente dat ook wel. En toch, als de dagen koud en donker zijn, weten we dat er ooit twijgjes aan de bomen zullen komen. Zelfs al is daar nog niets van zichtbaar. Zo mogen we ook geloven dat het Koninkrijk van God komende is. Eens zal elke traan uit onze ogen worden weggewist. Vrees en verdriet zullen nog slechts een vage herinnering zijn.

De geurige magnolia in mijn tuin laat zich niet tegenhouden. Zelfs de krachtigste bijl kon haar niet verwoesten. Zo zal het ook zijn met het Koninkrijk van God. 

Advent, dat is een feest van verwachting. Ooit komt de lange winter ten einde en zal het lente zijn op aarde. In het donker van een wereld van oorlog, strijd en honger klinken onverminderd de woorden van onze Heer:

Zie, Ik maak alle nu dingen nieuw.” Openbaringen 21:5

De kiem van een nieuwe wereld is reeds in onze harten gelegd. Laten wij de vlam van hoop en verwachting brandend houden totdat Jezus komt. •

Deze preek werd gehouden op de Tweede Zondag van advent (A-jaar) in de Geuzentempel in Roeselare.

Leven in verwachting

Vandaag is het de eerste zondag van Advent. Dat betekent dat er een nieuw liturgisch jaar begint, en dat we ook een andere evangelist aan het woord zullen horen. Het vorige jaar sloten we af met Lucas, het nieuwe beginnen we met Mattheüs. Maar welke evangelist het ook is, hij brengt niet zijn eigen boodschap, maar de boodschap van Jezus.

Vandaag luidt die boodschap: “Wees waakzaam!” Want dat is de raad die Jezus aan Zijn leerlingen meegeeft nadat Hij het verhaal over de tijd van voor de zondvloed heeft verteld. De mensen waren toen zo met zichzelf bezig, dat ze geen oog hadden voor de werkelijkheid om hen heen. Dat brengt ons meteen in de realiteit van vandaag, want ook wij mogen onszelf een belangrijke vraag stellen. Waar is ons hart op gericht? Zijn we vooral bezig met onszelf, met onze eigen noden en belangen, of hebben we ook oog voor de grotere werkelijkheid die ons omringt? De Bijbel inspireert ons voortdurend om verder te kijken.

Binnen de lijntjes kleuren

“Wees waakzaam!”, klinken de woorden van Jezus. Waarom zou Hij dat zo indringend zeggen? Jezus begrijpt als geen ander hoe verleidelijk het is om alleen binnen onze eigen veilige lijntjes te kleuren. Binnen de lijntjes van bezit, van comfort, van genieten, presteren, gezondheid, succes. Maar als we ons daartoe beperken, dan zien we de big picture over het hoofd en hebben we geen aandacht voor de lijntjes van anderen. Lijntjes van verdriet, armoede, rouw, eenzaamheid, ontheemding, ziekte of radeloosheid.

“Wees waakzaam, want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt”, zegt Jezus. En die Heer is God Zelf, die ons voortdurend maant te kiezen tussen licht en donker. Elke dag opnieuw hebben we de keus voor een leven in het licht van Gods liefde; voor vrede, aandacht voor elkaar, eerbied voor de natuur, positief denken, voor streven naar gerechtigheid… en nog zoveel andere dingen die Gods schepping tot een stukje hemel op aarde maken. En elke dag opnieuw staan we voor de uitdaging niet toe te geven aan de duisternis van egoïsme en eigenbelang, van oorlog en terrorisme, vernietiging van onze aarde. Soms denken we misschien dat onze keuzes een druppel op een gloeiende plaat zijn, maar als we allemaal elke dag het goede zouden kiezen, maakten al die keuzes samen een wereld van verschil.

Wees waakzaam

“Wees waakzaam”, drukt Jezus ons ook vandaag op het hart. En Hij daagt ons uit om ons hart te onderzoeken. Zijn wij zoals Noach? Noach bouwde een ark omdat hij luisterde naar God. Doen wij dat ook: luisteren naar God, of zijn we zoals de tijdgenoten van Noach die er zelfs niet aan dachten om naar God te luisteren, omdat ze te druk bezig waren met zichzelf? Voor ons zal dat woordje “druk” vast wel herkenbaar zijn. We hebben het immers allemaal druk. Maar wat als we het te druk hebben met aardse zaken om uit te zien naar de Mensenzoon? Dan kleuren we misschien wel netjes binnen de lijntjes van deze wereld, maar zijn we het Grote Verhaal uit het oog verloren.

Het Grote Verhaal dat we vieren met Kerstmis, is de komst van de Mensenzoon. Die dag vieren we dat God ervoor koos om niet binnen Zijn eigen hemelse lijntjes te blijven kleuren, maar dat Hij zich in Zijn oneindige goedheid uitstrekte naar ons, onvolmaakte mensen. Kerstmis, dat is vieren dat God Zijn Zoon naar de aarde zond om licht in de duisternis te brengen, en het donker te overwinnen door Zijn Licht.

Richt je blik omhoog

Met Advent maken we dat tastbaar. Op deze eerste Adventsdag steken we een kaarsje aan; een lichtje in de duisternis van deze wereld, als teken van verwachting, van uitzien naar Kerstmis. Wat verwachten wij eigenlijk met Kerstmis? Voor veel mensen is het een tijd van lekker eten en drinken met familie en vrienden, cadeautjes, solden, kerstmarkten, kerstbomen, kaarsen en lichtjes. 

Maar … mag onze verwachting misschien nog ietsje hogergespannen zijn? Zelfs hoger dan de hoogste kerstboom? Want de Bijbel inspireert ons altijd weer om verder te kijken. Om onze blik omhoog te richten. Naar de sterren, daar waar tweeduizend jaar geleden het teken fonkelde van de komst van de Mensenzoon. En ook vandaag klinkt Gods belofte: “Ik zal u niet begeven en u niet verlaten.” (Jozua 1:5, Hebreeën 13:5)

Een dag van vrede

De profeet Jesaja getuigt van een groots visioen. Er komt een dag waarop mensen uit alle volkeren der aarde zullen optrekken naar de berg en de tempel van de Heer. Een dag waarop zwaarden zullen worden omgesmeed tot ploegijzers, speren tot sikkels. De oorlog, die zoveel jonge levens kostte en vele generaties verwondde, zal nog slechts een vage herinnering zijn. Al is de wereld om ons heen nog zo donker, als christenen mogen we geloven dat er een dag van vrede komt. Dat de duisternis niet het laatste woord zal krijgen, maar dat Licht en Liefde zullen overwinnen. In die verwachting is het, dat we vandaag zijn samengekomen om Advent te vieren.

“Wees waakzaam”, klinken de woorden van Jezus. Wees waakzaam, zorg dat je lamp brandend blijft. Laat je niet overwinnen door de duisternis, maar overwin de duisternis door Gods licht en liefde. Laten wij zijn als lichtende sterren in een donkere wereld, verwachtingsvol uitziend naar de dag die komen gaat. Amen.

Meer lezen?

  • Jesaja 2:1-5
  • Mattheüs 24:37-44

Dit is de preek van zondag 27 november in de Rabotkerk in Gent.

Trots en nederigheid

Overdenking

Op de redactie van Vlaams opiniemagazine Tertio hangt een spreuk: “We leggen de lat hoog, zodat je er makkelijker onderdoor kan.” De lat hoog leggen: dat klink niet altijd prettig. Maar wat zou er gebeuren als er een CEO zou binnenwandelen die zou zeggen: “We gaan de lat eens flink laag leggen”? In een wereld boordevol concurrentie belooft dat weinig goeds.

We zijn allemaal opgegroeid in een wereld waarin er maar één de wiskunde-olympiade of de marathon kan winnen. Wil je de top bereiken, dan moet je dus zorgen dat je altijd net een stapje beter bent dan de anderen. Het Lucasevangelie leert ons dat dat in de tijd van Jezus al zo is. Want Jezus vertelt een parabel die helemaal inspeelt op het concurrentiedenken.

Voorbeeld in kennis

De gelijkenis van de Tollenaar en de Farizeeër (Lucas 18:9-14) is een knap staaltje vertelkunst. Jezus zet twee figuren in scherp contrast tegen elkaar af. Twee mannen gaan naar de tempel om te bidden. De één is een tollenaar. In onze tijd zou je dat kunnen vergelijken met een deurwaarder of een belastingambtenaar (maar dan nog een beetje erger, want Israëlitische tollenaars inden belastingen voor de Romeinse bezetters).

Dan de ander. Dat is een joodse Schriftgeleerde. Binnen het christendom hebben de Schriftgeleerden en de Farizeeën een negatieve bijklank gekregen, maar in de tijd van Jezus genoten ze veel aanzien bij het volk. [1] Voor de toehoorders van Jezus is de context duidelijk: een Schriftgeleerde en een tollenaar zijn allebei welgestelde heren, maar terwijl de één staat voor rechtschapenheid en rechtvaardigheid, valt van de ander weinig goeds te verwachten.

Wending

Maar dan keert Jezus die werkelijkheid om. Radicaal. De Schriftgeleerde, de crème de la crème van de Israëlitische samenleving, blijkt plots de onrechtvaardige. Die wending wordt duidelijk in zijn gebed dat Jezus beschrijft.

‘God, ik dank u dat ik niet zo ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar. Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten.’

Zelfingenomen

Je zou je kunnen afvragen: wie bidt nu zoiets? Het gebed lijkt nogal zelfingenomen en arrogant, elke zin is doorspekt met het woordje “ik”. Toch waren zulke gebeden in die tijd niet ongebruikelijk.[2] Vergelijk het maar eens met dit gebed uit de Dode Zeerollen:

 “Ik prijs u, Heer, omdat u mijn lot niet hebt laten vallen in de gemeenschap van het bedrog en mijn deel niet gesteld hebt in de kring van de huichelaars.” (1QHa 15:34)

Er is niettemin een belangrijk verschil tussen dit gebed en dat van de Farizeeër. In bovenstaande versie is het nog altijd God die de bidder in staat stelt om goed te leven. Ook trekt die laatste geen scheidslijn van: ik ben goed en de ander is fout. De Schriftgeleerde doet dat wel. Hij is zo overtuigd van zijn eigen grootsheid, dat hij met zijn woorden zelfs God denkt te kunnen imponeren: “Kijk eens Heer, hoe goed ik ben!”

Uiterlijkheden

Wat een contrast met het gebed van de tollenaar! Want die durft nauwelijks naar de hemel op te kijken, slaat zich op de borst en zegt: ‘God, wees mij, zondaar, genadig.’ Wie van de twee is uiteindelijk de rechtvaardige? Jezus is duidelijk:

Ik zeg u: deze (de tollenaar) ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere; want al wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden.”

Ongetwijfeld is de Schriftgeleerde ooit goed begonnen, maar naarmate zijn verstand zich vulde met kennis, raakte zijn hart verwijderd van de essentie. Nauwlettend begon hij zich te focussen op elk detail van de Levitische wet. Hij probeerde elke mogelijke overtreding uit te zuiveren. Alles moest correct zijn, alles moest kloppen. Uiteindelijk nemen die rigide uiterlijkheden hem zo in beslag, dat hij de liefde – die de essentie en de vervulling is van de Wet – uit het oog verliest.

In plaats van zijn naaste lief te hebben, sluit deze Schriftgeleerde mensen uit. Hij deelt de wereld op in zondaren en rechtvaardigen. Zichzelf beschouwt hij als het toppunt van rechtvaardigheid.

Hiërachie

Jezus is niet de enige die zich tegen zo’n houding keert. We lezen al in Jesaja 65:5:

“Er is een geslacht dat rein is in zijn eigen ogen, en toch niet gewassen is van zijn vuilheid. Deze zijn een rook in mijn neus, een vuur dat de hele dag brandt.”

De Schriftgeleerden schrikken er in de tijd van Jezus niet voor terug om elkaar de meest hoogdravende bijnamen te geven, zoals ‘De heilige’, ‘Licht van Israël’, ‘de heerlijkheid der wet’, ‘uitroeier van de bergen’.[3] God heeft hen inderdaad veel kennis toevertrouwd. Maar ze gebruiken die kennis niet langer om het volk, maar zichzelf te verheffen. Zo ontstaat een hiërarchie met een elite aan de top, en het ‘plebs’ onderaan de voet. De Schriftgeleerden beschrijven het gewone volk als ‘vervloekt’ omdat zij de wet niet kennen[4] en noemen hen ‘mensen van de aarde’ en ‘lege regenbakken’[5]

Machtsmisbruik

Daar waar elitevorming ontstaat, ligt machtsmisbruik op de loer. De mens die zichzelf als norm neemt, en die niet langer beseft dat hij aan God verantwoording moet afleggen, verkeert in de gevarenzone. Een paar recente voorbeelden: de tragische dood van Sanda Dia, veroorzaakt door de studentenvereniging Reuzegom; het machtsmisbruik dat naar buiten kwamen via #Metoo en de kerkelijke misbruikschandalen, die onherstelbare schade aanrichtten. Zowel aan de geloofwaardigheid van kerk als aan de levens van slachtoffers.

De Farizeeër in ons

Veel hoogmoed en machtsmisbruik haalt het nieuws niet. Toch is onze samenleving er op alle niveaus van doordrongen. Tijdens vergaderingen schuiven mensen zichzelf naar voren, ze werken met de ellenbogen, energiebedrijven maken woekerwinsten ten koste van noodlijdende gezinnen.

Elitevorming schuilt trouwens niet alleen in de hoogste echelons van de samenleving. Ze zit ook in ons. Wij zijn de Farizeeër in dit verhaal, telkens als we denken dat wij boven de ander staan. Omdat we meer gestudeerd hebben, omdat we een hoger inkomen hebben, omdat wij op ‘de juiste’ politieke partijen stemmen, omdat we beter dan onze buurman weten hoe alles werkt in dit land. Of omdat wij nu eenmaal veel minder domme keuzes maken dan een ander.

Laten we we eerlijk zijn: zo’n Farizeese houding is voor jezelf best prettig. Want door jezelf af te zetten tegen de ander, ga je je tijdelijk beter voelen. Maar uiteindelijk creëer je geen win-win. Want door jezelf groter te maken, maak je een ander een kopje kleiner.

“Dimming someone else’s light won’t make yours shine any brighter.”

Quote, auteur onbekend

 Het licht van een ander uitdoven, zal dat van jou niet helderder doen schijnen. Misschien denk je nu: “Ja, maar dat is wel hoe onze samenleving werkt.  Wie niet bereid is zijn tanden te laten zien en voor zijn plekje te vechten, verliest.” Dat is inderdaad precies zoals het is. Maar opvallend aan Jezus is dat Hij die gebruikelijke orde telkens weer omkeert. En dat Hij ons, zijn volgelingen, uitdaagt om hetzelfde te doen.

“Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.” (14, cf. Mattheüs 23:12)

Wat is er zo verkeerd aan trots? Trots brengt scheiding teweeg tussen mensen. De hoogmoed zegt: “Ieder voor zich, en God voor ons allen.” Maar dat is niet de boodschap van het evangelie. Die zien we belichaamd in de nederige tollenaar.

De tollenaar is een onrechtvaardige. Dat weet hij zelf maar al te goed. [6] Als de tollenaar zich naar de tempel begeeft, durft hij niet eens op te kijken naar de hemel. En eenmaal door Gods heiligheid omringd, wordt hij zich plots bewust van alle wandaden die hij heeft begaan. Hij had zich natuurlijk nog kunnen rechtvaardigen. De tollenaar had kunnen zeggen: “Ik moet toch mijn gezin toch kunnen onderhouden?” Maar in tegenstelling tot de Schriftgeleerde doet hij geen enkele poging om God te imponeren. Nee, hij buigt zich het hoofd en zegt: “God, wees mij zondaar genadig.”

En de tollenaar ontvangt genade.

Vallen en weer opstaan

Twee mensen, de tollenaar en de Farizeeër, verbeelden samen de grillige realiteit van dit leven. De tollenaar legt de lat laag, de Farizeeër legt de lat hoog. Maar hoe hoog we de lat ook optrekken, Gods normen zijn altijd hoger. De Eeuwige overstijgt ons altijd.

Zowel de tollenaar als de Farizeeër leiden een leven van wandelen, struikelen, vallen en weer opstaan. Zo goed en kwaad als het gaat. Net als wij. Ook wij maken fouten, we zeggen soms dingen waar we spijt van krijgen, maken de meest onhandige keuzes. Maar dat is het bijzondere van het Evangelie: God kent ons. En Hij neemt ons zoals we zijn, want die onvolmaakte realiteit is het vertrekpunt waar God ons tegemoetkomt. In plaats van ons een torenhoge hemelse meetlat op te leggen, zond God ons Zijn Zoon Jezus Christus, in de gestalte van een mens, om voor ons onvolmaakte mensen de weg te openen naar de ware vrijheid.

Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid” (2 Korintiërs 12:9)

Zelfs al struikelen we duizendmaal, telkens als we gevallen zijn, reikt Christus ons de hand om ons weer op te richten. Wie bereid is die hand te vatten, mag in volle vrijheid in Zijn voetsporen wandelen, lerend en groeiend, stap voor stap sterker.

We zijn allemaal geroepen. Niet om het volmaakte leven te leiden, maar om volwaardig mens te zijn. In alle vrijheid, en in liefde en verbondenheid met de Eeuwige en met elkaar.

Gods genade is ons genoeg. Amen

Dit is de tekst van de preek van zondag 23 oktober 2022 in de Christusgemeente aan de Bexstraat in Antwerpen.

Foto door Lukas op Pexels.com

[1] Joodse Oudheden 13.298; 18.15, zie ook de schrijver Flavius Josephus; De Hebreeuwse woorden Jashar (rechtschapen man) en Tsaddik (rechtvaardige) drukken uit dat de Schriftgeleerden erudiete heren waren die de hoogste idealen nastreefden. Ze golden als voorbeeld in kennis en levenswandel.

[2] zie bijvoorbeeld: Tosefta Berachot 6:18; Babylonische Talmud Berachot 28b.

[3] Debijbel.nl

[4] Johannes 7:49

[5] Lucas 5:32, Lucas 7:34, zie ook voetnoot 3.

[6]Tollenaars hadden het imago van rovers en moordenaars, en ook Lucas plaatst ze in de categorie ‘zondaren, zie: Lucas 5:27-32; 15:1-7; 19:1-10.