Verdwaald maar niet verloren

Als kind raakte ik verdwaald in een groot bos. Ik wandelde langs bomen die tot aan de hemel reikten, streek neer op reusachtige wortels. In de verte klonk een uil. Voor mij voelde het niet als verdwaald zijn, maar als een groot avontuur in een wondere wereld.

Verdwaald. Daarover gaat een vers uit het Veni Sancte Spiritus, een eeuwenoud gebed dat rond Pinksteren wordt gebeden. “Maak soepel wat verstard is, verwarm wat verkild is, richt wat verdwaald is.” Toen ik met een groepje over die tekst mediteerde, bleef mijn aandacht hangen bij de laatste zinsnede: richt wat verdwaald is. In gedachten zag ik mijzelf weer ronddolen tussen de bomen, verwonderd door het geklapwiek van een oprijzende duif. Alice in Wonderland, omringd door een wereld vol magie. Totdat een boswachter van zijn fiets afstapte en me duidelijk maakte dat ik verdwaald was. Een familielid dat per toeval ons pad kruiste, bracht me veilig terug bij de stacaravan van mijn oom en tante.

Snelweg naar het succes

Veel mensen zijn vandaag verdwaald, maar niet altijd herkennen we hun verlangen naar richting. Bij verdwaalde mensen denken we algauw aan dak- en thuislozen, drugsverslaafden of ouderen die in een verkeerde tram zijn gestapt. Maar ook mensen die voor het oog van de wereld het perfecte leven leiden, kunnen verdwaald zijn. Zoals de jongvolwassenen die ik ontmoette tijdens een meditatieretraite in Orval. Keurige studenten economie en rechten die altijd netjes de paden hadden gevolgd die hun ouders voor hen hadden uitgestippeld. Ze haalden goede cijfers en leken voor het geluk geboren. Maar pas in de stilte ontdekten ze dat ze zichzelf niet waren. Ergens op de snelweg naar het succes waren ze zichzelf verloren.

Er zijn ook mensen die verdwalen in filterbubbels. Hoe meer ze anderen tot hun wereldbeeld proberen te bekeren, hoe meer ze alleen komen te staan. Weer anderen verdwalen in een oerwoud van informatie, keuzestress, digitalisering of bureaucratie. En laten we ook de mensen niet vergeten die verloren raken in hun innerlijke doolhof; heen en weer geslingerd door allerlei gevoelens die om aandacht vechten. Wie zijn ze nog? Hoe moeten ze zich tot deze wereld verhouden? Talloze mensen zien door de bomen het bos niet meer. Hoe complexer de samenleving wordt, hoe gemakkelijker het is om je focus te verliezen.

Eigen schuld dikke bult

“Richt wat verdwaald is”, klinkt het Veni Sancte Spiritus, een gebed tot de heilige Geest. Om hulp vragen is allang niet hip meer. Zelfredzaamheid en zelfstandigheid zijn codewoorden geworden in onze maatschappij. Maar dat leidt soms ook tot een boodschap van ‘eigen schuld, dikke bult’ aan de mensen die verdwalen. Ouderen die de digitalisering niet meer kunnen bijbenen moeten het zelf maar uitzoeken. Mensen in armoede krijgen te horen dat ze maar beter hun best hadden moeten doen. Vluchtelingen die als gelukszoekers worden weggezet, kinderen met ADHD of autisme die verloren lopen in een chaotische wereld.

Laten we eerlijk zijn: wie kan er niet af en toe richting gebruiken? Iemand die even licht wil werpen op ons pad? Zelfs Jesaja raakte zo af en toe het spoor bijster. “Want wij dwaalden rond als schapen, wij wendden ons ieder naar onze eigen weg”, getuigt de profeet (Jes. 53:6). Samen vind je gemakkelijker de weg. Maar als ieder los van de ander zijn eigen pad volgt, kan het een flinke klus zijn om de juiste route te vinden.

De dwalenden thuis

Als kind dartelde ik door een donker bos. Verwonderd, onbevangen en vol verlangen naar avontuur. Maar in mijn kinderlijke onschuld was ik me nog niet bewust van de gevaren als de nacht zou vallen. Daarom had ik volwassenen nodig om me richting te geven en me veilig thuis te brengen.

Ook vandaag zien veel mensen door de bomen het bos niet meer. Wat een troost dat door de tijden heen het Veni Sancte Spiritus klinkt! We zijn alleen maar niet verlaten. De Geest wil ons licht zijn, God zelf wil ons leiden. “Kom heilige Geest en zend vanuit de hemel een straal van uw licht.” Dat is het eerste vers van dit eeuwenoude gebed. Woorden om te koesteren, een lied om in je hart te bewaren. Want wij zien op de bomen, maar de Eeuwige overziet het hele bos. We mogen erop vertrouwen dat als we ons uitstrekken naar zijn goedheid en liefde, God ons veilig thuis zal brengen.

Het Veni Sancte Spiritus kent meerdere versies. Deze sequens uit circa 1200 wordt toegeschreven aan de Engelse kardinaal Stephen Langton of aan paus Innocentius III. De Pinkstersequentie is een van de vijf sequenties die het Concilie van Trente heeft bewaard. De volledige tekst vind je hier: https://www.kerknet.be/ccv-brugge/informatie/op-weg-naar-pinksteren-met-een-oeroud-gebed

Niet als wezen achtergelaten

De zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren wordt ook wel Wezenzondag genoemd. Waarom en wat heeft dat te betekenen? Een overdenking.

Donderdag vierden we Hemelvaart. Een dag die terugvoert naar een wonderlijk verhaal in Handelingen (1:9-12). Jezus staat op de Olijfberg nabij Jeruzalem, omringd door zijn leerlingen. Hij belooft hen de heilige Geest, en plots begint hij op te stijgen totdat de discipelen hem tenslotte in de wolken zien verdwijnen. Als uit het niets staan er mannen in witte gewaden bij hen. Die beloven dat Jezus op dezelfde manier zal terugkomen als ze hem naar de hemel hebben zien gaan. (Hand. 1:11)

Een sterk verhaal. Als getuige wrijf je nog eens in je ogen om zeker te weten dat je niet droomt of hallucineert. Vandaag kennen we Hemelvaart als een feestdag. Een dag waarop je even vrij bent, misschien zelfs kunt genieten van een lang weekend. Maar voor de discipelen zal dat ongetwijfeld anders zijn geweest. 

Keerpunt

Daar op de Olijfberg dringt het besef door dat Jezus hen nu werkelijk heeft verlaten. Zo’n drie jaar lang verbleven de leerlingen bij hem, ze deelden lief en leed. Als je zo nauw met elkaar optrekt, kun je vergroeid raken. Er ontstaat een hechte band. Je kent elkaars eigenaardigheden, je weet wat Filippus het liefst eet, je kent de gevoelige snaren van Bartelomeüs, de niet aflatende bedrijvigheid van Simon. Jezus en zijn discipelen waren een team.

Maar niet alleen Jezus is de grote afwezige. Normaal gesproken zijn er twaalf discipelen, dus waarom vermeldt Handelingen (1:12-14) er maar elf? Je raadt het misschien al: de afwezige is Judas Iskariot, de leerling die Jezus verraden heeft. Het Mattheüs-evangelie (27:3-5) verklaart waarom Judas er niet bij is. Na de kruisiging van Jezus besefte Judas dat hij een grote fout had gemaakt door hem te verraden. Hij werd verteerd door berouw. Judas nam dertig zilverstukken, ging ermee naar de hogepriesters en oudsten en biechtte zijn zonde op. Maar ze antwoordden: “Wat gaat dat ons aan? Dat is uw zaak.” Judas smeet zijn zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en verhing zich. 

De allereerste Hemelvaartsdag in de geschiedenis verloopt niet erg feestelijk. De elf overgebleven discipelen keren terug naar de bovenzaal in Jeruzalem, ook wel de Zaal van het Laatste Avondmaal genoemd omdat Jezus daar voor het laatst het brood met hen deelde. Na zijn opstanding is hij meerdere keren verschenen, maar ditmaal is het afscheid definitief. Samen dalen de discipelen, de vrouwen die Jezus volgden en Maria (de moeder van Jezus) en zijn broeders af naar de zaal der herinneringen. Daar volharden ze eenparig in gebed.

Een spiegel van Gods heerlijkheid

Later zal Petrus in zijn eerste brief aandringen op vreugde. “Hoe meer u deel hebt aan Christus’ lijden, des te meer moet u zich verheugen, en des te uitbundiger zal uw vreugde zijn wanneer zijn luister geopenbaard wordt”, houdt hij zijn lezers voor (1 Petrus 4:13-16)

De woorden van Petrus hebben iets contra-intuïtiefs. Als we met lijden worden geconfronteerd, reageren we vaak helemaal anders. Lijden kan je moedeloos maken, kwaad of teleurgesteld. Soms allemaal tegelijk. De schrijver Harry Mulisch stelde dat hij met God nog wel een appeltje te schillen had. Want als God goed is, waarom gebeurt er dan zoveel kwaads in de wereld? En waarom gebeuren er zulke slechte dingen met goede mensen? Waarom laat God het toe, waarom grijpt Hij niet in? Terechte en begrijpelijke vragen.

Een gebod om blij te zijn heeft iets onrealistisch. Toch is het juist de realiteit waarnaar Petrus verwijst: we leven in een gebroken wereld waarin het kwade goede mensen treft. Waarom kreeg Jezus het zo zwaar te verduren? Voornamelijk omdat hij Gods heerlijkheid reflecteerde. Voor zijn vijanden was Jezus als een spiegel waarin ze hun onrecht weerspiegeld zagen. Dat beeld beviel hen niet. De spiegel moest verdwijnen, zodat hun geweten gesust was en ze weer verder konden met hun leven. Ze betichtten hem dus van van alles dat hij niet gedaan had; een stuitend onrechtvaardig vonnis.

Foto door RDNE Stock project op Pexels.com

Christenvervolging in Noord-Korea

Het leven is niet altijd eerlijk. Soms lijden mensen omdat ze het goede doen. Soms verdragen we smaad en schande, juist omdat we iets weerspiegelen van Gods glorie. Noord-Korea is momenteel de aanvoerder van de ranglijst christenvervolging van Open Doors. Afgelopen jaar executeerde het land tientallen gelovigen uit ondergrondse kerken. Ook werden meer dan honderd van hun familieleden naar werkkampen gestuurd. Recentelijk voerde Noord-Korea de zogenaamde anti-reactionary thought-law in, een wet die bepaalt dat het een ernstig strafbaar feit is om christen te zijn of een Bijbel te bezitten. Wie betrapt wordt, riskeert strenge straffen. Martelingen in gevangenissen zijn geen uitzondering en vluchten is nauwelijks een optie. De grens met China wordt alsmaar strenger bewaakt.

Voor veel van onze broeders en zusters wereldwijd is Hemelvaart geen feestdag. Is het niet merkwaardig dat wij in West-Europa een vrije dag krijgen om Hemelvaart te vieren, maar dat bijna niemand nog stilstaat bij de betekenis ervan? Laten wij de vervolgde kerk vandaag niet vergeten.

Volhouden

“Ik bid voor hen”, zegt Jezus in zijn hogepriesterlijk gebed (Joh. 17). “Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij U toebehoren.” Jezus bidt voor zijn volgelingen. Hij pleit voor ons. Niet zodat we alles zullen krijgen wat ons hartje begeert, maar omdat gebed soms onmisbaar is om het vol te houden.

In volhouden ligt onze kracht. Hoe bar de omstandigheden soms ook zijn, God is Eén en al goedheid. En als we in relatie tot Hem leven, als we ons dagelijks voeden met Zijn liefde, als we ons uitstrekken naar de Geest van Pinksteren, dan raken wij ook vervuld van die goedheid. Dan kunnen we juist in deze gebroken wereld een verschil maken; dan kunnen we dingen in positieve zin veranderen door zijn levengevende kracht die in ons werkzaam is. Dat is iets om niet te onderschatten! Door Gods Geest zijn wij in staat om boven onszelf uit te stijgen. Gods Geest maakt dat we steeds meer een spiegelbeeld worden van Zijn liefde en goedheid. Maar wees gewaarschuwd, dat is niet zonder risico. Er zullen mensen zijn die onze ‘vibe’ waarderen en die graag in onze nabijheid zijn, maar er zullen ook mensen zijn die ons wantrouwen of hekelen. Die lelijke trucs bedenken om ons aan het wankelen te brengen en ons aan onszelf te doen twijfelen.

Het leven van miljoenen gelovigen wereldwijd is verre van happy-clappy. Het pad van Jezus is soms een eenzame weg, bezaaid met distels en doornen. Lastig, want verlangen we niet allemaal naar de goedkeuring en erkenning van anderen? We zijn door en door sociale wezens, zo heeft God ons gemaakt. Het doet mensen goed om geliefd en gewaardeerd te worden; dat doet de endorfines stromen en maakt dat we ons gezonder en gelukkiger voelen. Dat is hoe ons brein werkt. Maar het is niet altijd hoe de wereld werkt.

Blijvende glorie

Een rechtvaardige die sterft als een crimineel: het lijdensverhaal van Christus slaat onze droom van een rechtvaardige wereld ruw aan gruzelementen. Zorg dat je niet lijdt omdat je het kwade doet, drukt Petrus ons op het hart, maar verheug je als je lijdt omdat je het goede doet. Waarom? Omdat dat de momenten zijn waarop we het dichtst tot Christus naderen. In zulke situaties ervaren we iets van zijn lijden uit liefde voor de wereld. Dan mogen we beseffen dat we ten diepste met hem verbonden zijn, en dat het niet onze misstappen zijn, maar Gods-glorie-in-ons die maakt dat we verweesd achterblijven.

Verweesd, maar nooit verlaten. Want aan de horizon van ons leven gloort een nieuw begin. Het einde zal vreugde zijn, belooft de Bijbel. Maar geen vreugde die voortkomt uit luxe vakanties, tienduizenden volgers op Instagram, lekker eten, de eeuwige jeugd of de nieuwste Tesla. Het is de vreugde die ontstaat als je je ten diepste verbonden weet met de Eeuwige. De vreugde te weten dat je geliefd en gekend bent, dat God ons niet verlaat. Een diepe vreugde die niet kapot te krijgen is. Ook vandaag klinken Jezus’ woorden vanuit het Johannesevangelie: “Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug.” (14:18) Zijn we bereid dat te geloven?

Foto door Sun Ling Ping op Pexels.com

Dit is de overdenking van zondag 21 mei 2023 (zevende zondag van Pasen, A-jaar) in Protestantse Gemeente Hoek.

Het had je kind kunnen zijn

Raul had mijn kind kunnen zijn. Die gedachte bekruipt je spontaan bij het zien van een foto van de negenjarige Raul. Een blakende jongen die guitig de wereld in kijkt. Als hij een beetje zijn best doet op school, ligt de toekomst aan zijn voeten. Toch? Des te gruwelijker is het verhaal dat de wereld wakker schudde. Op 13 april werd een met stenen verzwaarde sporttas opgevist uit het Gentse Houtdokkanaal. Daarin zat het lichaam van de kleine Raul.

Hij moet hebben voorvoeld welk lot hem wachtte. Bij zijn laatste bezoek aan Roemenië had hij zijn grootouders nog aangeklampt: ’Opa, oma, laat me niet meer teruggaan, want mama zal mij vermoorden.’ Wat doe je dan? Opa en oma stelden de jongen gerust door te zeggen dat het zo’n vaart niet zou lopen. Ze kregen pas argwaan toen ze Raul niet meer aan de telefoon kregen. ‘Hij staat onder de douche’, zei moeder Yoana (30). Of anders sliep hij wel of was hij buiten aan het voetballen.

Raul groeide op bij zijn grootouders totdat Yoana haar zoon kwam halen, naar verluidt om hem een toekomst te geven in een ver land. Wat niemand kon vermoeden, was dat Raul terechtkwam in een wijk waar nog geen hond wil wonen. Tussen het industriële beton rond de Afrikalaan in Gent is verdwijnen een koud kunstje.

Net als ieder ander kind koesterde Raul liefdes, talenten en dromen. Maar het noodzakelijke netwerk om een kind te ondersteunen, te beschermen en te helpen om zich te ontwikkelen, ontbrak. Met alle risico’s van dien.

Teddyberen en bloemen aan de Houtdok herinneren niet alleen aan Raul, ze zijn een wake-upcall voor de samenleving. We moeten verder kijken dan onze neus lang is. Opmerkzaam zijn op subtiele signalen. We moeten zorg, onderwijs en hulpverlening coördineren zodat we een netwerk kunnen creëren rondom ieder kind. 

En laten we in hemelsnaam niet toelaten dat kinderen onder valse voorwendselen van de radar verdwijnen. Privacy is geen excuus. Soms moet je checken, gezinnen opzoeken, navraag doen. Want niemand verdient het te eindigen als wegwerpkind.

Lieve Raul, rust zacht.

Dit is een samenvatting van mijn tweewekelijkse column in het Nederlands Dagblad. Ga naar de opiniepagina om de volledige column te lezen. Geen toegang? Meld je aan en lees gratis vier artikelen per maand.

Eerst geloven, dan zien

Eerst zien, dan geloven. Zo reageert Thomas als de andere elf discipelen hem vertellen dat Jezus in hun midden is verschenen. Een houding die de reputatie van Thomas geen goed heeft gedaan. ‘Ongelovige Thomas’, krijgen de sceptici onder ons soms te horen. In kerken wordt Thomas regelmatig aangehaald als het toonbeeld van ongeloof; als de discipel die voorleeft hoe het niet moet. Maar is dat negatieve imago wel terecht?

Het Johannesevangelie voert ons vandaag mee naar een wonderlijk verhaal. Elf van de twaalf discipelen van Jezus zijn samengekomen in een huis in Jeruzalem, de stad waar Jezus werd gekruisigd en begraven. De deur zit op slot. Na de executie van Jezus zit de schrik er goed in. De discipelen vrezen dat als de joodse autoriteiten hen te pakken zullen krijgen, zij hetzelfde lot zullen ondergaan. Maar dan wordt de dagelijkse gang van zaken plots doorbroken. In hun midden verschijnt niemand minder dan… Jezus. ‘Vrede zij met jullie!’, zegt hij en toont hen de wonden in zijn handen en zij. Hij herhaalt het nog eens, zendt de leerlingen uit en blaast de heilige Geest over hen. (Joh. 20:21)

Tweeling

Een onalledaags gebeuren dat Thomas als enige niet met eigen ogen heeft kunnen zien. Waarom hij er die dag niet bij was, vertelt de tekst ons niet. Het Johannesevangelie geeft wel wat mogelijke aanwijzingen. Toen Jezus naar Judea wilde gaan om de zieke Lazarus te bezoeken, waarschuwden discipelen hem voor het dreigende gevaar van de joodse autoriteiten. Jezus stond erop toch te gaan. ‘Laten ook wij maar met Hem gaan, om samen met Hem te sterven’, stelde Thomas toen voor. (Joh. 11:16) Een paar hoofdstukken later komen we hem opnieuw tegen. Als Jezus bij het laatste avondmaal tegen zijn discipelen zegt dat hij zal gaan om voor hen een plaats te bereiden, antwoordt Thomas: ‘Wij weten niet eens waar U naartoe gaat Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ (Joh. 14:5)

Thomas was dan niet zo prominent aanwezig als andere apostelen, hij was zeer toegewijd. Simon Petrus zei dat hij zijn leven voor Jezus wilde geven, maar dat waren slechts loze woorden. Thomas was daar écht toe bereid. (Joh. 13:38) En toen Jezus aankondigde dat hij zijn discipelen zou verlaten, was het Thomas die vreesde dat hij de weg naar Jezus niet zou kunnen terugvinden. De naam ‘Thomas’ is afgeleid van het Aramese woord ‘toma’, wat ‘tweeling’ betekent. Toeval of symboliseert die naam zijn symbiotische band met Jezus? Het is geenszins ondenkbaar dat Thomas zich in stilte had teruggetrokken om te rouwen. En dan komen zijn vrienden aanzetten met zo’n sterk verhaal: ‘We hebben de Heer gezien!’

Vandaag spreken we lichtvaardig over de ongelovige Thomas. Maar in het huidige informatietijdperk zijn fakenews en desinformatie overal. Wil je niet in een filterbubbel belanden, dan is het wel zo handig om informatie even te toetsen. Hoe zouden wij reageren als we hoorden dat een overleden leraar uit de dood is opgestaan? Dan krab je je toch even achter de oren. Je vraagt je misschien af wat die elf leerlingen gebruikt hebben, daar met zijn allen in die kamer met de deur op slot. Is het verdriet hen soms naar het hoofd gestegen?

Eerst toetsen

Thomas had dus kunnen zeggen: ‘Wat een onzin, ik geloof er geen woord van!’ Maar hij blijft beleefd. ‘Alleen als ik de wonden van zijn spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ (Joh. 20:25) Ik geef je het voordeel van de twijfel, zegt hij daarmee. Maar ik neem het pas voor waarheid aan als ik alles zelf heb kunnen toetsen.

Dat is Thomas ten voeten uit: eerst zien, dan geloven. Het is zeker geen unieke houding in de Bijbel. We zien die ook bij Noach in Genesis als hij na de watervloed toetst of de aarde droog is. Eerst stuurt hij een raaf uit die terugkeert. Vervolgens een duif die een olijftakje meebrengt als teken dat de bomen weer groeien. Zeven dagen later stuurt Noach opnieuw een duif uit, die niet terugkeert omdat ze vaste grond heeft gevonden. Maar voor Noach is dat nog altijd niet voldoende bewijs. Pas als hij het dak heeft geopend en met eigen ogen land heeft gezien, opent hij de ark. (Gen. 8-6-16)

Eerst zien dan geloven: soms is dat zo slecht nog niet. Jezus neemt Thomas dan ook niets kwalijk. Hij komt een week later gewoon terug, op een moment dat Thomas er wel bij is. De beginsituatie is exact dezelfde – de discipelen zijn samen in het huis in Jeruzalem, alle deuren zijn op slot. Opnieuw verschijnt Jezus temidden van de discipelen en zegt: ‘Vrede zij met jullie!’ (Joh. 20:26) Maar dan richt Jezus zich specifiek tot Thomas en geeft hem de bewijzen die hij nodig heeft. ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof!’ Pas als Thomas de wonden van Jezus met eigen ogen ziet, dan roept hij het uit: ‘Mijn Heer, mijn God!’ (Joh. 20:27-28)

Gedeeld visioen

Eerst zien, dan geloven. Jezus is bereid daar ver in mee te gaan en Thomas de bewijzen te leveren die hij nodig heeft om te kunnen geloven. Maar vervolgens daagt hij zijn discipelen wel uit om een stapje verder te gaan: ‘Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ (Joh. 20:29) Dat is ook een uitdaging aan ons vandaag. En niet altijd een gemakkelijke.

Oorlogen, volkeren die tegen elkaar opstaan, ziekte, stukgelopen relaties, eenzaamheid: de zichtbare werkelijkheid lijkt zo vaak strijdig met Gods goedheid. De apostel Petrus roept dan ook op tot een gezond realisme. ‘Een korte tijd moet u tot uw verdriet nog allerlei beproevingen verduren’, waarschuwt hij in zijn eerste brief. (1 Petrus 1:6) De gebrokenheid van deze wereld is reëel en we ervaren er allemaal de scherven van. Soms kunnen die zelfs lelijk snijden en dan voelen we de pijn.

Eerst zien, dan geloven: hoe vaak is dat in deze wereld niet nodig om jezelf te beschermen? Toch daagt Jezus ons uit om het andersom te doen: eerst geloven en dan zien. Dat is geen pleidooi voor naïviteit, maar een uitnodiging om op een andere manier naar de werkelijkheid te kijken. Om voorbij het zichtbare te kijken en ons te richten op dat wat nog niet zichtbaar is. Mee te stappen in het gedeelde visioen van een betere wereld en die in ons spreken, handelen en wandelen al gestalte te geven. Soms moet je eerst geloven om te kunnen zien.

Voor de één is dat gemakkelijker dan voor de ander. Thomas spiegelt ons voor dat geloven geen gebod is, maar dat je gerust mag twijfelen en om zichtbare tekenen mag vragen. ‘Mijn Heer en mijn God!’, roept hij uit bij de aanblik van Jezus’ wonden. Nu pas beseft Thomas dat zijn vrienden zich niet hebben getroost met een illusie. Zijn ogen worden geopend en plots overziet hij het grotere visioen. Verdriet en verslagenheid maken plaats voor hoop. De dood heeft niet het laatste woord gekregen; voorbij de horizon van deze gebroken wereld gloort een nieuw begin. In Thomas’ hart ontspringt een bron van vreugde. Want nu weet ook hij: Christus is niet dood. Hij leeft en al wie gelooft zal met hem leven!

Foto door Julian Jagtenberg op Pexels.com

Dit is de overdenking van zondag 16 april (Quasi Modo Geniti, tweede zondag van Pasen A-jaar) in de Protestantse Kerk van Leuven.

De kracht van Pasen

Jezus is waarlijk opgestaan! Dat is de boodschap van Pasen. Vandaag komen overal ter wereld christenen samen om het grote geheim van het christelijk geloof te vieren, namelijk dat Christus verrezen is. Het Paasfeest inspireert ons om te geloven dat het kwaad en de dood in de wereld niet het laatste woord zullen krijgen. Grote woorden. Woorden die in onze gebroken wereld misschien te groot lijken, als een oversized jas die niet past.

De meeste mensen brengen het Paasfeest graag door in gezondheid en geluk, omringd door familieleden en vrienden. Helaas is dat niet voor iedereen de realiteit. Ook vandaag brengen honderden mensen het Paasfeest door op plaatsen waar ze liever niet zouden zijn: in ziekenhuizen, gevangenissen, rusthuizen of instellingen. Plaatsen waar lijden en dood aan de orde van de dag zijn. Je tv afstemmen op het nieuws brengt dan al evenmin perspectief: oorlogen, conflicten, klimaatverandering en honger. Logisch dat je je afvraagt: hoezo heeft de dood geen macht meer? Waaruit blijkt dat het kwaad is overwonnen? Wat geloven en bidden we eigenlijk, als we zingen en belijden dat Christus is opgestaan?

Klein geheim

Het Johannesevangelie (20:1-9) voert ons mee naar een vroege ochtend in Jeruzalem. Nog voor zonsopgang brengt Maria van Magdala een bezoek aan het graf van Jezus. Tot haar verbazing treft ze het leeg aan; de steen is weggerold. Het Johannesevangelie spreekt niet op machtige toon, maar eigenlijk heel klein over de opstanding. Alsof het een geheim is waar je gemakkelijk aan voorbij zou gaan.

Het mag dan ook geen wonder heten dat niet iedereen meteen overtuigd is. Maria van Magdala constateert dat Jezus uit het graf is weggehaald en ze stelt Simon Petrus en een “geliefde leerling” van Jezus op de hoogte. Die gaan vervolgens poolshoogte nemen. De leerling ziet de zwachtels liggen maar gaat niet binnen. Simon Petrus ziet ze ook liggen, maar gaat wel binnen. Daar valt hem op dat de zweetdoek die Jezus’ hoofd bedekt heeft, niet bij de windsels ligt, maar opgerold op een andere plaats. Alsof iemand rustig de tijd heeft genomen om de doek netjes op te rollen. Het lijkt allemaal zo alledaags dat niemand direct aan een wonder denkt.

Vandaag spreken we over de verijzenis in grote woorden. Maar als Jezus op de derde dag verschijnt, lijkt dat niet direct een groot wonder. Geen grootse manifestatie, geen spektakel met wonderen en teken voor het oog van de hele wereld. Integendeel, Jezus kiest ervoor om zich in besloten kring bekend te maken. Maar dat kleine geheim, misschien is dat juist wel waar het om draait.

Zien en geloven

Het Johannesevangelie vertelt dat de leerling die als tweede het graf binnengaat, “zag en geloofde.” Deze leerling ziet dat het graf leeg is; de steen is weggerold, de windsels liggen los en de zweetdoek is opgerold. Je kunt dan naar allerlei verklaringen zoeken, maar hij herinnert zich Jezus woorden. En op dat moment gebeurt er iets wonderlijks. In het hart van deze leerling ontspringt een vreugde: Jezus leeft, Hij is verrezen en heeft de dood overwonnen!

De leerling gelooft. Want hij ziet niet slechts wat voor ogen is; hij is bereid om verder te kijken. Om het wonder van Gods beloften te zien. Die bereidheid om in zelfs de kleinste alledaagse dingen het wonder te zien, dat is geloven. Geloof heeft soms iets van een teer en kwetsbaar bloemetje. Soms worden we zo in beslag genomen door onze zorgen en dagelijkse beslommeringen, dat het moeilijk is om verder te kijken en het grotere plaatje te zien. En toch: dat Pasen gelijk valt met de lente, kan geen toeval zijn. De vogels beginnen te fluiten, uit de kleinste zaadjes komt krachtig leven voort. De hele schepping ademt Gods opstandingskracht.

Sta op en leef!

Zoals rondom ons het leven verrijst, zo mogen wij vandaag vieren dat Jezus Christus uit de dood is opgestaan en dat wij deel hebben aan Gods opstandingskracht. God is zo groot dat zelfs onze grootste woorden Hem niet kunnen beschrijven, en toch is Hij in Zijn onmetelijke liefde naar ons toegekomen! In de gedaante van Jezus is de eeuwige God ons voorgegaan, en wandelend in Zijn voetsporen mogen ook wij telkens opnieuw opstaan. Zelfs al is de wereld nog zo donker, zelfs al lijden we onrecht en pijn, zelfs al maken we duizend fouten en houden de windsels van het bestaan ons gevangen. Dat alles doet niets af aan de kracht van Pasen.

Dit is de dag om grote woorden te spreken. Dit is de dag om tegen elkaar te zeggen: “Jezus Christus is waarlijk opgestaan!” Want Gods overweldigende liefde is het geheim van ons geloof. Een liefde, krachtig genoeg om de dood te overwinnen. Vandaag spreekt Jezus ons aan als zijn beminde leerlingen. Wees niet bevreesd. Geloof. Vertrouw. Sta op. En leef!

Deze overdenking werd geschreven voor de Paasviering van zondag 9 april 2023 in ziekenhuis AZ Monica in Deurne.

Foto door EUGENIO BARBOZA op Pexels.com

Palmpasen: een koninklijk feest

Deze zondag is het Palmpasen. In het ziekenhuis waar ik werk, worden elke vrijdag voor Palmzondag manden met gewijde palmtakken klaargezet. Eigenlijk zijn het buxustakjes, want in het koude België is nu eenmaal geen palmboom te vinden. Sommige mensen nemen een takje mee naar huis, anderen plakken er één op hun computerscherm. Zeker als je ziek bent, kan zo’n groen twijgje een teken van hoop zijn. Maar wat is nu de werkelijke betekenis van de palmtak?

Het palmtakje herinnert aan de intocht van Jezus. In het Mattheüsevangelie lezen we hoe Jezus de stad Jeruzalem binnenrijdt op de rug van een ezel. Niet omdat hij vermoeid is, maar om een messiaanse profetie in vervulling te doen gaan. Inwoners die Jezus op een ezelsveulen de stad zien binnenrijden, worden herinnerd aan de woorden van de profeet Zacharia: “Verheug u zeer, dochter van Zion! Juich, dochter van Zion! Zie, uw koning zal tot u komen, rechtvaardig, en hij is een heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin.” (Zach. 9:10)

Ezel als herkenningsteken

De ezel is dus een herkenningsteken. Zo’n vijfhonderd jaar voor de intocht van Jezus in Jeruzalem schetste de profeet Zacharia het beeld van een messiaanse koning die op een ezelsveulen komt aanrijden. Voor een hoogwaardigheidsbekleder is dat een wat atypische profielschets, maar misschien zijn die woorden van Zacharia juist daarom wel bij het volk blijven hangen.

Laten we nu een kleine vergelijking maken met het heden. Stel dat koning Filip deze zondag Mechelen komt binnenrijden. Dankzij de kranten weten we dat de koninklijke familie verzot is op Jaguar Land Rover, en dat het bedrijf hofleverancier is. Vorig jaar kocht koning Filip nog een mosterdgele plug-in hybride. Willen we de intocht van de koning tijdig opmerken, dan is Land Rover een duidelijk herkenningsteken. Maar wat als koning Filip in een tweedehands Seat Ibiza de stad komt binnenrijden?

Toch is dat ongeveer wat Jezus doet. Hij wordt aangekondigd als een koning, maar gedraagt zich niet zoals je dat van een vorst zou verwachten. Jezus berijdt geen strijdwagen of strijdros, maar komt Jeruzalem binnen op een geleend ezeltje. Een ezel is een lastdier, benadrukt Mattheüs (21:1-11), en Jezus kiest ook nog eens het kleinste model uit met de minste pk. Maar niets is wat het lijkt, want die nederige verschijning is omgekeerd evenredig aan zijn autoriteit. “De strijdboog zal weggenomen worden, de koning zal vrede aankondigen aan de heldenvolken. Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot aan de einden der aarde”, klinkt het in Zacharia. (9:10)

Lijdende dienstknecht

Er is nog een tweede herkenningsteken. Dat vinden we bij de profeet Jesaja, die op meerdere plaatsen een profiel schetst van de lijdende dienstknecht van de HEER. “God de Heer heeft tot mij gesproken en ik ben niet teruggedeinsd”, schrijft de profeet. “Mijn rug bood ik aan aan wie mij sloegen, mijn wangen aan wie mijn baard uitrukten, en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en mij bespuwden. God de Heer zal mij helpen: daarom zal ik niet beschaamd staan en zal ik geen spier vertrekken. Ja, ik weet dat ik niet te schande zal worden.” (Jes. 50:4-7)

In dat profiel van de dienstknecht die lijden moet doorstaan om zijn missie te vervullen, herkennen we het het gezicht van Christus. Het beeld van Jezus die rijdend op een ezeltje Jeruzalem binnenkomt mag dan iets romantisch hebben; het lot dat hem daar wacht is allesbehalve dat. Jezus zal de stad alleen nog verlaten om buiten de muren van Jeruzalem te worden gekruisigd. De mantels die tijdens zijn intocht voor hem worden afgelegd zijn niets vergeleken bij de prijs die hij uiteindelijk zal betalen: Jezus legt alles af. Zijn onderkleed waar om wordt gedobbeld, maar ook zijn macht, majesteit en heerlijkheid. De weg die Jezus gaat is die van volledige overgave. Hij is bereid om zichzelf volkomen te verliezen uit liefde voor God en voor de mensheid.

Koning der koningen

De wereld kent vele koningen, maar welke machthebber zou bereid zijn om zover te gaan? Die radicale dienstbaarheid aan God en aan de wereld weerspiegelt het hart van de ware Koning. Dat is waarom Jezus in het Bijbelboek Openbaringen (19:6) ‘koning der koningen’ wordt genoemd. Zijn heerschappij overtreft de heersers van deze wereld, zelfs al hebben ze de mooiste paarden en de meest indrukwekkende strijdwagens.

Dat kleine ezeltje is dus een statement. Als de dochters en zonen van Zion dat teken zien, herkennen ze hun rechtvaardige koning en heiland. En dan roepen ze het uit: “Hosanna! Zoon van David, gezegend hij die komt in de naam van de Heer!” Ze bedekken de weg waarover de Koning hen tegemoetkomt met hun jassen, werpen twijgjes op de grond en zwaaien hem toe met palmtakken (Joh. 12:12-13). Die palmtakken zijn het symbool van hulde en overwinning.

Plaats van vrede

Daarmee zijn we aangeland bij de betekenis van Palmpasen. Palmtakken en buxustakjes herinneren aan de komst van de Koning. Zouden wij hem nog herkennen als hij ons vandaag tegemoet kwam? Of worden we zo in beslag genomen door de macht en rijkdommen van deze wereld dat we hem niet opmerken? Jeruzalem (ירושלים) betekent ‘plaats van vrede’. Mogen onze harten plaatsen zijn van vrede waar we de Vredevorst telkens opnieuw verwelkomen.

Gelukkig is hij of zij die kan zeggen: “Gezegend hij die komt in de naam van de Heer!”

(Psalm 118:26, Matt. 21:9 e.a.)

Dit is de overdenking van 2 april 2023 op Palmzondag in de protestantse kerk William Tyndale-Silo in Mechelen.

Opstandingskracht

De veertigdagentijd neemt ons mee op reis van dood naar leven, van verlies naar herstel, van duisternis naar licht. Vandaag dagen de profeet Ezechiël, de apostel Paulus en Jezus ons uit om verder te kijken dan de wereld die voor ogen is.

Als de profeet Ezechiël ongeveer dertig jaar oud is, krijgt hij een wonderlijk visioen. God toont hem een dal vol dorre doodsbeenderen, en vraagt: “Kunnen deze beenderen weer tot leven komen?” (37:3) Wetenschappelijk gezien is dat wat lastig, want er zijn drie categorieën van materie: levend, dood of levenloos. Ons lichaam valt in categorie nummer één. Het is een levend organisme waarin alle onderdelen vernuftig samenwerken. Pas als de levensgeest eruit verdwenen is, veranderen botten in dode materie.

Maar nu stelt God aan Ezechiël die lastige vraag. Hij vraagt of het ook andersom kan; of dode materie tot leven kan komen. “U zegt het, Heer”, antwoordt Ezechiël. Vervolgens krijgt hij de opdracht om over de beenderen te profeteren en woorden van leven uit te spreken. Terwijl Ezechiël dat doet, gebeurt het ondenkbare. Botten en pezen rijgen aaneen en bekleden zich met huid. Dode materie vormt zich om tot een levend organisme.

De opstanding van Lazarus

Het thema van Ezechiëls visioen, de overwinning van het leven over de dood, komt ook terug in het verhaal over de opstanding van Lazarus. Maria en Martha, twee zussen uit Betanië, sturen een bericht naar Jezus. “Kom snel”, dringen ze aan, “want onze broer Lazarus is erg ziek.” Maar Jezus lijkt geen haast te hebben. “Deze ziekte leidt niet tot de dood”, stelt Hij de zussen gerust, “maar wel tot de eer van God.” Vervolgens blijft Hij nog twee dagen weg. Pas als zijn vriend al vier dagen in het graf ligt, komt Jezus een keertje opdagen.

We kunnen ons voorstellen dat niet iedereen staat te juichen. “Waarom ben je niet eerder gekomen, dan zou onze broer nu niet gestorven zijn”, vragen Martha en Maria. Weer anderen merken op: “Als Hij de ogen van blinden heeft geopend, waarom kon Hij dan Lazarus niet genezen?”

De NBV21 meldt tot tweemaal toe dat Jezus geërgerd is. Irriteert het hem mensen vraagtekens bij zijn optreden beginnen te plaatsen? In de Griekse grondtekst vinden we het woord etaraxen. Dat betekent zoveel als: “He troubled Himself.” Jezus is dus innerlijk beroerd. Het verlies van zijn vriend laat hem niet onbetuigd, de tekst vermeldt dat hij tot tranen bewogen werd. Het verhaal blijft wat ambigu; het laat vragen open. Als Jezus van tevoren wist dat dit moest gebeuren en daarom later kwam, waarom huilt hij nu dan? Maar misschien tekent juist die ambiguïteit onze omgang met de dood. Hoop en rouw, ze gaan dikwijls hand in hand. Dan staat Jezus op en vraagt: “Waar hebben jullie hem neergelegd?” “Daar”, wijzen zijn volgelingen. In een spelonk even verderop is een steen gerold. “Haal die steen maar weg”, zegt Jezus.

Martha waarschuwt nog dat het niet echt prettig ruikt als je een graf opent waar iemand al vier dagen in ligt. Maar Jezus zegt: “Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?” Dan roept Hij: “Lazarus, kom naar buiten!” En wie stapt daar vervolgens naar buiten? Lazarus, nog in doeken gewikkeld. Alsof hij alleen maar diep heeft liggen slapen. Net als in Ezechiël verhaalt ook deze tekst over een dood die niet het einde is, maar een nieuw begin.

Dode bomen

Als twintiger werkte ik bij Vluchtelingenwerk Utrecht. Een van onze cliënten was meneer Mohamed uit Somalië. Hoewel we ons uiterste best deden om hem bij zijn integratie te begeleiden, kwam hij zelden opdagen. Toen hij opnieuw een afspraak had gemist, besloot ik hem te bellen. Meneer Mohamed reageerde als door een wesp gestoken. “Wat is dat toch met jullie? Willen jullie mij dood hebben of zo? Weet je wel hoe koud het is?” Zijn verwarming stond op 26 graden en nog altijd zat hij te vernikkelen onder een dekentje, klaagde hij. “Wat is dit voor belachelijk land? De zon schijnt nooit, de zee is grijs en alle bomen zijn dood!”

Voor meneer Mohamed was de Hollandse winter een dal vol dode bomen, niet de moeite waard om je bed voor uit te komen. Maar de pijn zat dieper dan een grijze zee of dode bomen. Meneer Mohamed miste zijn vaderland. Wie ziet er graag dingen sterven? Zelfs Jezus toonde verdriet toen Hij een dierbare verloor. Hij ging zelfs zover dat het schijnbaar onmogelijke wilde doen om Lazarus terug te halen. Als meneer Mohamed Somalië had kunnen terughalen, had hij dat ook gedaan.

De betekenis van het verhaal van Lazarus wordt vaak afgedaan met: “Je moet geloof hebben”, maar dat is wat kort door de bocht. We zijn geroepen, maar niet om een big smile op te zetten, onze gevoelens weg te duwen en met religieuze oneliners te gaan smijten. Soms gaan we door dorre dalen, en dan mag ons verdriet er zijn.

Foto door Simon Berger op Pexels.com

Zie, Ik maak iets nieuws

Jezus en Ezechiël ontkennen de gebroken werkelijkheid niet, maar ze roepen wel op om verder te kijken. Je mag verdriet hebben om verlies, maar tegelijk mag je je ogen richten naar de horizon. “Let op, Ik ga nieuwe dingen doen! Nu gaan die beginnen! Let goed op! Ik zal een weg maken in de woestijn. Ik zal rivieren maken in de wildernis”, zegt de profeet Jesaja tegen het volk Israël (43:19)

Meneer Mohamed zag alleen dode bomen, want hij kon zich niet verbeelden dat er binnen in die dorre stam en takken allerlei processen op gang aan het komen waren. Waarom merken we het pas veel te laat als er iets nieuws ontspruit? Het probleem is dat we vaak gefocust zijn op de dingen die we kunnen zien. We voelen misschien de voorweeën wel – er veranderen dingen, we raken oude zekerheden kwijt – maar we hebben nog altijd geen idee van wat er geboren gaat worden.

De ontluikende lente voert mij altijd terug naar het voorjaar van 2004. Na weken op de intensive care en in een stille kamer te hebben gelegen, werd ik in een rolstoel door de ziekenhuistuin werd gereden. De wereld bleek intussen veranderd. Het was lente geworden! Voor het eerst ervoer ik de overweldigende kracht van de natuur. Niet één vogel in de lucht, maar tientallen. Niet enkele blaadjes aan de bomen, maar honderden. “Ik wil ook zo leven”, nam ik me voor. “Zo overvloedig, intens en vol overtuiging.”

Sterker dan de dood is het leven. Dat zinnetje is sindsdien een levende realiteit geworden. Zoals de natuur elk jaar opnieuw uit haar schijnbare dood verrijst, zo krachtig kan Gods Geest ook ons vernieuwen – van binnenuit. In Johannes 11:25-26 zegt Jezus: “Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft.”

Real life to the max

Opstanding, dat klinkt als een groot verhaal. Maar opstandingskracht begint vaak klein; als een mosterdzaadje. Telkens als we woorden van geloof spreken, visioenen ontwikkelen en keuzes maken, geven we dat zaadje water. En op een dag kan het zomaar zijn uitgegroeid tot een grote boom.

Welke opstandingskracht heb jij vandaag nodig? Misschien sleep je je al jaren met tegenzin naar je werk of zeg je ja tegen dingen die je eigenlijk niet wilt. Misschien sta je altijd voor anderen klaar maar vergeet je voor jezelf te zorgen. Of wie weet worstel je al jaren met negatieve gedachtepatronen.

Met Pasen vieren we dat Jezus Christus is opgestaan. Dat de dood niet het laatste woord krijgt, maar dat de kracht van Gods liefde overwint en leven geeft. Zo wil God ook ons tot leven wekken. En dat is geen kwijnend leven, maar real life to the max. Geen zuinig straaltje kraanwater maar een uitbundige fontein van levend water, sprankelend en fris. “Zie, Ik maak alle dingen nieuw.” Dat is ook de boodschap voor ons vandaag.

Laten we opstaan, het stof van onze voeten kloppen en een groter visioen omarmen. De dood is niet het einde; zelfs in dorre takken en woeste leegten gloort een nieuw begin.

Dit is de tekst van de preek van 26 maart 2023 voor de protestantse kerk van Leuven (VPKB) door drs. Kelly Keasberry.

Foto door Anna Shvets op Pexels.com

Omgaan met jaloezie: vier inzichten

Jaloezie en rivaliteit: we praten er misschien niet graag over. Toch valt er nauwelijks aan te ontkomen, want vrijwel overal waar mensen samenleven en samenwerken duikt het groene monster de kop op. Hoe voorkom je dat het relaties verziekt? Vier dingen die ik leerde over jaloezie.

Lange tijd was ik ervan overtuigd dat ik een probleem had, namelijk de jaloezie van anderen. Dat was niet helemaal uit de lucht gegrepen. Al jong was ik getuige van de gevolgen van afgunst tussen familieleden. Toen ik eenmaal volwassen was, werd ik zelf meermaals het slachtoffer van de jaloezie en rivaliteit van anderen. Schoolgenoten werden stalkers en pesters, een vriendin veranderde in een vijand, collega’s in concurrenten.

Sluipend gif

Mijn ervaringen maakten dat ik een antenne ontwikkelde voor de signalen van jaloezie bij anderen. Als ik ze maar op tijd kon herkennen, dacht ik, dan kan ik het groene monster misschien counteren. Maar jaloezie en afgunst laten zich moeilijk voorspellen, laat staan afwenden. Ze gedragen zich als een sluipend gif dat relaties of samenwerkingsverbanden verziekt. We merken het vaak op als het te laat is en als er al flinke schade is aangericht.

Lange tijd was ik vooral gericht op de jaloezie in anderen. Totdat ik op een avond gedesillusioneerd in de kapel naast mijn huis ging zitten en vroeg: “Heer, leer me toch omgaan met jaloezie, en voorkom dat het mijn vreugde wegneemt en dat alles stukloopt.”

Vanaf dat gebed begon er iets te veranderen. In plaats van me bewust te zijn van tekenen van jaloezie in mijn omgeving, begon ik me geleidelijk bewust te worden van mijn eigen innerlijke groene monster. Zonnige vakantiebestemmingen op sociale media, perfecte interieurs, mensen die schijnbaar rimpelloze levens leidden: ze brachten een steek teweeg. Het groene monster bleek niet alleen in anderen te zitten, maar ook in mij.

Vier lessen die ik leerde:

1. Luister naar je jaloezie

Gevoelens van jaloezie zijn niet per se destructief. Als we ze serieus nemen, kunnen ze ons veel over onszelf leren. Waarom voelen we een steek van jaloezie als iemand iets bijzonders heeft bereikt? Mogelijk houdt die ander ons een spiegel voor. Herkennen we daarin misschien iets waar we stiekem ook zelf van dromen? Een gemiste kans of onvervulde behoefte? Dan is dit de tijd om naar dat innerlijke stemmetje te luisteren. Misschien heb je bepaalde dingen voor jezelf niet voor mogelijk gehouden, maar kunnen kleine aanpassingen in je leven er toch voor zorgen dat dat doel stapsgewijs bereikbaar wordt. Jaloezie kan soms zelfs de aanzet zijn tot verandering.

2. Begrijp en steun de ander

Gevoelens van jaloezie zijn meestal gebaseerd op projectie. Hoewel jaloerse mensen vaak geneigd zijn de ander als de aanleiding te zien, worstelen ze met een innerlijk conflict. Het is belangrijk om dat te begrijpen. Op deze aardbol lopen miljarden mensen rond met de mooiste dromen en talenten, maar niet iedereen krijgt de kans of heeft de moed om die te volgen. Veel mensen raken verwikkeld in de waan van de dag. Als een ander wel zijn dromen volgt, kan dat confronterend zijn. Als je zelf je studie voortijdig hebt afgebroken, maar een vroegere studiegenoot tegenkomt die het ver geschopt heeft, werkt dat als een spiegel waarin je je eigen gemiste dromen en kansen ziet. Jaloerse medemensen zijn geen haters, maar mensen met pijn. Als we dat goed begrijpen, kunnen we reageren met erkenning, begrip, geduld en liefde. Misschien kun je zelfs meer dan een spiegel zijn, maar een gids.

3. Wees geen heilig boontje

Een derde les die ik leerde, is dat geestelijke groei niet zoiets is als een streven naar volmaaktheid, waarbij je immuun wordt voor allerlei lastige gevoelens. Zelfs de grootste meesters in de geschiedenis zoals Jezus en Mozes, maar ook Mahatma Gandhi, Martin Luther King of de Dalai Lama maakten deze gevoelens door. Het omgaan met emoties als jaloezie, afgunst en rivaliteit is inherent aan het leven op aarde; niemand gaat volledig vrijuit. De kunst is dan ook niet om die gevoelens te ontkennen maar om ze te herkennen en er vervolgens iets goeds mee te doen.

4. Focus op verbinding

Een vierde inzicht tot slot, is om altijd uit te gaan van het grotere plaatje: de verbinding met anderen. In een individualistische wereld van winnaars en verliezers leren mensen al jong dat ze met anderen moeten concurreren, omdat er maar één de beste kan zijn. “Onvolkomen is ons kennen en onvolmaakt is ons profeteren”, schreef de apostel Paulus echter aan de gemeenschap in Korinthe (1 Kor. 13:9) De grote uitdaging die vandaag voor ons ligt, is om een meer holistische denkwijze te omarmen. Niemand is geroepen om op zichzelf een eiland te zijn, want allemaal bezitten we maar een klein stukje van de waarheid en van de totale menselijke capaciteit van onze planeet. Maar als we bereid zijn de krachten te bundelen, kunnen we onszelf overstijgen en samen iets groots en moois tot stand brengen.

Foto door Darrel Und op Pexels.com

Van draaikont tot ballerina

De zevenjarige Gillian kon geen moment stilzitten. De mensen in haar omgeving noemden haar spottend “Wriggle Bottom” (draaikont). Concentreren leverde Gillian ook problemen op; liever staarde ze dromerig voor zich uit of keek ze naar buiten.

Haar onaangepaste gedrag maakte dat Gillian in de klas vaak straf kreeg. Als de leerkrachten hun beklag deden bij haar ouders, kreeg Gillian ook thuis op haar donder. Totdat ze uiteindelijk zelf begon te geloven dat er iets mis met haar was. De diagnose AD(H)D bestond in de jaren 1930 nog niet.

Danseres

Op advies van de school nam haar moeder het meisje mee naar de dokter, want mogelijk ze een leerstoornis. Bij de dokter gebeurde er iets bijzonders. Nadat Gillians moeder aan de dokter haar bezorgdheid had uitgelegd over Gillians storende gedrag, verlieten beiden de spreekkamer om onder vier ogen te praten. In het kantoor stond een kleine radio. Voordat hij het vertrek verliet, zette de dokter die aan. Kleurrijke klanken vulden de ruimte.

In de gang waren mevrouw Lynne en de dokter druk in een gesprek verwikkeld. Toen wierp de dokter een blik in de spreekruimte. “Kijk eens”, ze hij, en wees naar een glazen venster. Gillian, in vervoeging geraakt door de muziek, danste door de kamer. Vrijer, mooier en gelukkiger dan mevrouw Lynne haar ooit had gezien.

De dokter wendde zich tot mevrouw Lynne en zei: “Er is niets mis met uw dochter. Ze is een danseres.” Gillian en haar moeder verlieten de praktijk niet met een diagnose, maar met het advies om haar in te schrijven op de dansschool. Over die school zou Gillian later zeggen: “Iedereen daar was net als ik! Wij moeten bewegen om te kunnen denken.”

Het advies van de opmerkzame arts was het begin van een prachtige carrière bij het Royal Ballet. Gillian studeerde af aan de Royal Ballet School en ontmoette Andrew Lloyd Webber. Ze zou uiteindelijk geschiedenis schrijven als danseres, ballerina, choreografe en tv-producent.

Omarm de zwarte schapen

Gillian Lynne (1926-2018) bracht miljoenen mensen vreugde. Ze is verantwoordelijk voor enkele van de meest succesvolle theaterproducties uit de geschiedenis, zoals ‘Cats’ en ‘Phantom of the Opera.’ Haar onuitputtelijke energie en verbeeldingskracht bleken uiteindelijk een bron van gratie, schoonheid en succes.

Gillian Lynne

Ook vandaag heeft Gillians verhaal de wereld een belangrijke les te leren. Omarm mensen die anders zijn, de zwarte schapen die niet in de pas lopen. Want juist buiten de gebaande wegen wachten de meest wonderlijke werelden om te worden ontdekt. De buitenbeentjes van vandaag kunnen de innovators zijn van morgen. Zij kunnen ons helpen om nieuwe werelden te zien, te ontdekken en vorm te geven.

Mocht je zelf een paradijsvogel zijn: ga niet uit van wat je ontbreekt, maar van wie je bent. Deze wereld snakt naar schoonheid, liefde en kleur, het is een kunst om die samen te creëren.

Alles draait om de liefde en de nabijheid van anderen. Veel mensen ontdekken dat te laat – Nederlands Dagblad. De kwaliteitskrant van christelijk Nederland

‘Iedereen wil oud worden, maar niemand wil het zijn.’ Treffender had Youp van ’t Hek het niet kunnen verwoorden. Als ziekenhuispastor gaat er geen dag voorbij zonder dat je met vergankelijkheid wordt geconfronteerd. De dood heeft lak aan menselijke agenda’s, hij komt meestal op momenten dat het niet schikt. Zoals maandag. Juist als ik naar huis wil gaan, rinkelt de telefoon. Een spoedgeval. Een 86-jarige man staat op het punt om te worden gesedeerd. ‘De familie is al op weg naar het ziekenhuis’, hoor ik een collega zeggen. ‘Misschien kun je hen toch nog even opvangen.’
— Lees op www.nd.nl/opinie/columns/1166902/alles-draait-om-de-liefde-en-de-nabijheid-van-anderen-veel-me