Als kind raakte ik verdwaald in een groot bos. Ik wandelde langs bomen die tot aan de hemel reikten, streek neer op reusachtige wortels. In de verte klonk een uil. Voor mij voelde het niet als verdwaald zijn, maar als een groot avontuur in een wondere wereld.
Verdwaald. Daarover gaat een vers uit het Veni Sancte Spiritus, een eeuwenoud gebed dat rond Pinksteren wordt gebeden. “Maak soepel wat verstard is, verwarm wat verkild is, richt wat verdwaald is.” Toen ik met een groepje over die tekst mediteerde, bleef mijn aandacht hangen bij de laatste zinsnede: richt wat verdwaald is. In gedachten zag ik mijzelf weer ronddolen tussen de bomen, verwonderd door het geklapwiek van een oprijzende duif. Alice in Wonderland, omringd door een wereld vol magie. Totdat een boswachter van zijn fiets afstapte en me duidelijk maakte dat ik verdwaald was. Een familielid dat per toeval ons pad kruiste, bracht me veilig terug bij de stacaravan van mijn oom en tante.
Snelweg naar het succes
Veel mensen zijn vandaag verdwaald, maar niet altijd herkennen we hun verlangen naar richting. Bij verdwaalde mensen denken we algauw aan dak- en thuislozen, drugsverslaafden of ouderen die in een verkeerde tram zijn gestapt. Maar ook mensen die voor het oog van de wereld het perfecte leven leiden, kunnen verdwaald zijn. Zoals de jongvolwassenen die ik ontmoette tijdens een meditatieretraite in Orval. Keurige studenten economie en rechten die altijd netjes de paden hadden gevolgd die hun ouders voor hen hadden uitgestippeld. Ze haalden goede cijfers en leken voor het geluk geboren. Maar pas in de stilte ontdekten ze dat ze zichzelf niet waren. Ergens op de snelweg naar het succes waren ze zichzelf verloren.
Er zijn ook mensen die verdwalen in filterbubbels. Hoe meer ze anderen tot hun wereldbeeld proberen te bekeren, hoe meer ze alleen komen te staan. Weer anderen verdwalen in een oerwoud van informatie, keuzestress, digitalisering of bureaucratie. En laten we ook de mensen niet vergeten die verloren raken in hun innerlijke doolhof; heen en weer geslingerd door allerlei gevoelens die om aandacht vechten. Wie zijn ze nog? Hoe moeten ze zich tot deze wereld verhouden? Talloze mensen zien door de bomen het bos niet meer. Hoe complexer de samenleving wordt, hoe gemakkelijker het is om je focus te verliezen.
Eigen schuld dikke bult
“Richt wat verdwaald is”, klinkt het Veni Sancte Spiritus, een gebed tot de heilige Geest. Om hulp vragen is allang niet hip meer. Zelfredzaamheid en zelfstandigheid zijn codewoorden geworden in onze maatschappij. Maar dat leidt soms ook tot een boodschap van ‘eigen schuld, dikke bult’ aan de mensen die verdwalen. Ouderen die de digitalisering niet meer kunnen bijbenen moeten het zelf maar uitzoeken. Mensen in armoede krijgen te horen dat ze maar beter hun best hadden moeten doen. Vluchtelingen die als gelukszoekers worden weggezet, kinderen met ADHD of autisme die verloren lopen in een chaotische wereld.
Laten we eerlijk zijn: wie kan er niet af en toe richting gebruiken? Iemand die even licht wil werpen op ons pad? Zelfs Jesaja raakte zo af en toe het spoor bijster. “Want wij dwaalden rond als schapen, wij wendden ons ieder naar onze eigen weg”, getuigt de profeet (Jes. 53:6). Samen vind je gemakkelijker de weg. Maar als ieder los van de ander zijn eigen pad volgt, kan het een flinke klus zijn om de juiste route te vinden.
De dwalenden thuis
Als kind dartelde ik door een donker bos. Verwonderd, onbevangen en vol verlangen naar avontuur. Maar in mijn kinderlijke onschuld was ik me nog niet bewust van de gevaren als de nacht zou vallen. Daarom had ik volwassenen nodig om me richting te geven en me veilig thuis te brengen.
Ook vandaag zien veel mensen door de bomen het bos niet meer. Wat een troost dat door de tijden heen het Veni Sancte Spiritus klinkt! We zijn alleen maar niet verlaten. De Geest wil ons licht zijn, God zelf wil ons leiden. “Kom heilige Geest en zend vanuit de hemel een straal van uw licht.” Dat is het eerste vers van dit eeuwenoude gebed. Woorden om te koesteren, een lied om in je hart te bewaren. Want wij zien op de bomen, maar de Eeuwige overziet het hele bos. We mogen erop vertrouwen dat als we ons uitstrekken naar zijn goedheid en liefde, God ons veilig thuis zal brengen.
Het Veni Sancte Spiritus kent meerdere versies. Deze sequens uit circa 1200 wordt toegeschreven aan de Engelse kardinaal Stephen Langton of aan paus Innocentius III. De Pinkstersequentie is een van de vijf sequenties die het Concilie van Trente heeft bewaard. De volledige tekst vind je hier: https://www.kerknet.be/ccv-brugge/informatie/op-weg-naar-pinksteren-met-een-oeroud-gebed
Eerst zien, dan geloven. Zo reageert Thomas als de andere elf discipelen hem vertellen dat Jezus in hun midden is verschenen. Een houding die de reputatie van Thomas geen goed heeft gedaan. ‘Ongelovige Thomas’, krijgen de sceptici onder ons soms te horen. In kerken wordt Thomas regelmatig aangehaald als het toonbeeld van ongeloof; als de discipel die voorleeft hoe het niet moet. Maar is dat negatieve imago wel terecht?
Het Johannesevangelie voert ons vandaag mee naar een wonderlijk verhaal. Elf van de twaalf discipelen van Jezus zijn samengekomen in een huis in Jeruzalem, de stad waar Jezus werd gekruisigd en begraven. De deur zit op slot. Na de executie van Jezus zit de schrik er goed in. De discipelen vrezen dat als de joodse autoriteiten hen te pakken zullen krijgen, zij hetzelfde lot zullen ondergaan. Maar dan wordt de dagelijkse gang van zaken plots doorbroken. In hun midden verschijnt niemand minder dan… Jezus. ‘Vrede zij met jullie!’, zegt hij en toont hen de wonden in zijn handen en zij. Hij herhaalt het nog eens, zendt de leerlingen uit en blaast de heilige Geest over hen. (Joh. 20:21)
Tweeling
Een onalledaags gebeuren dat Thomas als enige niet met eigen ogen heeft kunnen zien. Waarom hij er die dag niet bij was, vertelt de tekst ons niet. Het Johannesevangelie geeft wel wat mogelijke aanwijzingen. Toen Jezus naar Judea wilde gaan om de zieke Lazarus te bezoeken, waarschuwden discipelen hem voor het dreigende gevaar van de joodse autoriteiten. Jezus stond erop toch te gaan. ‘Laten ook wij maar met Hem gaan, om samen met Hem te sterven’, stelde Thomas toen voor. (Joh. 11:16) Een paar hoofdstukken later komen we hem opnieuw tegen. Als Jezus bij het laatste avondmaal tegen zijn discipelen zegt dat hij zal gaan om voor hen een plaats te bereiden, antwoordt Thomas: ‘Wij weten niet eens waar U naartoe gaat Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ (Joh. 14:5)
Thomas was dan niet zo prominent aanwezig als andere apostelen, hij was zeer toegewijd. Simon Petrus zei dat hij zijn leven voor Jezus wilde geven, maar dat waren slechts loze woorden. Thomas was daar écht toe bereid. (Joh. 13:38) En toen Jezus aankondigde dat hij zijn discipelen zou verlaten, was het Thomas die vreesde dat hij de weg naar Jezus niet zou kunnen terugvinden. De naam ‘Thomas’ is afgeleid van het Aramese woord ‘toma’, wat ‘tweeling’ betekent. Toeval of symboliseert die naam zijn symbiotische band met Jezus? Het is geenszins ondenkbaar dat Thomas zich in stilte had teruggetrokken om te rouwen. En dan komen zijn vrienden aanzetten met zo’n sterk verhaal: ‘We hebben de Heer gezien!’
Vandaag spreken we lichtvaardig over de ongelovige Thomas. Maar in het huidige informatietijdperk zijn fakenews en desinformatie overal. Wil je niet in een filterbubbel belanden, dan is het wel zo handig om informatie even te toetsen. Hoe zouden wij reageren als we hoorden dat een overleden leraar uit de dood is opgestaan? Dan krab je je toch even achter de oren. Je vraagt je misschien af wat die elf leerlingen gebruikt hebben, daar met zijn allen in die kamer met de deur op slot. Is het verdriet hen soms naar het hoofd gestegen?
Eerst toetsen
Thomas had dus kunnen zeggen: ‘Wat een onzin, ik geloof er geen woord van!’ Maar hij blijft beleefd. ‘Alleen als ik de wonden van zijn spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ (Joh. 20:25) Ik geef je het voordeel van de twijfel, zegt hij daarmee. Maar ik neem het pas voor waarheid aan als ik alles zelf heb kunnen toetsen.
Dat is Thomas ten voeten uit: eerst zien, dan geloven. Het is zeker geen unieke houding in de Bijbel. We zien die ook bij Noach in Genesis als hij na de watervloed toetst of de aarde droog is. Eerst stuurt hij een raaf uit die terugkeert. Vervolgens een duif die een olijftakje meebrengt als teken dat de bomen weer groeien. Zeven dagen later stuurt Noach opnieuw een duif uit, die niet terugkeert omdat ze vaste grond heeft gevonden. Maar voor Noach is dat nog altijd niet voldoende bewijs. Pas als hij het dak heeft geopend en met eigen ogen land heeft gezien, opent hij de ark. (Gen. 8-6-16)
Eerst zien dan geloven: soms is dat zo slecht nog niet. Jezus neemt Thomas dan ook niets kwalijk. Hij komt een week later gewoon terug, op een moment dat Thomas er wel bij is. De beginsituatie is exact dezelfde – de discipelen zijn samen in het huis in Jeruzalem, alle deuren zijn op slot. Opnieuw verschijnt Jezus temidden van de discipelen en zegt: ‘Vrede zij met jullie!’ (Joh. 20:26) Maar dan richt Jezus zich specifiek tot Thomas en geeft hem de bewijzen die hij nodig heeft. ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof!’ Pas als Thomas de wonden van Jezus met eigen ogen ziet, dan roept hij het uit: ‘Mijn Heer, mijn God!’ (Joh. 20:27-28)
Gedeeld visioen
Eerst zien, dan geloven. Jezus is bereid daar ver in mee te gaan en Thomas de bewijzen te leveren die hij nodig heeft om te kunnen geloven. Maar vervolgens daagt hij zijn discipelen wel uit om een stapje verder te gaan: ‘Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ (Joh. 20:29) Dat is ook een uitdaging aan ons vandaag. En niet altijd een gemakkelijke.
Oorlogen, volkeren die tegen elkaar opstaan, ziekte, stukgelopen relaties, eenzaamheid: de zichtbare werkelijkheid lijkt zo vaak strijdig met Gods goedheid. De apostel Petrus roept dan ook op tot een gezond realisme. ‘Een korte tijd moet u tot uw verdriet nog allerlei beproevingen verduren’, waarschuwt hij in zijn eerste brief. (1 Petrus 1:6) De gebrokenheid van deze wereld is reëel en we ervaren er allemaal de scherven van. Soms kunnen die zelfs lelijk snijden en dan voelen we de pijn.
Eerst zien, dan geloven: hoe vaak is dat in deze wereld niet nodig om jezelf te beschermen? Toch daagt Jezus ons uit om het andersom te doen: eerst geloven en dan zien. Dat is geen pleidooi voor naïviteit, maar een uitnodiging om op een andere manier naar de werkelijkheid te kijken. Om voorbij het zichtbare te kijken en ons te richten op dat wat nog niet zichtbaar is. Mee te stappen in het gedeelde visioen van een betere wereld en die in ons spreken, handelen en wandelen al gestalte te geven. Soms moet je eerst geloven om te kunnen zien.
Voor de één is dat gemakkelijker dan voor de ander. Thomas spiegelt ons voor dat geloven geen gebod is, maar dat je gerust mag twijfelen en om zichtbare tekenen mag vragen. ‘Mijn Heer en mijn God!’, roept hij uit bij de aanblik van Jezus’ wonden. Nu pas beseft Thomas dat zijn vrienden zich niet hebben getroost met een illusie. Zijn ogen worden geopend en plots overziet hij het grotere visioen. Verdriet en verslagenheid maken plaats voor hoop. De dood heeft niet het laatste woord gekregen; voorbij de horizon van deze gebroken wereld gloort een nieuw begin. In Thomas’ hart ontspringt een bron van vreugde. Want nu weet ook hij: Christus is niet dood. Hij leeft en al wie gelooft zal met hem leven!
Als je ergens bent uitgenodigd om te komen spreken, dan is het wel zo handig om deskundig over te komen. Toch lijkt de apostel Paulus zich nauwelijks druk te maken over zijn reputatie. In zijn eerste brief aan de geloofsgemeenschap van Korinthe schrijft hij: “Broeders en zusters, toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen, beschikte ik niet over uitzonderlijke welsprekendheid of wijsheid.” (2 Kor. 2:1-5)
Je niet laten voorstaan op je kracht, maar op je zwakheden – waarom zou je dat doen? Die vraag was in de tijd van Paulus zo mogelijk nog relevanter dan nu. Vrijwel niets was in de Grieks-Romeinse cultuur zo belangrijk als welsprekendheid. Een traditie die terugvoert tot de vierde eeuw voor Christus, toen Aristoteles zijn Retorica schreef, een verhandeling over de kunst van het overtuigend spreken. Ook Cicero en Quintilianus spendeerden de nodige inkt aan retorica.
Verwachtingspatroon doorbroken
In de wereld van Paulus kon je eigenlijk alleen iets bereiken als je de kunst beheerste om een publiek doeltreffend toe te spreken. Het onderwijs legde daar een grote nadruk op. Openbare sprekers spaarden kosten noch moeite om hun wijsheden te etaleren, en filosofen staken elkaar naar de kroon met de meest welluidende toespraken. Woorden waren de ultieme manier om je imago op te poetsen. Dus wat zouden de Korinthiërs hebben gedacht hebben toen ze de apostel Paulus zagen aankomen? Ik stel me voor dat ze zoiets dachten als: “Ach, daar heb je er weer zo één.”
Paulus is zich bewust van dat verwachtingspatroon. Hij weet dat menigeen zo’n bezoek aan Korinthe als een buitenkansje zou hebben aangegrepen om zijn welsprekendheid te etaleren. Maar wat doet Paulus? In plaats van aan te sluiten bij het heersende verwachtingspatroon, doorbreekt hij dat. “Ik had besloten geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde”, getuigt hij in zijn brief. Zijn eigen agenda laat Paulus even dicht. Zijn persoonlijke kennis, overtuigingen, welsprekendheid – het doet er allemaal even niet toe. Paulus gaat zelfs nog een stapje verder. Hij is niet alleen gekomen zonder uitmuntendheid van spreken of uitzonderlijke wijsheid, maar ook nog eens in al zijn kwetsbaarheid, met al zijn angsten en onzekerheden (2 Kor. 2:3).
Muren rond je hart
Paulus komt dus naar Korinthe zoals hij is: kwetsbaar, angstig en onzeker. Uitgerekend in een cultuur waar het hoogste woord telt, doet hij geen enkele moeite om zijn kwetsbaarheid te verbergen. De vurige apostel Paulus is misschien wel de laatste van wie je zo’n statement zou verwachten.
Net als Paulus kennen ook wij onze zwakkere momenten, maar slechts weinig mensen komen daar openlijk voor uit. De één recht zijn rug, blaast zich op en doet alsof hij alles heel goed weet, zelfs beter dan een ander. Weer anderen verbijten hun pijn of tranen, alles om zich maar niet te laten kennen. Ook vandaag leven veel mensen met dikke muren rond hun hart. Want hoe kwetsbaarder je van binnen bent, hoe dikker de muren die je nodig lijkt te hebben om in deze grillige wereld te kunnen overleven.
Maar Paulus pakt het dus helemaal anders aan. Tegenover de gemeente in Korinthe laat hij zijn schild zakken. Hij werpt zijn spreekwoordelijke harnas van zich af. “Kijk”, zegt hij daarmee, “ik spreek misschien grote woorden, maar dat wil niet zeggen dat ik een grote man ben. Ik ben zelfs kwetsbaarder, angstiger en onzekerder dan jullie je kunnen voorstellen. Als ik grootse woorden spreek, dan is het omdat een grote God mij de kracht geeft om die te spreken.”
Dat getuigenis vertaalt hij ook naar de gemeente. “Uw geloof moet niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God.” Hier plaatst Paulus twee dingen tegenover elkaar:
Menselijke wijsheid. Menselijke wijsheid verwerf je door te lezen, te studeren, de wereld en het geloof op een rationele manier te benaderen. Het instrument van de menselijke wijsheid is de rede.
De kracht van God. Gods kracht is niet door eigen inspanning te verwerven; die begint daar waar we je verlangen loslaat om kapitein te zijn op eigen schip, en bereid bent om het roer over te dragen. De instrumenten van de kracht van God zijn ontvankelijkheid en overgave.
De tegenstelling die Paulus hier schetst, roept vragen op. Fides Quaerens Intellectum, zei Augustinus, “het geloof zoekt te verstaan.” Betekent overgave aan de kracht van God dat je je verstand in de koelkast zet? Pleit Paulus voor een geestdrijverij waarbij je puur op de emotie vaart en je niet langer kritische vragen stelt? Aan uitersten zit altijd weer een gevaarlijk randje, voorbeelden te over.
Afgodenbeelden
We begrijpen de essentie van Paulus’ woorden misschien beter als we te rade gaan bij de profeet Jesaja. In Jesaja 43:9-12 richt die zich tegen de dienaars van afgoden. Ze worden allemaal naar voren geroepen en uitgedaagd om hun gelijk te bewijzen. “Wie van de goden heeft kunnen vertellen wat er gebeuren zou?”, daagt de profeet hen uit. Daarmee maakt hij duidelijk dat de beelden die door mensen worden aanbeden, nog minder zijn dan hun makers. Ze mogen dan de vorm hebben van mensen, maar ze kunnen niet spreken en hebben geen verstand.
Het afgodendom waar Jesaja zich tegen keert, is een poging om de Eeuwige een menselijk gezicht te geven, maar ook om God te verkleinen, te vangen en op te sluiten in materie. Het verlangen om God te beheersen, anders gezegd. Want wie in staat is een godje te scheppen en te formeren, kan daar heer en meester over zijn.
Fundament van menselijke kennis
Laten we nu nog eens terugkeren naar de woorden van Paulus:
"Uw geloof moet niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God."
Stel dat menselijke wijsheid het fundament is onder ons geloof. Stel dat we niet geloven omdat we de opstandingskracht in ons leven erkennen, maar dat we geloven omdat we het allemaal wel weten. Omdat we na lang beraad tot een sluitende ontstaanstheorie over de aarde zijn gekomen, of omdat we het perfecte godsbewijs hebben gevonden. Of misschien waarderen we aan ons geloof dat we een kerkelijke instituut hebben waar je interessante postjes kunt bemachtigen, of voelen we ons thuis in kerken waar het nog altijd gaat “zoals we het vroeger deden.”
Dat lijkt allemaal heel nobel, maar Paulus licht in de Efezebrief nog eens toe wat een kerk precies is: niet zozeer een huis of bouwwerk van stenen, maar het lichaam van Christus. Een levend lichaam, organisch, waarbinnen alle leden onderling afhankelijk zijn. Het is essentieel dat een lichaam wordt bezield door levenskracht. Als Gods kracht of energie niet meer door de kerk kan stromen, dan rest ons slechts een verzameling van losse stenen. En als Gods liefde niet langer ons leven kan transformeren, dan rest ons slechts een theorie, of een setje losse normen of waarden. Inwisselbaar voor nieuwe theorieën, die misschien nog plausibeler klinken. Daarom zegt Paulus: “Uw geloof moet niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God.”
De kracht van God
Laten we nu eens stilstaan bij die kracht van God, want Jesaja (43:10-11) vertelt ons er veel over.
"Voor Mij is er geen God gevormd en na Mij zal er geen zijn. Ik, ik ben de Heer! Buiten Mij is er niemand die redt."
Dat komt overeen met het beeld dat we in de Openbaring van Johannes lezen in het Nieuwe Testament, waar God zich als volgt openbaart: “Ik ben de Alfa en de Omega. Ik ben het die is, was en die komt, de Almachtige.” (1:8) De Eeuwige heeft geen begin en geen einde, er is niets dat aan God voorafgaat en niets dat volgt.
Als God de kosmos bezielt, de Bron van alle leven is die alles omvat en in stand houdt, en toch persoonlijk genoeg is om ons, kleine stipjes in het universum te kennen, zelfs zodanig dat iedere haar op ons hoofd is geteld, dan lijkt het dwaasheid om de Eeuwige te willen vatten in een beeld. Om God zo klein te maken dat Hij in onze broekzak of onze vensterbank past.
Wie snijdt er vandaag nog een beeld van hout en zegt: “Dit is God”? Niet veel van ons zullen dat waarschijnlijk doen. Maar soms proberen we God wel in de kamer van ons verstand te proppen. Soms trachten we Hem te beheersen en te bevatten, zodat Hij in onze schema’s, denkbeelden of agenda past, of anders verdringen we Hem wel naar de zijlijn van ons bestaan. Dan denken we dat we het allemaal zelf wel kunnen, en gunnen we God alleen de kleinste kamertjes van ons leven.
Mijn getuigen zijn jullie
“Mijn getuige zijn jullie”, klinkt het in Jesaja (43:10), “Mijn dienaar, die Ik uitgekozen heb opdat jullie Mij zouden kennen en vertrouwen, en zouden inzien dat Ik het ben. Voor Mij is er geen God gevormd, en na Mij zal er geen zijn. Ik, ik ben de Heer! Buiten Mij is er niemand die redt.”
Jesaja en het volk Israël, maar ook Paulus waren Gods getuigen. Zij waren, met andere woorden, mensen die in en door hun levenswandel blijk konden geven van Gods kracht en liefde. In die lijn staan ook wij, als gelovigen vandaag. Ook wij mogen weten dat we Gods getuigen zijn; geroepen om in een grillige wereld Gods liefde en kracht te belichamen. ‘Geroepen’ klinkt misschien als een groot woord, maar door de Bijbel heen is het altijd weer verbazingwekkend wat voor mensen God uitkiest. Doorgaans niet de groten of de machtigen, maar juist de mensen van wie niemand iets zou verwachten: een kleine herdersjongen zoals David; een stotteraar zoals Mozes; het weeskind Esther, de non-conformistische einzelgänger Johannes de Doper, en last but not least Jezus, de zoon van vluchtelingen, geboren in een stal.
De Eeuwige lijkt een voorkeur te hebben voor mensen met een deukje en een krasje, of zelfs waar een flinke hoek af is. Waarom zou dat zijn? Grote kans dat juist dit de mensen zijn die niet vol trots hun hart afsluiten, maar die bereid zijn tot overgave. Dat is ook precies waarom Paulus, een man begiftigd met grote kracht van God, zo nadrukkelijk zijn trots laat varen. Door ontwapenend te zijn, hoopt hij dat ook anderen hun schild laten zakken. Want God heeft ons lief zoals we zijn. Evenmin als God verlangt in een beeld te worden gegoten, verlangt Hij van ons dat we ons verschuilen achter dikke schilden of in toonbeelden van perfectie.
Krachtige bomen
In alle vrijheid jezelf te mogen zijn, met alle fouten en imperfecties die daarbij horen, dàt is genade. Hoe meer we onze kleinheid en kwetsbaarheid durven te erkennen, hoe meer Gods kracht in ons kan toenemen, en hoe meer we kunnen groeien.
De Bijbel is een bijzonder boek boordevol verhalen over gebroken twijgjes, die uitgroeiden tot krachtige bomen in Gods Koninkrijk. Zo mogen ook wij ons uitstrekken naar Gods plannen voor ons leven. Een spreekwoord zegt: God houdt van je zoals je bent, maar teveel om je zo te laten.
Alle eer aan onze God – de Alfa en Omega, wiens goedheid geen begin of einde kent. Amen.
Wie kent het niet, dat groene monstertje dat toeslaat als iemand anders iets heeft dat jij graag zou willen hebben? Zoals die collega die er altijd fantastisch uitziet en die voor het geluk geboren lijkt; die vriend of vriendin die steevast de spannendste dingen meemaakt; die broer of zus die zoveel meer verdient? Bij sommige mensen voel je je in de schaduw staan. En voor je er erg in hebt, krijgen negatieve gedachten vat op je. Vergeleken met die ander voel je je dom, mislukt, incapabel, lelijk of een saaie grijze muis. Dat is het zaadje van de jaloezie. En als we het maar genoeg water geven, begint het te ontkiemen, groeit de jaloezie uit tot een boom en raken we verstrikt in de ranken.
Jaloezie in de Bijbel
In Psalm 37 (1-8) gaat koning David specifiek in op jaloezie:
Wees niet jaloers op oneerlijke mensen, op mensen die zich niets aantrekken van God. Want ze verdwijnen net zo snel als gras, als gras dat verschroeit in de zon. Vertrouw op de Heer en doe wat goed is. Wees trouw aan de Heer, dan zul je altijd veilig in het land wonen. Blijf altijd dicht bij de Heer en geniet van Hem. Dan zal Hij je geven wat je van Hem vraagt. Vertrouw je hele leven aan Hem toe. Dan zal Hij in alles voor je zorgen. Hij zal altijd voor je opkomen. Dat is net zo zeker als dat het 's morgens weer licht wordt en de zon hoog aan de hemel zal komen te staan.
Wees stil en verwacht alles van de Heer. Wees niet jaloers op mensen bij wie alles goed lijkt te gaan, en bij wie alle misdadige plannen lijken te slagen. Word niet boos of jaloers. Boosheid en jaloersheid doen alleen maar kwaad.
De illusie van het Grote Succes
Soms bekent iemand weleens met een zweem van onschuld: ‘Ik benijd je.’ En laten we eerlijk zijn: als anderen ons benijden om iets dat we hebben of kunnen, is dat toch best een compliment. Reclamemakers spelen slim in op het menselijke verlangen naar bewondering. Zo lanceerde Peugeot het model 207 Envy, oftewel afgunst.
In de wereld van onze (groot)ouders was de sociale klasse waarin je geboren werd, bepalend voor je levensloop. Eens een boer altijd een boer; eens een notabele, altijd een notabele. Vandaag leven we in een wereld waarin iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen succes én voor het gebrek daaraan. Geen wonder dat we ons uiterste best doen om succes uit te stralen. Wie op sociale media rondscrolt, ziet de ene selfie na de andere voorbijkomen. Dankzij handige ‘skins’ en filters kan iedereen er binnen enkele muisklikken uitzien als een fotomodel. Doordat we bovendien steevast onze mooiste foto’s posten, lijkt het alsof iedereen altijd een reuze spannend leven leidt. ‘Het Grote Succes’ is een illusie die we samen creëren en in stand houden. Prachtig voor wie op zoek is naar volgers, maar minder voor wie de avonden eenzaam in zijn appartementje doorbrengt. Al scrollend slaat dan al snel het ‘groene monster’ toe.
“Boosheid en jaloezie doen alleen maar kwaad”, waarschuwt David. Vraag eens aan een schoolklas wie er behoefte heeft aan meer jaloezie in zijn leven, en niemand zal zijn vinger opsteken. Grote kans dat we allemaal wel weten hoe jaloezie voelt. Het is een negatieve energie die aan je vreet; het zeurt, schrijnt en ettert van binnen. Jaloezie is een venijnig monstertje. Het consumeert alle vreugde en blijdschap, maakt vrienden tot vijanden en laat je achter met een immense leegte. Zo mogelijk nog erger is het wanneer jaloezie plaatsmaakt voor afgunst. Dan misgunnen we de ander niet alleen zijn succes, maar zetten we ons ook in om het die persoon te ontnemen. Bijvoorbeeld door te roddelen, te stoken of diens relatie of carrière te saboteren.
Boosheid
Het vreemde is dus: niemand houdt van jaloezie of afgunst. Niemand zegt: “Ja, doe mij er maar een grotere dosis van!” En toch zijn we in onze samenleving constant bezig die gevoelens te voeden.
David richt zich in zijn psalm specifiek tegen de boosheid. “Geef er niet aan toe”, is zijn raad. Blijf kalm, wind je niet op, laat je woede varen. Dat hij die emotie herhaaldelijk noemt, is meer dan een stijlkenmerk. Jaloezie maakt het menselijk hart onrustig als een opgezweepte oceaan. We geven een gemene steek onder water, benadrukken elke fout, vallen een collega openlijk aan. En de ander? Die heeft waarschijnlijk de grootste moeite om die heftigheid te plaatsen.
Zelftwijfel
Een voorbeeld? Hanne krijgt promotie op het werk. Trots belt ze een vriendin om te vertellen dat ze is gevraagd voor een functie met meer verantwoordelijkheid en een hoger salaris. Maar hoewel ze had verwacht dat haar vriendin blij voor haar zou zijn, blijft het stil aan de andere kant van de lijn. Dan zegt haar vriendin: “Hanne, je gaat dat toch niet doen, hè? Als je die job aanneemt, zul je je kinderen niet veel meer zien. Ik vind het onverstandig, en bovendien: ik zie eigenlijk niet goed in waarom ze jou daarvoor gevraagd hebben. Het zou weleens boven je niveau kunnen zijn.”
Als Hanne niet in staat is de jaloezie in het hart van haar vriendin te doorzien, brengt dit telefoongesprek haar uit haar evenwicht. Ze hangt op met een dubbel gevoel. De combinatie van werk en gezin brengt haar aan het twijfelen. Heeft haar vriendin misschien gelijk? Gaandeweg begint Hanne ook aan zichzelf te twijfelen. Misschien heeft het management zich inderdaad wel in haar vergist. Misschien is ze inderdaad minder capabel dan ze overkomt; stel nu dat dit één grote vergissing is….
Zo wapen je je tegen jaloezie
Jaloezie maakt meer kapot dan je lief is. Het is al met al een krachtige emotie waartegen je je moet wapenen. Hoe doe je dat? Al vele eeuwen grijpen mensen naar amuletten, edelstenen of spreuken tegen het zogenaamde ‘boze oog’: de negatieve energie die iemand uitzendt door gevoelens van afgunst en jaloezie op een ander te projecteren. Christenen zijn het belang van de geestelijke wapenrusting (Efeze 6) soms wat uit het oog verloren. Maar wist je dat de Bijbel machtige principes geeft om je te wapenen tegen jaloezie? Ik zal je uitleggen hoe het werkt.
Zolang we jaloers zijn, bekijken we het leven door een smalle focus. Veel van onze energie en aandacht gaat uit naar de mensen die we benijden. Willen we onszelf beschermen tegen jaloezie, dan is het belangrijk om een andere bril op te zetten. “Zoek je geluk bij de Heer, Hij zal je geven wat je hart verlangt”, stelt David (Psalm 37:4, NBV22). Dat betekent twee dingen:
Je geluk zoeken bij de Heer betekent dat je je primair op God focust in plaats van op mensen.
Je geluk zoeken bij de Heer betekent dat je oog ontwikkelt voor de aard en de oorsprong van je geluk. Waar ben je oprecht dankbaar voor? Met welke mooie dingen in je leven ben je gezegend?
Als we God de eerste plek geven, zal God ons de wensen van ons hart schenken, daagt David ons uit:
“Leg je leven in de handen van de Heer, vertrouw op Hem en Hij zal dit voor je doen. Het recht zal dagen als het morgenlicht, de gerechtigheid stralen als de middagzon.”
Omgekeerde wereld
In de zaligsprekingen in Mattheüs 5 stelt Jezus een omgekeerde wereld voor. De orde van God. Het zijn niet de machtigen en rijken, de mensen die altijd vrolijk zijn, de hardvochtigen, de onverschilligen, de zelfzuchtigen … die aan het langste eind trekken. Het zijn de mensen die lijden aan de wereld, zij die verdriet hebben en elke dag opnieuw hun tekorten voelen.
Die omgekeerde wereld van God komt nergens meer tot uiting dan in de dood van Jezus. Zo’n goed mens met zoveel waardigheid die wordt vernederd tot op het bot gestript en vastgespijkerd aan een stuk hout. Het is lelijk, het is bruut, het is afzichtelijk. Maar op een wonderlijke manier redt God juist zo de wereld. Het lelijkste en verachtelijkste op deze aarde verandert hij in een wonderschoon gebaar van liefde, van genade.
God kijkt anders naar de dingen dan wij. Zou het kunnen zijn dat we in moeite en tegenslag iets kunnen ontvangen wat we niet kunnen ervaren in een leven dat vlekkeloos en rimpelloos verloopt? Zou het kunnen zijn dat we als we ons hulpeloos en kwetsbaar voelen, dat we juist dan als bruikbare klei in Gods handen zijn? Dat wachten en missen en worstelen ook iets in zich kan dragen van een leerschool?
Hopen op God
Als God anders naar de dingen kijkt, dan kunnen wij dat misschien ook wel leren. Zowel Jezus als David dagen ons uit om onszelf de vraag te stellen wat er nu werkelijk toe doet in ons leven. Zijn die bezittingen nu wel zo belangrijk? Is het eer en erkenning waar ons leven om draait? Status, geld, een mooi huis of auto? David is er duidelijk over: al die dingen vergaan. Ze zijn slechts stof, vandaag tastbaar, morgen vervlogen. Maar wie hopen op God, zullen het land bezitten.
Willen we ons wapenen tegen jaloezie, dan betekent dat bovenal: een nieuwe mindset aannemen. We moeten die innerlijke oceaan tot bedaren brengen, en leren leven in een geest van liefde en vrede. Klinkt ingewikkeld, niet? Toch is het misschien eenvoudiger dan je denkt.
Een mindset van liefde en vrede groeit door je naaste toe te wensen wat je voor jezelf wenst. Daarmee zijn we bij de Golden Rule, het universele principe dat in vrijwel alle wereldreligies terug te vinden is. Uitgangspunt is dat het welzijn van anderen onlosmakelijk verbonden is met dat van onszelf. De goede gaven in het leven, die ons door de Eeuwige worden toebedeeld, zijn niet slechts voor onszelf bedoeld. Ze staan in het teken van de gemeenschap en van elkaar. Ze zijn er om te worden uitgedeeld en vermenigvuldigd, om zo de ander en de wereld te kunnen dienen.
Jaloezie is in feite het ontspoorde zusje van bewondering. We zijn jaloers op de eigenschappen die we in anderen bewonderen. De grote uitdaging is dus om het goede dat we in anderen zien te benoemen en ervoor te danken. Hannes vriendin kan bijvoorbeeld zeggen: “Dat is nu echt geweldig nieuws! Prijs God dat je zo’n buitenkans op je pad gekregen hebt. Het is je van harte gegund!” Verlangt ze ook zelf naar succes in haar carrière, dan is de volgende stap om God te bidden om haar daarmee ook te zegenen. En vervolgens om zich open te stellen voor de lessen die ze op dat vlak van Hanne zou kunnen leren.
Geliefd, hoe dan ook
Hoe voorspoedig mensen ook kunnen zijn, belangrijk om in gedachten te houden is dat het leven eindig is. We komen met lege handen op aarde, en zonder iets gaan we heen. Ik geloof dat Gods liefde de basis is van ons bestaan; een Liefde die alles omvat en in stand houdt. Niets wat wij doen maakt die liefde groter. Niets wat wij doen maakt die liefde kleiner. Ons leven, elke ademtocht, de zon die over ons opgaat, een glimlach, bloemen in de lente… dat alles is een geschenk van God.
Ik geloof ook dat er geen krachtiger medicijn is tegen jaloezie dan dankbaarheid. En het is ook nog eens volledig gratis! Dankbaarheid ontstaat alleen niet vanzelf; je moet je erin oefenen. Begin elke nieuwe dag gewoon eens door te danken voor al het goede dat je hebt ontvangen, en voor de mooie gaven die je ziet in anderen. Vervolgens kun je je eigen wensen in gebed brengen. En je zult merken: zelfs een minimale dosis dankbaarheid maakt al een wereld van verschil.
De kans dat je dit nieuwe jaar met goede voornemens begonnen bent, is groot. De kans dat je ze tot nu toe hebt volgehouden, is klein.
Misschien wil je al zo lang een boek uitlezen, maar kom je niet verder dan een paar losse bladzijden. Of misschien ligt jouw huis, net als het mijne, wel vol half-gelezen boeken. Evenzo oefenen veel mensen voor een marathon, maar slechts weinigen halen de eindstreep.
Lange adem
We leven in tijden van chronische versnippering. Dit is de eeuw van vluchtige informatie, kicks en snelle acties. Swipen is in, het werk van lange adem is uit. Maar dreigen we onszelf niet in die stroom te verliezen?
‘Het is beter om kleine taken goed af te ronden, dan om veel matig werk te doen’, waarschuwde de filosoof Plato. Die boodschap klinkt vandaag actueler dan ooit. Want laten we eerlijk zijn: wat maakt een boek spannender dan de afloop? En wat is er bevredigender aan een marathon dan de eindsprint?
Misschien moeten we de lange adem weer eens tot trend verheffen. Of toch minstens tot goed voornemen.
Deze column wordt gepubliceerd in maandblad Reveil.
De doop van Jezus: het is een merkwaardig verhaal. Want waarom laat Jezus zich dopen? Tijdens de kerkdienst van 8 januari 2023 in de protestantse kerk van Leuven stonden we stil bij die vraag.
In het derde hoofdstuk van het Mattheüsevangelie lezen we hoe Johannes optreedt in de woestijn. Hij verkondigt aan iedereen die het maar horen wil: “Bekeert u, want het Koninkrijk van de hemel is nabij gekomen!” Een uitnodiging die door velen dankbaar wordt aangegrepen. Ze komen naar hem toe en laten zich dopen in de Jordaan.
Zich bekeren, dat is de diepere betekenis van de doop. In de grondtekst wordt het Griekse woord metanoeite gebruikt. Dat betekent zoveel als een ommekeer maken, een verandering van mindset waarbij je het oude achterlaat en de innerlijke mens zich vernieuwt en een transformatie ondergaat.
Je moet je leven veranderen
Du mußt dein Leben ändern. Het is de beklijvende slotzin van een gedicht van de Duitse dichter Rainer Maria Rilke. Je moet je leven veranderen. Niet zomaar voortleven op de automatische piloot, niet klakkeloos doen wat iedereen doet; niet handelen zoals iedereen verwacht, netjes binnen de lijntjes kleuren, conventioneel, zeker en stabiel, maar kleurloos en allesbehalve spannend. Want grijze muizen schrijven geen geschiedenis.
Je moet je leven veranderen. Dat is de essentie van bekering, en dat is ook waar Johannes op doelt. En hij wijst ook de richting waarin die verandering moet plaatsvinden. De mens, geneigd als hij is om zijn eigen agenda, verlangens en genoegens na te jagen, moet tot inkeer komen en zich weer verzoenen met zijn Bron, de God van vrede, van liefde en van gerechtigheid.
De weg voorgegaan
Dat brengt ons terug bij de vraag aan het begin: waarom laat Jezus zich dopen? Dat is toch niet nodig? Wat zou het voor zin hebben om tegen de Zoon van God te zeggen dat Hij zijn leven moest veranderen, als dat leven al helemaal in lijn ligt met de wil van de Vader? Toch ondergaat Jezus de doop, samen met een menigte van zondaars, tollenaars, farizeeën, sadduceeën, soldaten, schuinsmarcheerders. Zuiver als Hij is, gaat Hij met deze mensen het water in.
Johannes weigert aanvankelijk om Jezus te dopen. Begrijpelijk, maar Jezus staat erop. Dit is de weg, Hij wil ons voorgaan. In alles. In onze verzuchtingen, in ons lijden, in onze angsten, onze gebroken harten en dromen, onze zoektochten in het leven, in onze momenten van vreugde, onze ziekten, onze twijfels… Ja, ook in de doop. En daarom, uit liefde voor ons, doet Jezus iets wat Hij eigenlijk helemaal niet zou hoeven te doen. Doet u dat ook weleens? Doet u soms dingen die u eigenlijk helemaal niet hoeft te doen, uit liefde voor uw naasten?
Door de doop te ondergaan, wordt Jezus één met de mensen die Hem volgen. Hij toont hen: kijk, dit is de weg die je moet gaan; dit is de stap die je leven in positieve zin kan veranderen, dit is waar verzoening met God begint. Een oude mens gaat ten onder in het watergraf, een nieuwe mens verrijst en wordt herboren. Als Jezus uit het water oprijst, bevestigt God die stap door te zeggen: “Kijk, dit is Mijn Zoon in wie Ik welbehagen heb.”
De doop: meer dan gestolde traditie
Vlak voor Zijn hemelvaart zal Jezus Zijn apostelen opdragen: “Ga op weg en maak alle volkeren tot Mijn leerlingen, door hen te dopen in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en hen te leren dat ze zich moeten houden aan alles dat Ik u opgedragen heb.” Het jodendom kent 613 mitswot, maar Jezus herleidt al die wetten tot de essentie: “Heb God lief boven alles, en heb je naaste lief zoals jezelf.” In dat liefdesgebod is de gehele wet vervuld.
Het verhaal van de doop van Jezus is ook ons verhaal, als we net als Hij gedoopt zijn. Over de doop verschillen de meningen, en door de geschiedenis heen zijn er heel wat kerken op gescheurd. In evangelische kerken is de volwassendoop een uitingsvorm van bekering. Van de keuze om het oude leven achter zich te willen laten en de Schepper in alles te willen volgen. In protestantse en katholieke kerken waar de kinderdoop gangbaar is, wordt de lijn doorgetrokken naar het Oude Testament en het Verbond van God met Abraham en zijn nageslacht. De doop is dan een opname in de kerkelijke gemeenschap; kinderen die gedoopt zijn, krijgen hun plaats binnen Gods Verbond met mensen.
Zoals mensen verschillen, verschillen ook onze opvattingen over de doop. Maar welke visie we ook voorstaan, het is belangrijk om te beseffen dat de doop veel meer is dan een familiefeestje of een gestolde traditie. Voor de mensen die bij Johannes de doop ondergaan, staat de gang door het water aan de vooravond van een nieuw begin. Ze staan op uit het water als schonere mensen; ze laten het vuil van de wereld achter zich, ze zijn klaar om in harmonie met God te leven.
Selfie-cultuur
En Jezus? Aan wie zou Hij denken als Hij daar in de Jordaan staat? Zeer waarschijnlijk denkt Hij niet aan zichzelf. Niet aan alle mogelijke woorden, fouten, tekortkomingen of alles waar Hij maar reiniging van zou nodig hebben. Nee, op dat ene bijzondere moment, daar schouder aan schouder met Johannes, denkt Hij misschien wel aan ons. Aan u en mij.
We leven vandaag in een selfie-cultuur. Woorden als zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfsturing zijn codewoorden geworden. Veel mensen denken eerst aan zichzelf, dan pas aan anderen.
CEO’s denken aan zichzelf wanneer ze torenhoge bonussen eisen.
Wereldleiders denken aan zichzelf wanneer ze jonge generaties opofferen aan een uitzichtloze oorlog, enkel en alleen bedoeld om hun rijk en hun macht te vergroten.
Snelheidsduivels denken aan zichzelf wanneer ze door hun “sportieve rijstijl” de levens van anderen op het spel zetten.
Pestkoppen denken aan zichzelf als ze anderen het leven zuur maken.
Werknemers die met hun ellebogen werken maar intussen hun collega’s naar de zijlijn verdringen, denken aan zichzelf.
Save yourself first. Soms kan dat nuttig zijn. Wanneer je een vliegtuigramp moet overleven, moet je eerst aan jezelf denken om anderen in veiligheid te kunnen brengen. Maar als wij door ons welbegrepen eigenbelang anderen vertreden, vertrappen of vermorzelen, dan is het tijd voor een ommekeer. Dan moeten wij ons leven veranderen.
Soms is het tijd om opnieuw op zoek te gaan naar het spiegelbeeld van Jezus in het rimpelende water van ons leven. Heb God lief boven alles, en jezelf als je naaste, dat is de weg die Hij ons wijst.
Geen succesverhaal
Hoeveel mannen en vrouwen staan er vandaag in uw omgeving voor grote uitdagingen? Mensen die lijden onder ziekte, eenzaamheid of somberheid. Jongeren en ouderen die het leven niet meer zitten. Die moegestreden, opbotsen tegen de grenzen van hun kunnen. Maar die in deze samenleving nauwelijks gehoor vinden. Misschien zijn wij het zelf wel.
Onze samenleving leven stelt vaak hoge eisen, en velen van ons groeien op met de hoogste verwachtingen. Veel mensen hebben hun visitekaartjes paraat, want iedereen vraagt wat je doet. Maar hoeveel mensen vragen hoe het met je gaat? En hoeveel mensen zijn er bereid om werkelijk te luisteren naar je verhaal, zelfs al is dat geen succesverhaal maar een verhaal onder tranen?
Johannes de Doper is een geestelijke krachtpatser. In zijn ruwe mantel van kameelhaar heeft hij het uiterlijk van een nobele wilde. Hij houdt zich staande in de onherbergzame woestijn van Juda waar hij zich voedt met sprinkhanen en wilde honing. Johannes is een man van sterke meningen en een krachtig optreden. Toch is uitgerekend hij het, die zegt: “Na mij komt Hij die sterker is dan ik. Ik ben niet waardig om mij te bukken en de riemen van Zijn sandalen los te maken.”
Tegenover Jezus beseft Johannes zijn ontoereikendheid. Dat is ook waarom hij aanvankelijk weigert om Jezus te dopen. Jezus ziet echter zijn aarzeling, en Hij zegt: “Laat het nu zijn.”
Laat het nu zijn. Laat het nu zijn dat de wil van God gebeurt, laten we niet wachten om in de rivier te stappen, om die weg te gaan, om de juiste stroom te volgen; laten we niet wachten om ons leven te veranderen. Laat het nu zijn. Het juiste moment van ommekeer is niet morgen, maar nu. Want wie weet wat de dag van morgen zal brengen?
Gezamenlijke weg
Laat het nu zijn. Ook dat is de weg die Jezus ons wijst. En Hij voegt er nog iets aan toe: laat het samen zijn. Want door zich te laten dopen, toont Hij dat verzoening met de Allerhoogste geen individueel gebeuren is. Jezus was perfect in staat geweest zichzelf te dopen. Maar op dat cruciale moment daar in het water van de Jordaan, vertrouwde Hij zichzelf aan Johannes toe. Daarmee toont Jezus ons dat geloven een weg is die je samen gaat, in verbintenis met elkaar en met de christelijke gemeenschap.
Het verhaal van de doop van Jezus is ook ons verhaal. Zoals God tegen Jezus zegt: dit is Mijn zoon in Wie Ik een welbehagen heb, zo heeft God een welbehagen in ons. Ook in ons herkent Hij zijn zoons en dochters, en Hij aanschouwt ons met liefde. Liefde kan niet op zichzelf blijven bestaan, maar verlangt wederkerigheid. Het is daarom dat God voor ons de weg heeft gebaand.
Weg van leven
“Kom je mee?”, klinkt het ook vandaag. Gods liefde dwingt niet, maar nodigt uit. Zijn wij bereid om die uitnodiging te aanvaarden? Om de weg te gaan die Christus ons wijst? En meer nog: zijn we bereid om ons door die weg te laten veranderen? Allen die gedoopt zijn, zijn door de doop met Christus bekleed, leert Paulus in de Galatenbrief (3:27).
De bedoeling van de doop is dat we steeds meer op Christus gaan lijken. Dat we veranderde mensen worden die Zijn glorie weerspiegelen. Niet langer mensen die hun eigen grote gelijk uitschreeuwen en die anderen vertrappen of vertreden. Niet langer mensen die zichzelf lief hebben boven God en anderen. Niet langer mannen en vrouwen in besmeurde en gescheurde klederen, die het leven ondergaan in plaats van werkelijk van binnenuit te leven. We zijn uitgenodigd de weg door het water te gaan. De weg die naar leven en verandering leidt, en naar verzoening met onze Maker.
Du mußt dein Leben ändern. Geen gebod of bevel, maar wat een prachtige uitnodiging.
Maak een protestantse wandeling in Brussel. Het is een opdracht voor mijn pastorale masterstudie, die klinkt als een verademing. Even de studieboeken laten voor wat ze zijn; even de benen strekken. “Zullen we samen gaan?”, biedt manlief aan. Spontaan bieden zich twee zoons aan. Gewapend met een instructieblad stappen we op de trein naar Brussel-Centraal, waar we om 20.00 uur aankomen.
“Steek het Europakruispunt over”, zegt het instructieblad. Google Maps is in de war, maar in de verte ontwaren we een kerktoren. Dapper wandelen we erheen. Vlak voor de toren heeft de routeplanner zich herpakt. Mis gegokt, ontdekken we. “Als dit de hele wandeling zo doorgaat, zijn we voor middernacht nog niet terug”, moppert jongste zoon. Maar we wandelen dapper terug en vinden de Putterij. Daar heerst een feestelijke en uitgelaten stemming. Onder de donkere sterrenhemel stralen talloze lichtjes. Jonge mensen wandelen voorbij, de geur van verse wafels en glühwein stijgt op. Een gebakskraam trekt onze aandacht. Zou het niet verleidelijk zijn om hier neer te strijken?
Maar dan denken we aan de protestanten die in de tijd van Reformatie hun leven waagden voor de principes waarin zij geloofden. Ook wij zijn vandaag op stap gegaan met een missie.
Protestantse erediensten
Aan het eind van de Putterij slaan we linksaf, richting Magdalenasteenweg 31. Achter een boom gloort ons eerste target voor vandaag: de Sint-Maria Magdalenakerk. Deze rooms-katholieke kerk is opgetrokken in Brabants-gothische bouwstijl. In tegenstelling tot veel andere kerken heeft dit gebouw geen hoge kerktoren, maar een bescheiden achthoekig klokkentorentje. De eerste steen werd maar liefst zevenhonderd jaar geleden gelegd.
De Sint-Maria Magdalenakerk is een van de gebouwen in Brussel waar tijdens de Calvinistische republiek, tussen 1577 en 1585, protestanten samenkwamen. Andere locaties zijn de Nassaukapel en de Sint- Michielskathedraal. De erediensten werden in het Nederlands gehouden. Voor de houten toegangspoort moeten we even een ronde maken langs het gebouw. “DOM S. MARIA MAGDALENA – SACRUM – ANNO 1637”, vermeldt het opschrift. De deuren zijn omzoomd met een lijst van versieringen. De gekruisigde Jezus, Maria Magdalena en engelen glinsteren in het maanlicht.
We werpen nog een blik op ons instructieblad, en vervolgen onze weg naar de Grote Markt.
Het nieuwe jaar is een periode van terugblikken, maar ook van vooruitkijken. Veel mensen beginnen het nieuwe jaar met goede voornemens en grootse plannen, maar die zijn niet altijd gemakkelijk vol te houden. Het leven is soms druk en veeleisend, en voor je het weet word je meegezogen in een stroom van agendapunten. Daarom aan het begin van dit nieuwe jaar een blog over…. spijt!
Als je zestien bent, lijkt de toekomst oneindig. Waarschuw een tiener die zijn tandenborstel links laat liggen voor de gevolgen op latere leeftijd, en hij zal zijn schouders ophalen. Tien jaar lijkt als je jong bent nog een eeuwigheid.
Stilgezet in het ziekenhuis
Maar het leven is eindiger dan ons lief is. Als pastoraal werker in een ziekenhuis sta ik geregeld aan het bed van terminale patiënten. Mensen die net als ieder ander hun leven hebben geleefd. Ze hebben gedaan wat ze moesten doen: gewerkt, de hypotheek betaald, voor hun kinderen gezorgd, het huisvuil buiten gezet. En dan komt er plotseling een dag waarop hun leven wordt stilgezet. Een diagnose, een operatie die verkeerd loopt, een noodlottig ongeval.
Plotseling lig je daar. De agenda is tot stilstand gekomen, de telefoon zwijgt, in de kamer waar je ligt heerst stilte. Het is net alsof je leven met één druk op de knop op pauze is gezet. En dan komen de zingevingsvragen: “Wie ben ik geweest? Wat heb ik met mijn leven gedaan? Welke impact had mijn gedrag op anderen?”
Het ziekenhuis is een plaats waar veel mensen terugkijken op hun leven. Als pastoraal medewerker sta ik meer dan eens aan het bed van mensen die verteerd worden door spijt. Sommige mensen hadden imposante jobs en titels. Ze hebben zich staande gehouden in een harde zakenwereld, wisten zich te profileren, werkten hard en boekten resultaten. Dappere selfmade men en -women. Ze waren op alles voorbereid, behalve op één ding: hun eindigheid. Maar zelfs voor de CEO die altijd alles perfect onder controle had, kan plots het moment komen waarop hij de controle uit handen moet geven.
In een ziekenhuis, een plek die gericht is op zorg, lijkt de harde zakenwereld soms een andere planeet. Het kan een waar rouwproces zijn afscheid te nemen van je vroegere succes en autonomie, en je lot in handen te geven van anderen. Zo’n switch maakt dat mensen veranderen. Niet zelden gaan ze hun vroegere leven evalueren in het nieuwe licht van intermenselijke zorg en relaties. Een woord dat dan vaak komt bovendrijven, is spijt. Spijt van de partner die je hebt verlaten, spijt van de kinderen die zijn opgegroeid zonder dat je tijd voor ze had, berouw over de momenten dat je mensen hebt overruled om jezelf te kunnen profileren; spijt dat je niet werkelijk de tijd nam om naar ze te luisteren en relaties met ze op te bouwen.
Non, je ne regrette rien
We maken allemaal fouten, en als pastoraal medewerker geloof ik in een God die liefdevol en genadig is. Er is altijd een ommekeer mogelijk, zelfs op je sterfbed. Sommige mensen zijn gebaat bij de christelijke notie van vergeving. Weer anderen geloven niet in God, maar maken het in orde met hun naasten. Met de kinderen die ze hebben verwaarloosd of verkeerd behandeld, met de man of vrouw die goud voor hen was, maar wiens liefde en zorg ze als vanzelfsprekend beschouwden. Ook dat kan zeer waardevol en bevrijdend zijn.
Ik weet het: het Memento Mori – gedenk te sterven – is niet chic. Liever dan stil te staan bij onze eindigheid leven we alsof er geen dag van morgen bestaat, alsof alles maakbaar is, alsof we de strijd tegen de tijd kunnen winnen. Maar dat is een illusie. Voor iedereen komt er een dag waarop de tijd ons inhaalt. Voor sommigen zelfs eerder dan verwacht.
De gezichten van mensen die in vrede stierven, zullen me altijd bijblijven. De glans op het gelaat van mannen en vrouwen die zeiden: “Ik heb een mooi leven gehad, ik heb nergens spijt van.” Is het daarom dat de Franse zangeres Edith Piaf in 1960 haar mooie lied uitbracht: “Non, je regrette rien“? Zo te leven dat je achteraf nergens spijt van hoeft te hebben, is niet vanzelfsprekend. Het is een uitdaging die bewustwording en levenskunst vereist.
Uiteindelijk draait alles om relaties
Wat mij als pastoraal medewerker telkens weer opvalt, is dat uiteindelijk alles in een mensenleven draait om relaties. Op het moment dat we geboren worden, zijn we afhankelijk van de liefde, zorg en nabijheid van anderen. Hetzelfde geldt voor de dag dat we sterven. De eerste persoon die op zijn sterfbed zegt: “Had ik maar meer en harder gewerkt”, moet ik nog altijd tegenkomen. Hetzelfde geldt voor de man of vrouw die zegt: “Had ik mijn geld maar anders belegd; had ik die miljoenenvilla op Ibiza maar gekocht.”
De mensen die met spijt en schuldgevoelens terugkijken op hun leven, doen dat vrijwel altijd omdat ze mensen hebben gekwetst en relaties veronachtzaamd. En de mensen die in vrede sterven, doen dat vrijwel allemaal omdat ze omringd waren door mensen die van hen hielden, en tot op hun laatste momenten tijd hebben doorgebracht met hun geliefden. Is het niet ontnuchterend dat we vaak zo weinig aandacht besteden aan de dingen waar uiteindelijk ons leven om blijkt te draaien? We rennen achter agendapunten aan, jagen luxe en welvaart na, maar verliezen niet zelden de essentie uit het oog.
Als ik je aan het begin van dit nieuwe jaar iets mag meegeven, dan is het dit: heb je naasten lief, breng tijd door met je partner, kinderen, familieleden en vrienden. Koester de mooie momenten en leef alsof er geen dag van morgen bestaat. Wacht nooit met het zeggen van “ik houd van je” of “sorry” tot morgen, want je weet niet of er een dag van morgen bestaat. Laat liefde te allen tijde je richtsnoer zijn, want voor wie leeft uit liefde, zal er hopelijk een dag komen waarop je samen met Edith Piaf kunt zeggen: “Non, je regrette rien.” Wie dat kan zeggen, is een gelukkig mens.
Het volk dat in de duisternis ronddoolt, ziet een groot licht. Die woorden van de profeet Jesaja werpen ons terug naar Jesaja 8:21-22. Moedeloos en hongerig zwerft het volk Israël door het land. In hun wanhoop vervloeken ze de koning en hun God. Sommigen kijken omhoog, anderen staren naar de grond, maar niemand kan een hand voor ogen zien. Aan de lange nacht lijkt geen einde te komen.
Over duisternis gesproken. Op 21 december beleefden we de langste nacht. Voor veel mensen is de periode van lange nachten en korte dagen een moeilijke tijd. Je moet binnen blijven, buiten is het koud of nat, en door gebrek aan zonlicht kun je last krijgen van een vitaminetekort. De moeheid en lusteloosheid slaan dan gemakkelijk toe.
Poolnacht
Is dat even een geluk, de dagen worden weer langer! Maar wist u dat er gebieden zijn waar de mensen jaarlijks 65 dagen lang in het donker leven? In Utqiagvik, het noordelijkste stadje van Amerika, kent de poolnacht haast geen einde. Meteoroloog Judson Jones zegt daarover: “Het gebeurt hier elk jaar. Als je boven de poolcirkel leeft, komt er een dag dat de zon ondergaat voor de rest van de winter.”
Het volk dat in de duisternis ronddoolt, ziet een groot licht. Hoe vaak dolen wij niet door het duister? Misschien niet letterlijk, zoals de bewoners van Alaska, maar het donker kent vele gradaties. Soms tasten we rond in het duister, zoekend naar een antwoord op allerlei vragen en zorgen die door ons hoofd spoken. Waarom overkomt mij dit? Waarom verloopt de relatie met mijn partner of familie zo stroef? Waarom gebeuren er slechte dingen met goede mensen? Weer andere keren trekken we door dalen van rouw. Voor sommigen van ons zijn de feestdagen een pijnlijke periode. Want dan voelen we des te sterker het gemis van de mensen die ons ontvallen zijn. Weer anderen tasten in het duister bij gebrek aan richting. Waar moet ik heen met mijn leven? Hoe geef ik invulling aan mijn dagen? Hoe krijgen de dingen na een lange ziekte- of revalidatieperiode weer zin?
Ster van Bethlehem
Het volk dat in de duisternis ronddoolt, ziet een groot licht. Als wij vandaag door de duisternis trekken, zijn we niet alleen. Jesaja sprak tegen het volk Israël, dat donkere dagen doormaakte. Maar niet alleen tegen hen. Jesaja spreekt tegen ieder van ons, die rondtrekkend door een donkere wereld op zoek is naar het hemelse licht. Want niet altijd zien we het licht doorbreken op aarde. Op deze planeet, die door onze Schepper zo mooi is ontworpen en gefinetuned voor het leven, wint het donker het dikwijls van het licht. Hoe vaak winnen concurrentie en naijver het niet van solidariteit en naastenliefde, strijd van vrede, hebzucht van eerlijke verdeling, egoïsme van altruïsme en wantrouwen van vertrouwen? En maar al te vaak denken mensen in polariteiten en staan ze elkaar naar het leven, in plaats van zich met elkaar te verbinden.
Het volk dat in de duisternis ronddoolt, ziet een groot licht. Ruim tweeduizend jaar geleden trokken Jozef en Maria door een donkere nacht, hopend op een plekje waar hun kindje geboren kon worden. Nadat Jezus geboren was, verscheen er volgens het Kerstverhaal een ster aan de hemel: de Ster van Betlehem. Een groot licht als teken van de komst van Jezus Messias, het Licht der wereld.
Stel dat zoiets vandaag zou gebeuren. Zouden wij het licht nog wel herkennen? Wie ’s nachts een landing met het vliegtuig maakt, wordt verwelkomd door een zee van lichtjes. Lichten van bedrijven, van winkels, reclameborden, led-schermen, auto’s, lantaarnpalen, schijnwerpers. De 24-uurseconomie staat nooit stil. Het verkeer raast voort, dag en nacht, op weg naar een eindeloze stroom targets en doelen. Wat als er vandaag een groot licht aan de hemel zou verschijnen? Zouden wij er nog wel oog voor hebben?
Verwachting
Generaties komen en gaan. We leven vandaag in een hoogtechnologische samenleving, die in niets meer lijkt op die van Jozef en Maria. Toch weerklinken in het jaar 2022 nog altijd de woorden van Jesaja. Het volk dat in de duisternis ronddoolt, zal een groot licht zien. Hoeveel generaties voor ons leefden niet in verwachting van de Messias, die aan al het onrecht op deze planeet een einde zou maken? Soms als we het nieuws kijken, denken we misschien: “Heer, hoe lang nog?” Het lijkt gemakkelijk om de moed op te geven en te denken dat onze Vredevorst niet langer komt. Dat we er samen maar het beste van moeten maken.
Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien. Wat kunnen we daar vandaag nog mee? Deze nacht is donker, maar het duister deert ons niet. We hebben de lichten aangestoken, de paaskaars gebrand. Wij mensen kunnen zelf licht maken, we kunnen de duisternis buitensluiten. In Alaska doen nu bijna 800.000 mensen op dit moment hetzelfde. Door licht aan te steken, verdrijven ze de duisternis. En ze putten hoop uit de verwachting dat op een dag de zon zal opkomen. Want als de zon voor het eerst weer aan de hemel verschijnt, komen er dagen waarop de duisternis zich niet langer laat zien. De pooldagen van Utqiagvik zijn zomerdagen zonder einde.
Zo belooft ook de Bijbel ons dat er een groot licht zal komen. Een Licht dat de duisternis zal overwinnen en dat een einde zal maken aan de lange nacht. Rouw en verdriet maken plaats voor blijdschap, gebondenheid voor verbondenheid, ketenen voor vrijheid. Elke laars die dreunend stampte en elke mantel die doordrenkt is van bloed, zal worden verbrand. Oorlog en vervolging zullen ooit nog slechts een vage herinnering zijn. Verdreven uit de geesten.
Geen lief verhaaltje
Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven. Dat is de boodschap van Kerstavond, en de vreugde waarmee wij vandaag het Kerstfeest in mogen gaan. Op veel plaatsen verschijnen kerststallen: Jozef en Maria met een schattig baby’tje en wat diertjes rondom. Het Kerstverhaal lijkt een lief en zoet verhaaltje. Daardoor gaan we gemakkelijk voorbij aan de geestelijke impact ervan.
Maar mag ik eens een uitdagende vraag stellen? Stel dat Christus vandaag op de deur van uw hart zou kloppen, op zoek naar een plaats om in deze wereld geboren te worden. Wat zou u doen? Zou u zeggen: “Sorry, er is geen plek in de herberg, neem die kleine kribbe in de hoek van de stal maar?” Of zou u de deur van de herberg wagenwijd openzetten en Hem alle kamers geven?
Kwetsbaar en broos
Een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven. Het heil voor de wereld brak door als de eerste stralen van een zonsopgang. Kwetsbaar en broos als eerste gouden strepen aan de hemel boven Alaska. Maar toch… een wonder voor mensen die zo lang in duisternis hebben vertoefd! Misschien gaan wij vandaag gemakkelijk aan de tekenen voorbij. Maar iedereen die weleens de zon boven zijn stad of dorp heeft zien opgaan, weet hoe een klein straaltje al spoedig de volledige hemel in vuur en vlam kan zetten. Zo is het ook met het Licht van de wereld.
Een Zoon is ons geboren, een kind is ons gegeven. Hoe vaak onderschatten we niet de kracht van de hoop? De hoop begint dikwijls teer, als een klein bloemetje dat zijn kopje uitsteekt boven het gras, als een zonnestraaltje of een zwaluw. Geen grote tekenen. Geen oorverdovend geraas aan de hemel, wereldwonderen of grote wonderen. Zo was het ook met dit Kindje. En toch was het Leven dat zo klein in de wereld was gekomen, begiftigd met een overweldigende kracht om de duisternis te overwinnen en de wereld in vuur en vlam te zetten. De belichaming van de vurige liefde van God voor ons, kleine en onvolmaakte mensen.
Meer dan een luisteraar
Ook vandaag klinkt de belofte van Jesaja. Het volk dat door de duisternis doolt, zal een licht zien. En weet u, die woorden zijn zoveel meer dan een belofte. Ze zijn een uitnodiging aan ons, aan u en mij. Bent bereid meer dan een passieve luisteraar te zijn? Stapt u mee in dit verhaal?
Jezus Christus werd geboren. Maar dat is geen eenmalige gebeurtenis in de tijd. Elke dag opnieuw, op elke plek ter aarde, zoekt hij mensenharten waarin Hij geboren kan worden. Waar nieuwe hoop voor deze wereld ontspringt. Want onze Eeuwige God zal ons nooit verlaten of begeven. Hij is met ons, alle dagen, tot aan de voleinding der wereld.
“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij”, lezen we in Openbaringen (3:20). Wat doen we, als Hij klopt op de deur van ons hart? Verwijzen we Hem naar de stal buiten, of schenken we Hem alle kamers van onze herberg?
Een Zoon is ons geboren, een kind is ons geven. Het is hoog tijd dat we dat zoetsappige Kerstverhaal laten voor wat het is. Want de profeet Jesaja eindigt niet met de beschrijving van een teer kindje. Hij belooft ons: “De heerschappij rust op Zijn schouders. En men noemt Hem: wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.”
Kern van Kerst
Zelfs aan de langste nachten komt een einde. Het volk dat ronddoolt in de duisternis, zal een groot licht zien. Zelfs al is de wereld nog zo duister, de dageraad is niet tegen te houden. Het Koninkrijk van God breekt door met kracht. Dát is de kern van Kerst.
Stapt u mee in dat prachtige verhaal? Laten wij leven vanuit verwachting, elke dag en elk moment opnieuw.
Moge de vrede van Christus met ons zijn. Amen.
Overdenking tijdens de Kerstnachtdienst van zaterdag 24 december 2022 in de Protestantse Gemeente Sluiskil-Philippine-Sas van Gent door drs. Kelly Keasberry
In de tuin van een huis dat wij onlangs kochten, stond een afgekapte boomstronk. Ooit was het een magnoliaboom, zei de oude heer die er gewoond had. We begrepen niet waarom een deel van de stam overeind was blijven staan. De stronk leek immers dood en zonder leven.
Totdat er op een dag iets bijzonders te zien was aan de stronk. Een tere groene scheut baande zich dapper een weg naar buiten. Het twijgje groeide voort en doorstond de hete zomer. Vandaag staat er in onze tuin een frisse, groene magnoliaboom. Over zo’n twijgje spreekt de profeet in Jesaja 11:
“Er komt een twijgje voort uit de stronk van Isaï, en een scheut van zijn wortels komt tot bloei.”
Bijltjesdag
Wat is een stronk? Zo op het eerste gezicht niet meer dan een boom die geveld is door de bijl of de kettingzaag. Op het moment dat Jesaja die woorden spreekt, ligt het huis van David er zo bij. Als een gevelde boom; een wortel zonder stam.
Zo kan het ook in ons leven zijn. Vijftig medewerkers van de VRT kregen de afgelopen week te horen dat ze ontslagen waren. Bijltjesdag, zegt men in Nederland weleens. We kennen ongetwijfeld allemaal van die momenten waarop het leven je een slag toebrengt. De vaste grond onder je voeten wordt tijdelijk weggeslagen.
Dat overkomt het volk Israël, het huis van David, in de tijd van (proto-)Jesaja. Rond het volk Israël valt de nacht, de Babylonische ballingschap lonkt. Alles lijkt verloren.
Levenskracht
Maar Jesaja herinnert de Israëlieten aan de levenskracht van hun wortels. Zoals de God van Israël Zijn volk ooit gered heeft, door die onbetekenende herdersjongen David, zo zal Hij opnieuw redding brengen.
De bijl kan fel toeslaan en verwonden. Maar dat is niet het einde; zelfs na Bijltjesdag komt er een nieuw begin. Alleen niet zoals je misschien zou verwachten. De hoop van Israël komt niet voort uit een invloedrijke familieboom, maar uit een kwijnende stam van Isaï. Het woord dat voor twijgje wordt gebruikt, ‘netser’, heeft dezelfde klank als het Hebreeuwse woord voor Nazarener.
Vandaag steken we de Tweede Adventskaars aan. Zoals deze kaars, zo zal ook de komende Vredevorst zijn. Zijn licht zal opgaan als een ster over de duisternis. Als Hij komt, zal de lange nacht ten einde zijn. Niet langer zullen onschuldige mensen worden verdrukt en uitgesloten, niet langer zullen er kinderen sterven van de honger terwijl de machtigen der aarde zich verrijken. Dat twijgje uit de stam van Isaï, zo teer en zo onbeduidend, zal uitgroeien tot een krachtige levensboom.
Visioen
Jesaja schildert een visioen. Hij tekent de contouren uit van een wereld waarin klein en kwetsbaar zijn niet langer een gevaar is. Het bokje, de zuigeling en het kind hebben niets meer te vrezen, want ze zijn volmaakt veilig. Het zal in geen hart meer opkomen om kwaad te doen. Jesaja schildert een wereld zonder machtswellust of ellebogenwerk, een wereld zonder oorlog of honger, waarin er een rechtvaardig plekje zal zijn voor iedereen.
Een droomwereld lijkt het, te mooi om in te geloven. Maar Advent daagt ons uit om meer te zijn dan zogenaamde ‘realisten’ die zich tevreden stellen met de status quo. Om groter te denken, hogere idealen te koesteren en toe te leven naar een werkelijkheid die alles overstijgt. Dat is waarom Jesaja zijn droom schetst. Opdat wij die in ons hart mogen sluiten, de vlam ervan levend mogen houden en het vuur door mogen geven aan volgende generaties. Zodat het licht van de hoop niet dooft.
Grote woorden
We leven vandaag in een samenleving van grote woorden. Woorden van kansen, succes, welvaart, groei, winst en vooruitgang. Soms worden dat woorden van veroordeling, als mensen niet aan die maatstaven kunnen voldoen. “Die hebben hun mislukking aan zichzelf te danken”, klinkt het dan. Maar wie zoiets beweert, vergeet iets belangrijks: we beginnen niet allemaal met een gelijke startpositie. We leven niet in een volmaakt rechtvaardige wereld.
In het ziekenhuis waar ik werk, vragen mensen weleens: “Als God rechtvaardig is, waarom gebeurt er dan zoveel onrecht?” Ik leg dan uit dat God liefde is, maar dat de liefde niet dwingt. God heeft ons een vrije wil gegeven, en de keus om elke dag opnieuw te kiezen tussen recht en onrecht, goed en kwaad. De staat van onze wereld is de afspiegeling van de kleine en grote dagelijkse keuzes die individuele mensen dagelijks maken. Als het onrecht groot is, dan is dat omdat teveel mensen volharden in zelfzuchtige keuzes die hun medemens doen lijden. We doen trouwens niet alleen het kwade, maar onthouden elkaar dikwijls ook het goede.
Hoe moeilijk blijkt het soms om “sorry” te zeggen, of simpelweg “ik houd van je.”
Mensen kunnen onrechtvaardig zijn; ze kunnen elkaar ‘de duvel aandoen’ en elkaars leven tot een hel maken. Maar zelfs al is de wereld nog zo onrechtvaardig, God blijft rechtvaardig, want zichzelf verloochenen kan Hij niet.
Nieuw begin
Als wij lijden, dan mogen we geloven dat God met ons mee lijdt. Dat Hij ten diepste onze pijn voelt en bij ons is in het donker waar wij doorheen gaan. Jesaja schildert een wereld waarin onrecht niet het laatste woord krijgt. De nacht kan nog zo donker zijn, maar aan de hemel fonkelt een nieuw begin.
Jesaja en Johannes de Doper spreken vlammende taal, en misschien worden wij daardoor verpletterd. Want wie zijn wij? Kunnen wij de asielcrisis oplossen? Kunnen wij honger en dakloosheid de wereld uit helpen? We zijn maar mensen en geen halfgoden of engelen. Allemaal hebben we onze dag weleens niet. Als je gestresst bent of gebukt gaat onder zorgen, is het moeilijk om vriendelijk te blijven. We maken allemaal fouten. Ieder van ons. En het leven vraagt soms veel van ons.
Wij zijn maar mensen. En dat wéét God, want uit Hem komen we voort, en in Hem leven wij en bestaan wij.
Nederig en zachtmoedig
Jezus belooft in het Mattheüsevangelie (11:29):
“Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen.”
Hier laat onze Vredevorst zich zowaar in Zijn hart kijken. Hij kwam niet uit de hemel neergedaald als een vlammende bijl om ons te verpletteren, maar als een kwetsbaar kind in de kribbe. Nederig en zachtmoedig. Jezus weet hoe het is om op deze aarde te wandelen. Hij kent onze noden, angsten en pijn. Hij liet zich er niet alleen door raken, maar zelfs door doorboren. Jezus heeft ons zodanig lief, dat Hij zich geheel en volledig voor ons overgaf.
Het is vandaag de tweede dag van Advent. Daarmee vieren we de hoop die wij verwachten. Want Jezus is niet gestorven voor eens en altijd. Zijn belofte leeft voort! Ook vandaag mogen we leven in de verwachting van een groot licht dat zal opgaan over de duisternis. En over een recht dat zal zegevieren over al het onrecht over aarde.
Nieuwe lente
Te mooi om waar te zijn? Misschien is de lente dat ook wel. En toch, als de dagen koud en donker zijn, weten we dat er ooit twijgjes aan de bomen zullen komen. Zelfs al is daar nog niets van zichtbaar. Zo mogen we ook geloven dat het Koninkrijk van God komende is. Eens zal elke traan uit onze ogen worden weggewist. Vrees en verdriet zullen nog slechts een vage herinnering zijn.
De geurige magnolia in mijn tuin laat zich niet tegenhouden. Zelfs de krachtigste bijl kon haar niet verwoesten. Zo zal het ook zijn met het Koninkrijk van God.
Advent, dat is een feest van verwachting. Ooit komt de lange winter ten einde en zal het lente zijn op aarde. In het donker van een wereld van oorlog, strijd en honger klinken onverminderd de woorden van onze Heer:
Zie, Ik maak alle nu dingen nieuw.” Openbaringen 21:5
De kiem van een nieuwe wereld is reeds in onze harten gelegd. Laten wij de vlam van hoop en verwachting brandend houden totdat Jezus komt. •
Deze preek werd gehouden op de Tweede Zondag van advent (A-jaar) in de Geuzentempel in Roeselare.